l e y d s c ii e maandag. u n a n re KEI IT ES ITER; o' ee» Apé T. ÏA AI ?ERNA lANl, h. «:t 3F U B L E. r an» %ti'rgemeestbr en WETHOUDERS der STAD LEVDEN, waarschuwen by ^zen •een ieder wien het zoude mogen aanraari, dat ingevolge de bestaande wetten, op Binn± aanstaande Kermis, geene HoroskooptreUkersPlaneetlezers DobbelaarsRjfélaars r \raati°rdenof diergelijke schadelijke spelen zullen worden 'toegelatenen dat onder loorwendsel of schijn van iets te vercoohen als anderzins. gcene bedelaarsverminkte of 'vbrekkige personen alhiet zullen worden gedoogd, maar dadelijk door de Aaenren der l Slgetfolicie üpgtvac, ten einde omtrent dezelve naar bevind van zaken zoude kunnen worden Is hpihandeld. Terwijl wij-Iers aan allen die in de termen der wet op het Pacent-regc gallen, bij deze nadrukkelijk wordt herinnerd, dar zij niet zullen worden toegelatenren gS lij van een behdöflijk Patent voorzien, waaruit tevens blijkt dat liet drensvolgens door elÉngstjun verschuldigde legt is betaald, Dat eindelijk, niemand, gedurende deze Kennis ewjjzenet iets zal mogen voorstaan, op de straten Vertoónenof daarmede rondgaan, zonder Die daartoe niet alleen liet vereisclite consent verkregen te hebben maar ook het deswegens /erschuldigde marktgeld aan den Marktmeester te hebben betaald, Wordende den lieer ïirecteur en Commissarissen van Policie bij deze gequaüliceerdom voor de executie te zorgen, cwyzenet ie Die djiaartoe en wi'«rschl d Hfe omst; zij mk ijken cl in hst: en vu Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H, H, Burgemeester en Wethouders der Stad Ley den 'op den 22, Mei 1843. DU RIE U. Ter ordonnantie van dezelve, V. 1' UT TRA MM ER. KENNISGEVING. l onze: BURGEMEESTER en WETHOUDERS der STAD LEYDEN gelet hebbende op MAI^n Wet van den 24. April 1843 Staatsblad Nö. 16), tot aanvulling en wijziging der 'MAlr*ttcn op het Regr van Patcnt» van den.21* l8,9 en 16 Juny 1832, brengen ter lennisse. van de onderstaande patentpligtige ingezetenen, als: PIGI,l0i slijters in wijnen, sterke dranken en likeuren, welke hunne wijnen of andere dran- .■pn) in liet kleih, dat is, doorgaans niet minder dan 11 flcsSchen (10 kannen) verkoopen, :oo merle de slijters van bieren, welke gewoonlijk niet meer dan twee vaten tevens uitslaan, ersteef a#> Tappers, wijnhuis-, bierhuis en kroeghouders, en zij, welke fijne likeuren in BT de lUime huizén of winkels uitschenken. 3°. Kroeghouders en slijters van dranken in het klein, welke zelve met geene grootere oeveelheid dan van eene kan tevens inslaan. COil; 40. Koflijhuishoudets, zoo mede houders van tuinen of buitenhuizen, tot openbare ïveo «spanning. fgegcvcii, en zij de bovenvermelde bedrijven niet mogen uitoefenen, dan nadat de helft rietjeSgn'hunnen aanslag in het patentregt over elk dienstjaar zal zyn voldaan, en wijders het O Aö/latent voor een volgend jaar, mede niet zal worden afgegeven, dan nadat liet verschui lde over het voorafgaande jaar 'ten volle zal zijn aangezuiverd, zal et -Waarschuwende Burgemeester en Wethouders voornoemd de bovenstaande patentpligten, dadelijk na ontvangst der aanslagbiljetten de helft dier aanslag ten Kantore van den ,n difrrvanger der Directe Belastingen te betalen, en zorg te dragen, dat zij hun bedrijf niet e WoWd er uitoefenen, tenzij voorzien van hun patent, hetwelk dagelijks op vertoon der /ermelitfitantie Zal kunnen verkregen worden ter Secretarie dezer Stad, 'svoormiddags van 10 net ure* ïen c,nc*e hetzelve, bij de eerste aanvrage daartoe gedaan wordende, terstond Dat ingevolge art. 2 der bovenaangehaalde Wet aan hen het Patent niet zal worden jndenti kunnen vertoonen en daardoor voor te komen dat zij, ingevolge art. 37 der Wet van Mei 1819 niet vervallen in cene boete van niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens. n ^!,En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd laats D|aangeplaktalomme waar zulks te doen gebruikelijk is. 1 WOfC Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad >rpn Ley denop den 27. Mei 1843. "ren f D U R I E U. nad.ï omf,k f T E ERS. gd dc: Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. NEDERLANDEN. Leyden, 28 Mei. 'zulke Eergisteren morgen passeerde onze Stad Zijne Maj. Kctfng WillemFrederik, i zal (traaf van Nassau komende van 's Gravenhave en zich naar hec Loo be bestervende. 0 me[ Zijne Maj. heef: aan Jhr. Rh. F. von Sieboli vergunning verleend om de e luisiWde v«n hei Legioen van Eer te dragen, met welke wij gemeld hebben, dat daniüoe Maj. de Kon'ng der Franschen hem vereerd heeft. we Vin tijd tot tijd wordt er in de bladen meldig gemaakt van belang lagaziijlte Veemarkten, welke op eenige plaatsen in ons Vaderland gehouden wor tien »;kn; onder deze verdient ook melding te worden gemaakt van de Lammeren z. «nJNrkt, welke jaarlijks alhier, vier Vrijdagen na elkander in de maanden Mei h Jonq gehouden wordt, en waarop gewoonlijk tusschen de 3 en 6 a 7000 \j jammeren eiken Vrijdag aangevoerd en gretig verkocht worden; het spreekt Kante,™ zelve, dat zulk eene markt, welke gewoonlijk in den Kermistijd invalt, ene groote levendigheid aan de Stad bijzet en dezelve voordeelig is. ^—Uit 'sGravenhage meldt men van den 26'ten: Zijne Maj. heeft den heer J. T. Binckhotst in den Nederlandschen adelstand r êezl,ieihevenmet het praedikaat van Jonkheer, rengenIn de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generalvan heden, talai Ingekomen een adres van den heer D. B. Adrian, alhier, houdende een aamheiWwerp voor de financien des lands. Verzonden aan de Commissie tot r hij ij verzoekschriften. veekj)e beraadslagingen over het omwerp van wet tot regeling van 's Rijks Apenbare schnld worden voortgezet, n s mt ZjjDe Exc. de Minister van Financienhet woord bekomen hebbende egtter voldoening aan het te dien aanzien in de vorige zitting te kennen JVELIpgeven verlangen, eene nota over ter toelichting van de staatarekeningdie Scm> Januarij 1842 opgemaakt is, en tot ontwikkeling der gesteldheid van den overi|icliiemand tot den jare 1840, Zijne Exc. heeft in de overgelegde nota eene aar ddPorc van wegwijzer op dezelve tot stand gebragt. De volgende rekeningen aid dodbllen worden opgemaakt overeenkomstig der voorschriften der wet, houdende Delft,knmctle voor de Algemeene Rekenkamer, Zijne Exc. zal trachten daar bij and iifc meest mogelijke duidelijkheid in acht te nemen. Zijne Exc. leest de door linscbeWn opgestelde nota voor welke tevens onverwijld zal worden gedrukt. De allerwtMtnister hoopt, dat het medegedeelde den twijfel zal wegnemen, die soms amengiWHOver de bestaande verwikkelingen van *s lands financien wordt geopperd. ais :Be oude achterstand beitond, toen Zijne Exc. zijne tegenwoordige betrekking Jhedeiii*wirdde. Hij had het zich als pligt geacelddeszelfs geheelen omvang nannet"00' te leggen. Zijne Exc. heeft dat doel, niettegenstaande alle moeijelijk •iger c-bmlenbereikt. De achterstand werd aanvankelijk op 34 millioenen berekend, vordet'Kb is later tot 30 millioenen gedaald. Door het opmaken van dien aebter- voor,luilli 1» er eene lijn tusschen de oude en nieuwe Regering getrokken. Hij eenem'Je"'edigt of bestrijdt de vorige Regering niet. Hij heeft aangenomen wat besch» 'i ('vonden heeft. De oude achterstand zal geheel worden vereffend. Daartoe m, wiral «0 voorstel aan de Kamer worden gedaan, en dan zal het zake zijn de HetH^"" deswege te debatteren. Wat de uitgifte der 18 millioen, bestemd 3 bUdt(-,ot hekltiog van den achterstandbetreft, die kapitalen zijn 15 maanden later "'gegevendan waartoe de Minister de vergunning had, waardoor 15 maan- J*' lente zijn uiige wonnen. Bovendien is het door de verschuiving dier 29 M E I, uitgiften mogelijk geweest het geheele kapitaal tegen pati uit te geven» Zijne Exc geeft ook eenige opheldering nopens de uitgifte van de zes laatste der 18 millioen, to meent dat de ondervinding zai doen zien, dat ook hierbij de wel begrepen oelang-en des lands in net oog gehouden zijn. Toen toch die millioen benoouigd waren, bestond1 reeds het plan tot conversie, en het was niet wei mogeitik 5 pCt. te creëren up een oogenniik dat men eene reductie van dit fonns op rje: uug nac. Tt-n slotte geeft Zijne Exc een^e opheidet'ng nopens het a. tvt-ortne, n.tweik bij in de vorige zitting aan den hee» van Goltstcin gegeven h.ei't, wien by de grootste achting toedraagt. De heer van den Bo.ch treed. :.i eenige algemeene beschonwmgen over 's Rijks toestand en dien der Oost-Indische Bezittingen. Hij beroept zich te dien aanzien bijzonder op de nota door hem in de maand Febrnarij jl, aan ae Kamer medegedeeld Hij beeft met genoegen eergisteren van den Minister van Kolomen de toezegging ontvangen dat er hooge waarschijnlijkheid bestaat dat de Indiën 14J millioen 's jaars zuilen kunnen afwerpen. Hij verwacht hiervan nog beier uitkomsten indien de Regering ingevolge gedane toezeg ging gedeeltelijk eene andere wijze van tegeldenmaking der producten zal in achtnemen. Overgaaude tot het onderzoek der voorgedragene wet, weder légt de spreker een aantal bedenkingen tegen dezelve in het midden gebragt» Geene derzelve is, zijns inziens, van dien aard om, in de tegenwoordige moeijelijke oogenblikken, aan de Regering den bijstand te weigeren dieD zij zoo zeer behoeft. Hij toont al verder aan, het doelmatige der aflossing van de schulden aan de Handelmaatscnappij en betreurt het dat de Kamer zich reeds in 1839 met du beginsel niet heeft kunnen vereenigen. Na nog op eeeige argumenten van een lid uit Leyuen te hebbeD geantwoord, verklaart de spreker voor de wet te zullen stemmen. Zijne Exc. de Minister van Kolomen uieent te moeten verklaren dat hij 'zich vroeger niet over het stelsel, in de nota van den Graaf van den Bosch vervat (om namelijk een deel der producten in de Overzeesche Bezittingen te verkoopenheeft uitgelaten. Zijne Exc. verklaart stellig en plegtigda; er bij de Regering geene bepaalde overwegingen over hec nut der aanneming van dat stelsel hebben plaats gehad. De heer van den Bosch herinnert den Ministerdat er eene conferentie tosschen Zijne Exc. en hem gehouden iswaarin over het bedoelde vraag, stuk is gehandeld, en dat Zijne Exc. toen woorden gebezigd beeft, die hem deden veronderstellen, dat Zijne Exc. het door hem voorgestane stelsel aan. kleefde. Hij vleit zien, dat er later gelegenheid zal zijn om te raadplegen over de vraag, of bet belang des lands vordert, dat het stelsel door hem verdedigd, worde aangenomen en gevolgd. De heer Bruce bestrijdt de voordrage in eene zeer uitgebreide rede. HÜ beschouwt dezelve als ontijdig, als nadeelig en als gevaarlijk. Ontijdig omdat de regeling van 's lands financiën hec overgaan tot eene conversie behoorc vooraf te gaan. Er bestaat, zijns inziens, geene genoegzame een- beid, orde en duidelijkheid in 's lands financiën, zoodat de Kamer den waren stand van zaken niet kent, noch opmaken kan. Hij rigt onderscheidene vragen aan den Minister, die de strekking hebben, te doen blijken, dat er nog veel duisters, onzekers en onbestemd id 's Rijks geldmiddelen heerscht. Gaat het oncwerp door, dan wordt ook de mogelijkheid benomen, om gedu. rende geruimen tijd, de gebeeie blootlegging van's Rijks financien te ver krijgen. Hij tracht aan te toonendac vorige redenaren, in de becijfering van het te kott voor het vervolg, ook bij de aanneming der wet, nog beneden den waren stand van zaken zijn gebleven. Wanneer de scaat van 'sRijks financien zal zijn blootgelegd, wanneer men tot inkrimping, bezui niging en vereenvoudiging zal zijn overgegaan, dan zal hij bereid wezen om, ter voorziening in de behoeften des Rijks, aan eenige verhoogde of vernieuwde belacing zijne stem te geven. Hij dringt echter op de afschaffing der bijzondere Rijks fondsen aan. Hij houdt de wee voor nadeelig; aan eene kapitaals-vermeerdering kan hij zijne goedkeuring niet hechten. Daardoor wordt de mogelijkheid tot verdere rentevermindering, die hoogst noodzakelijk is, voor altfjd benomen. HÜ vindt het onzedelijk om de toekomst aan hec oogenbliK op te offeren. Hij ziet niet in, waarom eene conversie eenvoudig tegen mindere renten, niet mogelijk zou wezen. Het ontwerp, dat thans wordt voorgedragen, moedigt schadelijke en onzedelijke beurs-operatien ea beurs-speculatién san, hetgeen met de acnting, en waardigheid der Regering strijde. Eindelijk houdt de redenaar de aanneming van het ontwerp voor. gevaarlijk uit een fioanciëeel en staatkundig oogpunt. Financieel, omdat hij daarbij niec bepaald vindt, tegen welken prijs de Belgische inschrijvingen te geld zullen worden gemaakt; en ornaat er geene waarborgen voor de toe. komst bestaan. Uit een staatkundig oogpunt acht de spreker de verwerping van het voorstel wenschelijk, omdat de Regering daardoor roe den waren weg van orde, zuinigheid, eenvoudigheid in alle takken van het bestuur zal terugkeeren. Dan zal orde en eensgezindheid in het Vaderland cerugkeeren. Dan zal het Bewind bij de Kamer, op eene onbepaalde ondersteuning kunnen rekenen, vooral wanneer het vaste beginselen aan den dag legt. De redenaar treedc in eene beschouwing, om te doen zien, dat de Kamer in geenen deelevan den aanvang der nieuwe regeling af, ten haren opzigte wantrou wend en onwillig geweest is, en betoogt dac de gang en de maatregelen van het Bestunr tot wantrouwen hebben geleid. Hij erkent gaarne dat hec Be wind hier en daar eenige verbeteringen heeft aangebragt, maar vermeent, dac het nog niet genoeg gedaan heeft, en dac heimeer had kunnen en moeten doen. Er bestaat geene vastheid van beginselen. Beloften en verzekeringen hebben zich niet verwezenlijkt. De opgaven,die men mededeeltzijn duister. De voorgedragene ontwerpen zijn zoo weinig bestemddat zij geheel om. gewerkt moeten worden. Het niet voldoende bezuinigen en vereenvoudigen, het waarnemen der betrekking van 's Rijks Kassier door den Minister van Financien, du alles, en nog meer dat door den redenaar opgegeven wordt, geeft, zegt hij, tot eene standvastige en gematigde tegenkanting aanleiding. Hij hoopt, dat de Kamer den raad zal volgen van den Staatsman, die eer gisteren de hoop te kennen gat, dat de wet zou worden afgestemd, omdat, indien de Kamer thans wederom vertrouwen schonk, het te vergeefs zou zijn de Regering te nopeD, den ouden weg geheel te verlaten. Zijne Exc. de Minister van Financiën heeft, ter opheldering van eenige punten, door den vorigen redenaar opgegeven, aangemerkt, dat de Com. missie der Rekenkamer, belasc met het onderzoek der zaken van het ontbon. den syndicaac, opgegeven is; dat er 7 millioen gulden uit's Rijks kas aan het fonds voor den Rijnspoorweg zijn uitbetaald, en dac Zijne Exc. voorne. mens is, alle de opmerkingen des redenaars bij zijne slocverdedigiDg ce be- antwoorden. De lieer Bruce beantwoord: nog kortelijk den Minister. De heer de Man beschouwt de taak der sprekers, in den tegenwoordige:;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1