'welke, ten ópzigte der duidelijkheid, veel te wenschen overlaat, had dien toestand naar hec oordeel van vele leden, in geenen deeie doen bennen. Men verlangde dus de overlegging van de afgeslotene rekening over 184.1voor zoo veel betrefc de uitgaven» eh wensëhte voorts 'te ontvangen eeni; opgave van den juisten staat van Viands kas, Op 'n°,, Jat)narij Ï843 t?tl eetle mede- deeling van alle speciale fondsen, waaruit '3Rijks Uitgaven bèstreden 'vor den, met opgaaf tevens van de jasrlijks'chê ijkten en der uitgaven over de beide laatste jaren en van den toestand van iedér fonds op i°. Januari) 184.3- Eene laatste algemeene bedenking welke In alle afdeelingen regen de onderhavige begrooting is geopperd, betreft den vorm, waSrin dezelve is ingerigt. Dit bezwaar gold de wijze, waarop de berekeningen, welke ten grondslag der begrooting voor elk hoofdstuk strekken ditmaal in de bijge- voegde staten was opgeDomen, welke wijze algemeen Werd afgekeurd. Men begreep niet waarom aan de goedkeuring der Staten-Genéraal, afwijkende van den vorm der loopende tweejarige begrootingslechts globale sommen, niet de bijzonderheden zeiven, waren onderwérpenwant de specificatie» welke in de afzonderlijke bijlagen wordt gevonden, zou tot niets verbinden. Men achtte daarom de nu aangebodene begrooting met de letter eh geest der wet van 5 October 1841 in strijd; en geenszins geschikt om eene goede; volledige conttóle op 's lands uitgaven te bevorderen. Ten einde nu eene deugdelijke contröle te kunnen daarstellen, werd be paaldelijk noodig gekeurdt 1°, Eene specifieke indeeling en opname van de posten, welke leder de partement zich voorstelt in den loop van ieder dienstjaar te moeten bestrijden, met vermelding, zoo veel mogelijk, van de Wet of het bealuit, waarbij de te betalen som is vastgesteld; en voor zoo verre du niet heeft plaats gehad; altoos met duidelijke omschrijving van den aard der uitgave en net bepaald bedrag in maximum van dien post. Men verlangt dat zoodanige staat, (in- plaats van de nu voorgestelde ineengesmolcene) bij de voorgedragene wet.en van ieder departement van algemeen bestnur worde gevoegd, én dat voortaan de rekening en verantwoording, voorgeschreven bij are. ïaS der grondwet eb bij art, 38 der instructie voor de rekenkamer, op dezen gansch éenvoUdigen voet worde ingerigt, waardoor de vertegenwoordiging in staat zal worden gesteld, om zich van het gebruik van 'a lands penningen te verzekeren en over de al of niet toereikendheid der toegestane uitgaven, bij de raadpleging over de begrooting van een volgend tijdvak, te kunnen oordeelen, 2°. De opruiming, zoo veel mogelijk van aiie afzonderlijke fondsen, de opname van de daaruit geputte uitgaven in de begrooting en van de opkom sten onder de middelen Men acht zuiks ter bevordering van de eenvoudig heid en duidelijkheid in het beheer en voor de juistheid der contróle, hoogst wenschelijk. Men meent voorts, in zoo verre het tijdelijke of duurzaam bestaan van eenig fonds nuttig mogt worden geoordeeld, dat daarvan dan toch eene afzonderlijke additionele begrooting van ontvangst en uitgaaf zal te maken zijn, naar welke de beschikkingen zouden moeten plaats heDben, en de posten der jaarlijksche rekening ingerigc worden. Overigens werd opgemerkt, dat volgens de voordragt der Regering, dè daarbij overlegde berekening-staten een integrerend gedeelte zouden worden van de begrooting en van de wee, waarbij dezelve wordt vastgesteld, Waar. van noodzakelijk gevolg zou wezen, dac die berekenihg-staten eene wettelijke sanctie bekomen hebbende, alzoo van het eene artikel op het anbere geené overschrijvingen mogen gedaan worden, dan bij eene wet. Dit zoude inder daad strijdig wezen met den geest der grondwer, en met de instructie voor de rekenkamer, volgens welke aan den Koning het regt voorbehouden is om overschrijvingen van bet eene artikel op het ander van hetzelfde hoofdstuk te gelasten. Ook deswege achtte men het beter den thans vdorgestelden votm te verlaten en, op het voetspoor der thans loopende begrooting, dé betekeningen te splitsen en in meerder artikelen te bevatten, terwijl meU voorts verlangt, dat bij ieder artikel zullen gevoegd worden twee kolommen, aanwijzende de eerste de wezenlijke uitgaaf op hec artikel (zoo het bestond) over het laatst afgesloten dienstjaar gedaan; de tweede; de voor dit zelfde voorafgaande dienstjaar voorgestelde uitgaaf. Aan het slot dezer algemeene beschouwingen wordt in het verslag nog dé meening van vele leden medegedeeld, dat in het vervolg ieder hoofdstuk der begrooting onderteekeod zou moeten worden door den Minijter of het boofd van het departement, onder wiens verantwoordelijkheid de sommen bij dat hoofdstuk toegestaan, zullen worden uitgegeven. Uit het voorloopig centraal verslag nopens de ontwerpen der begroo- tings-wetten, blijkt, dat; Wat aangaat het tweede hoofdstuk, de Hooge Collegien, enz., door vele leden wederom aanmerking gemaakt is op het tractement van den Sekretaris van Staat, Vice-President van den Raad van State, ad 12,000. Men oordeelde dat, terwijl aan de Directeur-Generaals van een departement vin algemeen bestuur, aan den President van den Hoogen Raad wier betrekkingen vooral van geen minder belang en rang worden geacht, en meerdere opoffering van lijd zullen vorderen, in den regel niet meer dan ƒ8000 is toegekend, er geene voldoende redenen konden zijn, om het tractement van den Vise-President van den Raad van State op 12,000, en alzoo gelijk te stellen met dat van eenen Minister in wer kelijke dienst. Mogten er, ten aanzien van den tegenwoordigen titularis, wegens vroegere dleDSten en betrekkingen, bijzondere pensoonlfjke conside- ratien bestaan, zoo zou men, naar het gevoelen van sommigen, hieraan bij wijze van toeiaag kunnen gedenken. De meerderheid is echter in beginsel regen dergelijke toelagen, en meent, dat dezelve veelal het gevolg zijn van het verkeerde denkbeeld, dat de ambtenaar een verkregen regt zou hebben op het behoud zijner bezoldiging, ook dan wanneer hij later tot eeile be- trekking overgaat, waaraan mindere belooning is verbonden. Zoodanig denk beeld komt aan die meerderheid onaannemelijk voor, omdat baars inziens de te bewijzen diensten en niet de vroeger bewezene diensten de maatstaf moeten zijn voor de bezoldiging van ambtenaren. Bij gelegenheid van de behandeling der afdeellng van het Kabinet van Zijne Maj, den Koning, is de aanmerking gemaakt, dat sommige besluiten des Konings alleen door den Directeur van het Kabinet onderteekend zijn. Voor zoo verre die onder- teekening zou moeten strekken in plaats van het contreseignbedoeld bij art. der grondwet, beschouwt men dezelve als onvoldoende, aangezien de Directeur, geen hoofd van een ministerieel departement zijnde, buiten de verantwoordelijkheid als zoodanig valt, en ook niet de vereischten be. hoeft te bezitten, bij de grondwet in de hoofden der departementen van algemeen bestuur gevorderd. Bij de behandeling van dit hoofdstuk is voorts door vele leden bij herha. ling de wensch te kennen gegeven, dat de uitgaven voor den Hoogen Raad van Adel mede op de begrooting worden gebragt, en gevolgelijk dat de inkomsten van dat collegie op de begrooting der middelen worden' uitgetrok* ken. Die leden verklaarden, dat de beantwoordingen der Regering, op eene gelijke aanvraag bij de behandeling der thans loopende begrooting gegeven, hen in geenen deeie had kunnen bevredigen, en dat zij aizoo nog moeten blijven volharden bij hun gevoelen, dat de Hboge Raad van Adel,- al» zijnde eene grondwettige instelling, behoort tot die hooge staats-collegieh wier uitgaven ten laste der schatkist komen, en wier inkomsten, uit het verieenen van titels voortspruitende, als baten van het Rijk aangemerkt, en als zoodanig verantwoord bebooren te worden. Sommige dier leden ver. klaarden zelfs, zoo veel gewigt aan deze bedenking te hechten, dat daarltl voor hen een voldoende grond zou gelegen zijn, om hunne goedkeuring aio dit hoofdstuk te ontzeggen Ten aanzien van het derde hoofdstuk, bet Departement van B'uitenlaadschè Zaken, heeft het, onder anderen, de aandacht tot zich getrokken, dat over het algemeen bij meest alle departementen het getal der bodenbedienden en dergelijken, bijzonder groot is; men meent, dat, bij doelmatiger rège. ling, hierop aanmerkelijk te bezuinigen valt, wanneer namelijk voorbegibseli werd aangenomen, om openvallende plaatsen niet door nieuwe benoemingen, maar door overplaatsing van het eene departement naar het andere, té vet vullen. Overtuigd, dat de werkzaamheden aan de meeste bnreaox Vin lit algemeen bestuur, bij genoegzatnen dienstijver a8n de zijde der ambtenaren door een veel minder groot aantal geëmployeerden naar behooreri zoudei3 kunnen verrlgt worden» hebben vele leden bij vernieuwing den wen![Pds[e geuit, dat de Regering op de vermindering van dat getal ernstig bedacl: moge zijn. en, do Door veie leden is er op aangedrongen, dat de Regering er zich voorf'S' 6r op zoU toeleggen, om jongelingen van goeden aanleg voor hét vak dpertJ óv diplomatie op te leiden ten einde zij, bij het openvallen vati diplomatiekf^rfelied betrefckingénniet het doen eener goede keuze niet verlegen behoeve tjOgénd lijn. Tevens wenscht men, dac bij de binoeming van Ministers voorjêWe m belangrijke zendingen 'ineer in het bijzonder worde gelet op de achtbaarheifsren 8 én Jen goéden naam des persoonsopdat onze betrekkingen met de gröoijederon Mogendheden niet zóüden komen te lydën onder den indruk, welkend'0 ee0 keuze van eenen minder gunstig bekenden Gezant moet te Weeg brengeteraakt Naar aanleiding van de bedenkingen, door Sommige leden in het midde gebragt, met betrekking tot de benoeming van eenen Raad van Legaiijelsen thans toegevoegd aan het Gezantschap bij eene der groote Mogendhedetan hui wenscht men aan de Regering niet onopgemerkt te.laten, dat het de aa-mds, 1 dacht getrokken heeftdat aan eene benoeming, die reeds in de manier lab December 1841 schijnt te zijn geschied, eerst dezer dagen door ffiiddel vtijschen de Staats-Courant bekendheid is gegeven; terwijl het zidh toch niet In I denkeu, dat zoodanig ambtenaar geene bezoldiging zou genieten, roeld, Men heeft wijders zwarigneid gevondeu in het toestaan der bijdrage wegens Limburg in de Duttsche Bonds-kasse, en men meende, dat i Nederlandscbe S.aat daartoe niet gehouden was. Algemeen wenschte mt daaromtrent nadere inlichtingen te bekomen, en door de Regering bekend: LoND worden gemaakc met de schikkingen en overeenkomsten, welke met d^are be Duuscheo Bond zijn vastgesteld, en van haar ie vernemen, welke verplij 1 tingen dientengevolge op Nederland rusten; of Luxemburg mede bij tgernis zaak betrokken is, en of de Bondsvergadering met het contingent vo: Limburg genoegen heeft genomen. Voorshans verklaarden Sommige ledei L dat, ofschoon Zij er met in zonden kunnen treden, om de bijdragen tot Pet, Bonds-kasse, noch de bezoldiging en kostell, vah bet Limburgsche conti? f gent, als eene schuld en verpligting van den Nederlandscben Staat l. '5 erkennen en als zoodanig op de scaatsbegrooting ala gewone posten v?ISJC uitgaaf goed te stemmen, zij nogcans niet ongenegen waren, om het Ht'en togdom Limburg in die uitgaven te gemoet te komen, en tot dat einde t hetzelve een jaarlijksch subsidie toe te kennen. kust gi Ook heeft men verlangd de reden te vernemen, waarom de vorige Kpmgfk' nisier van Buitenlandsche Zaken, Baron Verstolk van Soelen, niet voorkopfficier op den staat van gepensioneerden. te Co Uit het Weekblad van het Regt blijkt, dat de heer Mr. L, J&'®4esch1" als raadsman zal optreden in de zaak van den logementhouder J. C. tf Stenis, van Utrecht, die voor het Provinciaal Getegtshof van Zuid-Hf land zal behandeld worden. Itemd, ïeeroo' Te Rotterdam zijn den aisten, door het breken van eene stellig £„s, twee verwersknéchts naar beneden gestort en dadelijk overleden beidé waiye sl0( gehuwd en hadden ieder drie kinderen. jleef[ e Uit Amsterdam meldt men van den a2Jteü dezer, dat de juiste tJUacao der komst zijner Maj. en van het Hof aldaar nog niet met zekerheid betanededt was; zoo men echter meende, zou dezelve Dingsdag plaats hebben. Z, Snai; K zou Woensdag oen Hollandschen eü Donderdag den Italiaanschen sctiommorgen burg bèzoeken. welk t Op den ièsten dezèr zal van Harderwijk naar Hellevoetsluis verttt**rm°c ken een detachement sterk 140 onderofficieren en manschappen, onder ht?er?J van dén isten Luitenant K. /i. Jeekel, begeleid wordende door de ade Lfoe'de tenants F. I, Terborgh Franck en H. Tobingaom óp den a Mei aansta«'jjouwe op het schip Batavia, Kapt. Pronk, te worden geëmbarkeerd, en naar JiFanë- te worden overgevoerd. .mf Op den 3Östen dezer zal nog van daar naar het Nieuwe Diep vertrekrlee' eén detachement, sterk 130 onderofficieren en manschappen, onder berer eeI van den isten Luitenant G. I. Raebel, vergezeld van de ade Luitenants ad. de Quay en W. L, Exalto d'/ilmaraiom mede op den aden Mei jhorkei het schip Lucia Maria, Kapt. H. Went, te worden geëmbarkeerd, en u®os» 1 Java te worden overgevoerd. Onder deze troepen zjjn begrepen de 40 ni!®e rcc schappen, die den ijden dezer van de Helder vertrokken, en den i4i®e™el Se Hellevoetaluis gearriveerd zfjn. w°nd Het Fransche fregat la Belle Ptuie is Zondag den aasten January !®d met dén Prins van Joimilie aan boord, en vergezeld van nog a k 3 aniS6"'. schepen, te Elmina aangekomen. De Prins kwam met zijn gevojgj°oelli Maandags aan wal, dineerde bij den Gouverneur, aan wien hij, by »eI®n afscheid, een' brillonten ring ten geschenke gaf. Z. H. was zeer minzai stelde bij het diner een' toast in op het welzijn var. Neêrlands Koning, P.e.e| betuigde zich zeer tevreden over het onthaal, hem in Holland te beurtj ®'l 10 vallen, en waarop hij later zeide, dat het onthaal te Elmina het vert *oniel was. Z. H. deed Dingsdag een uitstapje in de hangmatten naar Cape-Coat; ®0! v ging des a/onds weder aan boord. blevei Z. M. de Koning der Belgen heeft eene groote gouden medaille t eerd, aan den heer Dunkièr Jr.t 2Je kapelmeester bij de grenadieti mem 's Gravenhagewegens aen bijval, welke eeuigen zijner Compositie aan *eroal Biusselsehe hof is te beurt gevallen. ®00® SPANJE. In een artikel van een EngelsCh dagblad over den toestand van Sp: leest men onder anderen het volgendei In Spanje bestaat geen spoor van nijverheid. Dat land is dood vooti commerciële of nianufacturerende beweging het heeft geene marine, gs schepen, die eenen buitenlandscheh handel zonden kunnen bevorderen, heelt geene fabrijkeb^ en ieder man, die zijn fortuin mogt beleggen li fondsen van eeneti Staat, zoo zeer bekend wegens deszelfs gebrek vertrouwen en nationale eer, heeft éëne enkele uitkomst te verwacht) hij kan wel gedurende ettelijke jaren den interest van zijn geld ontvang, maar na eenige beioogen over de rampspoeden, dat het land hebben gen fen, zal nien tot de bekentenis komen, dat er geen geld is om de intertf te betalen, dat onvoorziene omstandigheden zijn opgekomen, die de Sp jaarden. overigens menschen vol eer gelijk men weet, beletten hunnet pligtihgen gestand te doen, doch dat men binnen kort hoofdsom en ihtis te gelijk zal ontvangen. De Üpaansche fot.dsen zijn te Madrid en te Londen gerezen, eeniglijl het berigt van de verpachting der mijnen van Almaden. Welke opbrei heeft men tot dus' verre daarvan getrokken, in vergelijking van de icb dés landsT Immers eene niets beteekenende. Spanje kan zijne schut niet betalen, het is niet in het minst voornemens om zijne schulden ie' doen, het heeft alle gevoel van eér verloren. Het is een land, dat in u van faillissement verkeert, en zij, die hunne kapitalen wagen in de scbl brieven van faillerende landen, weren wat zij te wachten hebben. Zoo men volgens berigten uit Madrid van den 11 April wil weten, den al de Ministers, wel ziende, dat zij de minderheid in de Kamer zot hebben, hunne dimissie gevraagd. Uit Barcelona wordt geschreven, dat zich op nieuw eenige beé Cariisten vertoond hadden, en dat het Bestuur maatregelen genomen b om dezelve te verstrooijeo. onveil zonde stratei hoeda Iran E die m gen li toor Pai ligcht ten h Under Zijne eenig gtnge Lame, Zijne ren i hevel time Midd af te Dt een 1 vsng voor guti

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 2