i$o tnlj,rvo!gens ^en eTand (cervus-alces)wiens horens door de Chinezen 2eer órden gezocht, en eindelijk in het noorden, het degelgke hert van Siberië dochtc rendier (eervar tarandui), hec talrijkste van allen. Van deze verschillende ionen komen de herten, welke de bergachtige streken bewonen, nooit in i vlakten; 's winters grazen zij in de dalen, en wanneer het schoone jaar- •tijde komt, bergen zij zich om de hitte en vooral de muskieten te ontwg» ,in, op de verhevenste gedeelten, op de rotsen, en tot op de met eeuwig onden iijrenc|e sneeuw bedekte bergspitsen, door de Siberianen goltsj genaamd. I' we'ki|egeI)en daarentegen, welke in de bosschen aan den voet der bergen leven ;rtrekkeijjt syn voornamelijk de wilde rendieren), begeven zich, bij de nadering zomers, in de rounders, om er wat koelie, en het mos dier moerassen, nenschejt'Hun geliefkoosd voedsel uitmaakt, te zoeken. Dit oogenblik kiezen de lij wiliijwoners der oevers van de Kolyma, om eene algemeene jagt te maken, ortdurinjet juiste tijdstip van de aankomst der rendieren kennende, vereenigen zich !t grondj jagers in grooten getale nabij den siroom, op het punt alwaar deze dieren gen tuij gewoonte hebben bunnen overtogt te bewerkstelligen. Zij nestelen zich belangeer om hen af te wachten, sommigen in het hooge gras van den oever, weitigtjjdere in ligte kar.oos van berkenschors, vetki genaamd. Een weinig vóór igen viet aanbreken van den dag kondigt een dof geluid, dat langzamerhand sterker e regtHordt, de nadering der ontelbare kudde aan. Een oud rendier aan het hoofd uitroep dat over het geheel schijnt te bevelen, nadert eerst alleen om de plaats tide zije herkennen. Het treedt naar den oever, ziet schroomvallig om zich heen, om dt,Bdetzoekt den wind: alles is kalm en stil. Gerustgesteld en zonder de mrneretihideilaag opgemerkt te hebben, keert het naar de kudde terug. Uit is hec )ioa coreeken van den overtogt. De rendieren werpen zich dan in het wateren n omg^wemmen de horens fier achter over houdende, naar den anderen oever, ;ens d.;0odra een genoegzaam groot getal, mogelijk een duizend of twee, in hec en ocjater is, verschijnen de jagers in hunne Kanoos, hard schreeuwende, ter* ld, dajjijl andere, aan den oever verborgen gebleven, den aftogt aan het overige tzenu»|er troep afsnijden', en het noodzaken zich insgelijks te water te werpen. )e stoutste jagers, met korte pieken gewapend, springen midden onder de enscheilerenlinks en regis stekende en trachtende dezelve aao het hart te raken, lartuigeje rendieren, die doodelijk gewond zijn en door den stroom zijn wegge vrotfoerd, wordeü door Kanoos opgevangenwelke lager af geplaatst zijn, en t sleckjorden aan wal gebragt. De gewonden bereiken den oever en vallen daar, en woloor bloedverlies uitgeput, neder. Naar den vast bestaanden regel, behooren logsc'nie eersten aan de geheele massa jagersterwijl een alleen gewond beescden iig hieggendom wordt van hem, dié het getroffen heeft. Ook hebben verscheidene had lilezer mannen In dit opztgc eene waarlijk buitengewone behendigheid ver- (o grouegen, en Weten zoo goed de krach; hunner stooten te berekenen, dat zij, was. ftondet het dier te dooden, bet zoodanig verwc idendat hecden oever zamtjereikt heDbende, bijna altoos niet verder kan gaan, noch den jager kan Schtijntkomen. Dit gevecht duurc aldus eenigen tijd voort, te midden van het brengetejuich dat zich aan alle kanten doet hooren, hoewel het niet altoos van e hani'evaar is ontbloot; want soms werpt rich een rendier, zijn' dood onvermij- li verdlelijk ziende, zich op zijde, en geeft zijne tegenstanders zulke hevige dat zjiagen, dat de ligte Kanoos omslaan. De algemeene vermoeijenis maakt :ou drilleen een einde aan deze jagt, welke zich den volgenden herfst, bij den meeutegelmaiigen terugkeer der rendieren van het noorden naar het zuiden, vernieuwd, ijn eig! Laten wij, na den zoo nroeijelijken togt der karavanen, welke zich naar iet noorden begeven, beschreven te hebben, ook iets van de niet minder zoorktalrijke reizigers zeggen, die naar het oosten, de haven van Okhotsk, trek» de Luen, Deze reis is eigenlijk slechts eene wandeling in vergelijking der eerste. ;e woüe konvooijen tot vervoer der krijgsvoorraden voor de Russische garnizoe. ten dijen van Ochocsk, Guijiguinsk en Kamrschacka, van koopwaren toebehoorende lijns oaan de Russich-Atnerikaansche compagnie, waarvan een gedeelte tot Silkha (i) inwoniioet gaan, en van levensmiddelen, gelijk meel, branndewijn, olie enz., voor met Ebt alles gebruikt men nagenoeg twintig duizend paarden, en wordt bijna te g, zegelijk, jaarlijks in het begin der lente, verzonden. Deze ladingen worden zorgtterst op ossen geplaatst, ten eincj gemakkelijker de hooge bergen van ngelscjen Aldan over te trekken, welke op dat tijdstip nog mee sneeuw bedekt opiutoiijn; maar zoodra men nieuw gras vindt, worden de ossen door paarden ijn vofervangeD. De karavanen trekken langzaam achcer elkander voort. Overal sutwaakt de natunt, de bosschen bedekken zich mee bladerenduizende 3en onbekende bloemen ontluiken voor de voeten der reizigersen de vogelen vervullen de lucht mee hun vrolijk gezang. Gedurig komen nieuwe tal'eree»- r Coder), dan van eene wilde grootheid, dan van eene becooverende bevalligheid, cellen hec gezigc veraangenamen, en elke berg, elke rots, elk dal, heeft deszelfs overlevering of legende voor den dichter. De hoofden en voornaamste be- nietwifibien der karavaan verspreiden zich aan alle kanten voor de vermaken snig rtler jagt, en talrijke schoten weergalmen door de echo's der rotsen. Men ontmoet in deze bergen eene waarlijk verbazende hoeveelheid beeren, en Vin de toppen der rotsen ontwaart men dikwijls geheele benden dezer dieren, zeer bedaard den grond omwoelende ter nasporing van zekere wortels, waarop Ooi zij zeer graag zijn. Over het algemeen zijn deze beeren niet zeer te vreezen ,n o« voor menschen, welke zij zelden, en dan nog alleen tot zelfverdediging aanvallen; daarentegen verscheuren zij de paarden der karavanen, zoo zich „jjilechrs gelegenheid daartoe aanbiedt. Bovendien zijn deze beeren zeer be2albehendige dieren, en, hartstogtelijk den brandewijn beminnende, leggen zij |e[1 "veel behendigheid aan den dag om de kleine platte vaatjes meester te wor- menden, welke tot vervoer van het geestrijk vocht dienen. Eens in het bezit en,lel van dien schat, laac de beer niet na zich te bedrinken, en dan is het aardig, 1S jn te zien hoe hij, zijnen gewonen ernst verliezende, rolt, duikelt, en allerlei door kromme sprongen maakt. Maar nog vermakelijker is het, hem na te gaan, ts j„ wanneer hij meel heeft kunnen stelen. Deze kost, hem zeker te droog j,e„ .zijnde, en pap willende eten, rolt hij de zak tot op den oever van het nabij drukizijnde beekje; vervolgens het linnen of leder van dén scheurende, stort hg dUj,s|dit meel in het water, doch de stroom voert het dadelijk mede. Onze beer t dj, eindelijk ongeduldig wordende, gooit het overige wijd en zjjd om zich heen, óu2ei en loopt dan, geheel gepoederd, boos heen. 'teljji Voorheen verloren de karavanen van Okhotsk veel paarden, door vermoei. melijetlis en ziekte, hetgeen de konvooijen soms maanden zonder schuilplaats iu die eenzame streken ophield. Thans echter beginnen zjj de reis vroeger en voor het smelten der sneeuw, hetgeen toelaat zich tot aan den voet der hergen van sleden te bedienen; de paarden staan zoo doende beter de ver- L. moeijenissen door, en zijn minder vatbaar voor ziekten. Voorheen had men verlook in deze bergen met gedurige regens en stormen te kampen, terwijl sedetc «enige jaren het weder daar gedurende den zomer zeer schoon is. De oor. Ü""'tsak hiervan wordt aan de gedurige vermindering der bosschen door kappin. gen en branden toegeschreven. Wij hebben reeds van de honden-spannen gesproken. Men bedient er zich erdei'i winters van, tot vervoer der koopwaren op alle wegen tusschen Zachiversk, Sredne-Kolijmsk en Nijne-Kolijmsk, in de omstreken van Guijiguinsk, in Kamschatka, tusschen de bergen Aldan en Okhotsk, in de districten van R„Narijm, Berezoff, en bij alle zwervende stammen. Men laadt gewoonlijk tot 40 pud (16 centenaren) op eene slede met twaalf honden bespannen; maar deze wijze van reizen is voornamelijk gebruikelijk om spoedig groote afstanden af te leggen. Tusschen Tobolsk en Berezoff en ook tusschen Vakontsk en Okhotsk, worden verscheidene postridden door honden en met groote regelmatigheid afgelegd. Men kan met goeden honden 200 wers ten in vier en twintig nren afleggen; en door hun vleesch in plaats van visch (hun gewoon voedsel) te geven, tot 70 wersten in eenen rid. Dit middel van vervoer heeft echter vele ongemakken, en zelfs gevaren. ie - Eilanden van liet noorden van Amerika, en middenpunt van het depót der Russisch'Amerikaansche Compagnie. -1 Het U zeer moegelijk het evenwigt éer sleden te behouden; dikwijls 'ië - volgen de honden, na de slede omgeworpen te hebben, hunnen weg, en de ongelukkige blijft alléén, te voet in de woestijn over. Het minste voor., werp, een vogel die in de verte voorthuppeltis voldoende om hunne aan. dacht tot zich te trekken, en hen vin den weg te brengen. Te Okhotsk gaat er zeldeD een winter voorbij, waarin riien niet dientengevolge een of ander ongelijk heeft te betreuren. Nog meer, wanneer er versch sneeuw gevallen is, kunnen de honden niet meer vorderen, en men moet vóó' hen ioopen om eenen doortogt te banen. Wanneer hec glad is of zwaar vriest, bedekt men hen met bont en doet hen laarsjes aan, In het noordelijkste gedeelte van Siberië belet de bijna volslagene man- ge! aan sneeuw (2), zich van honden te bedienen; dezeive worden daar door rendieren vervangen. In hec zuidoosten is het even zoo, alle koop waren worden daar wincer en zomer op rendieren geladen. Werpen wij in het voorbijgaan eenen blik op deze laatste streken, uitgestrekte woestenijen, welke nog slechts onvolledig bezochc zijn gewoiden. In geheel het land op den regeer oever der Lena gelegentot op de grenzen Van Daouri en de zee van Othorsk, vindt men geene andere wo ningen dan de legerplaatsen der Tuungousen en Lamonten, vreedzame jagers-volken, wier schuilplaatsen de pelterij-handelaar noodzakelijk moet opsporen, orn die kostbare voortbrengselen nic de eerste band te verkrijgen. Daar moet bij op goed geluk, en zonder eenige zekere aanwijzing, die zwervende stammen opsporen door eindelooze moerassen en ondoordringbare bosschen, in streken alwaar nooit eenige weg werd gebaand. Éindelijk na lange moeijelijke togcendoet zijne gelukster hem twee of drie ellendige yourten ontmoeten, en hij is zoo gelukkig derzelver wilde bewoners te ontwaren als of hij landgenaoten en oude vrienden zag. Deze vreugde is wederkerig; ook zij ontvangen hem als een broeder en onthalen be'm op zijn best. Feestmalen en wederkerige geschenken gaan de ruilingen vooraf. De Toungous is arm, maar eerlijk en gastvrij. Alleen van het product zijner jagt levende, en dikwijls, wanr.eer hem dit hulpmiddel ontbreekt, genood, zaakt zijnde geheele dagen te vasten, is hij desniettemin, zoodra hij eenen vreemdeling ontwaart, bereid zijn laatste stuk met hem te deelen. Voor hem bewaar: hij het beste wat hij bezit, hec zachtste bont om hem cot ligplaats te dienen, de zuiverste melk zijner rendieren, de rijpste wilde vruchten, welke hij heeft kunnen verzamelen. Eindelijk, na eenige dagen, de handel gesloten zijnde, en na inlichtingen omtrent de meest nabij zijnde legerplaatsen ingewonnen te hebben, verlaat de koopman het gastvrij dak der ouroussen (3), en begint weder zijne avontuurlijke togcen. Hoe in. drukwekkend is de stilte in deze oorspronkelijke bosschen! Geen blaadje beweegc op deze aloude boomen; de ceder, de berk vergaan van ouderdom op hunne honderdjarige stammen. Het zwarte eekhorentje, in het gebladerte verborgen, volgt met een nieuwsgierig oog die voorbijgaande mannen. De verschrikte sabel vlugt, huppelend van tak tot tak; soms verheft zich een enkele kraanvogel in de lucht, een klagend geschreeuw aanheffende...» Zwermen muggen stijgen in digte drommen boven bloedkleurige moeras sen (4)...., en dit is al. Nergens ontdekt men sporen van landbouw, nergens worde eene menscheiijke stem gehoord. Nu en dan slechts onder scheidt de reiziger, op den top eens sceilen heuvels, eenen ruw van steen gehouwen afgod, eenige overblijfselen dier aloude volken, welke verdwenen zijn, zonder andere sporen na te laten (5). Maar daar ziet hij het spoor van een onbekend dier,.,,, hij stijgt af, ziet aandachtig toe, en sid» derc.,.., een panterdier heeft zich daar opgehouden. Wij hooren onze lezers uitroepen: Een panterdier in Siberië, dit is on» mogelijk!" En toch is het niet vreemd dezelve in dit land te ontmoeten, en zelfs van de grootste soort. Dikwijls komen er van het zuidelijk Azië, hetzij deze dieren in de bergen zijn verdwaald geraakc, hetzij dezelve 's zomers eenige koelte en eene nieuwe prooi in het noorden komen zoeken, hetzij zij eindelijk gevlugc zijn om aan die onmetelijke jagten te ontkomen, welke de Keizer van China regelmatig in zijne Scaten doet plaat» hebben. Zelden gaac er een jaar voorbij, gedurende hetwelk men In de provincie Yakoutsk niec één of twee dezer verscheurende dieren gedood en er ver scheidene gezien heeft. Hunne kracht, hun moed en hunne bijzondere vlugheid benaauwen de jagers, die dikwijls genoodzaakt zijn hunne over winning duur te betalen (6). Keeren wij tot de nasporingen van den Russischen speculant in het Zuid. oosten van Siberië terug. Niet altoos is hg zoo gelukkig de hut van den Toungous te bereiken. Door verschillende omstandigheden soms opgehouden, komt hij op de plaats door de zwervers bepaald en vindt er niemand meer; dan, in zijne verwachting bedrogen, eindigt de ongelukkige reiziger, van juiste aanwijzingen beroofd, met te verdwalen, en zwerfc, zonder ztjndoel te kunnen bereiken, rend. Weken, maanden gaan aldus om, zijne levens middelen raken op, zijne paarden, zijne rendieren puiten zich dagelijks meer en meer uic en echter zijn al zijne nasporingen vrucnteloos: hg ontwaart niets, noch menschen noch woningen; alles is stil en eenzaam. (2) Een voornaamjgeleerde heeft ergens beweerd, dat de sneeuw ondoordringbaar voor de koude zijnde, de wijze natuur zorg had gedragen dezeive in de koudste streken opeen te stapelen, aiwaar, zonder dat, alle groeijing onmogelijk zoude zjjn. Deze stelling wordt eeliter door de ondervinding tegengesproken. De vorming der sneeuw Wordt niet dan tot zekere hoogte door de strengheid van het klimaat te weeg gebragt, deze palen te buiten gaande, is de strenge koude in tegendeel eenen magtigen hinderpaal tot die vorming. Wij kunnen bevestigen en wel uit eigene ondervinding, dat er veel meer sneeuw in het zuiden dan in het noorden van Rusland valt, en déiir oneindig meer dan in het noorden van Siberië. De reden is eenvoudigde sneeuw begint eerst op het einde van den herft en het begin van den winterop het oogenblik van het bevriezen der wateren welke altijd door eene vermindering van uitdamping vergezeld wordt. Ook is de sneeuw veel inenigvuldiger in de streken nabij de zee, aiwaar ook eene minder strenge koude iieerscht. Van eene andere zijdemeer in het noorden en in het binnenland, alwaar de vorst spoedig en streng komt, veranderen alle dampen dadelijk in ijs, en de luchtgesteldheid, welke tot 30 graden onder nul daalt, zich aldus gedurende verscheidene maanden bijna zonder verandering handhavende belet de gedurige digtheid van den dampkringde werking der winden van warmere streken, en met dezelve de vochtige uicwasemingen, dus ook de vorming der sneeuw. In de proviricie Yakoutsk, eene der koudste van Siberië, verheft zich de sneeuw zelden hooger dan één voet; ook kunnen de rendieren er den geheelen winter grazenen onder die sneeuw genoegzaam voedsel vinden. Nog meer; deze strenge luchtgesteldheid is zoo verre van de groeijing te beletten, dat men in deze provincie, de cederen, de pijnboomen en dennen eene aanzien lijke hoogte ziet bereikenen zelfs het koren tot rijpheid ziet komen. Zoo zoude men mogelijk aan geheel verschillende oorzaken, zoo als b. v. aan het gemis van licht gedurende hec grootste gedeelte van het jaar, het gebrek aan groeikracht in de Poolstreken moeten toeschrijven. Zoude men ook niet kunnen veronderstellen, dat de opvolgende uitdoving van hec plantenleven naar mate men zich op de hooge bergen verheft, meer nog door de verdunning der lucht, dan door de trapsgewijze vermindering der luchtgesteldheid veroorzaakt wordt? (3) 2oiner-yourtenvan berkenschors met paardenhaar aanééngenaaid. (4) Dit zijn ondiepe moerassen, welke door eene oplossing van oker, rood worden gekleurd. (5) Men ontmoet veel zoodanige gedenkteckenen in Siberië. (6) Het schijut dat vroeger de wilde dieren van hec katten'geslacht vrij koude lucht streken bewoonden. In den Kaukasus is het niet vreemd, tijgers te zien dooden, en de bergbewoners verzekeren dat men er soms den leeuw (arstanj ontmoet. Over het algemeen moet men gelooven dat hec aan de toenemende bevolking, en niet aan eene wijziging van het klimaat moet toegeschreven worden, dat deze dieren zich niet meer in het zuiden van Europaen op de grenzen van Azië vertoonen. De ouden vernielden er ook eene groote menigte. Te Rome bragt Pompeushij de spelen, ter gelegenheid der inwijding van zijn renperk gegeven, 400 leeuwen en 610 tijgers, panterdieren en luipaarden te voorschijn. Bij dc opening van liet amphitheater van Marcellus doode men 268 leeuwen en 310 tij. gers. Trajanus eindelijk, in de feesten tot viering zijner overwinningen op de Parthen gegeven, deed nco wilde dieren vechten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 3