Stgen, wegeni "nêt ovêtlgdén van 7. K. H. i-'en Print Antelne, Graaf
Xeece, broeder vin Zijne Maj. den Koning der Beide Sicilian; (genoemde
Prins leefde geheel als landbouwer, bragt zelf de voortbrengselen van zijn
land op de markt en kwam nimmer aan het Hof;) en voor het overlijden van
H. K. H. Mevrouw Louise AugusteHertogin Douairié e vaj> Sleeiwijlt-Hol
stein Sonderburg-Augustenburg.
Heden morgen is de centrale afdeeling van de To* de Kamer der
Staien-Generaaï vergaderd geweest over her rweede boek des wetboeks van
•Strsfregt. Ten twee ure zijn alle de afdeel'ngen bijeengekomen over het
-isnhanglge ontwerp, nopens de grondbelasting.
Morgen, ten a ure, zal de Kamer eene zitting honflen.
De Eerste Kamer heeft heden, in hare afdeeliogentikt onderzoek
en derzelver overwegingen voortgezet over her aanhangige ontwerp van wet,
houdende goedkeuring van den 5 November 1842 russchen de Ne rerlandsche
en Belgische Gevolmagtlgdente 's Gravenhage, gesloten verifrag. Men
verzekert, dat de beraadslagingen over dit ontwerp morgen zullen worden
gehouden. Ten twaalf ure zal de vergadering bijeenkomen.
Men verneemt, dat de uitslag der «temming op gisteren bij de
Tweede Kamer der S aren-Generaal, over het ontwerp van wet, nopens
her Tractaat, geweest is als volgt:
Vóór hebben gestemd, de heeren: van den BoschGouverneurMenso
van Colt stem Romme, Gockinga, Buma van Hoorn van Burgh, Scheers van
HarencarspelBackervan Tuyll van Heeze, üruyvesteyn, Mutsaers, Corver-
Hooftden Texvan Akerlaken van RappardHinlopende BackereMod
desmanVerwey-Mejan Snouck Hurgronje Luyben Brouwer, van Sassesan
TsseltEnschedé, KniphorstUytwerff Sterling Bruce, Cost-Jordensvan
Bleyswijk, van Heeckeren, Corneiiestar Busman, van Nes, van Dam van
Isseltsehooneveld en Gevers.
Tegen hebben gestemd, de heeren, van Rijckevorselvan Rechteren
HooftNederburghvan der GrondenAnemaetReoetaer van Molen ers-
graaf, Boreel van HooglandeLuzaePetit, van Heioma, Michiels van Ver-
duynen, van Panhuys, iVarin, Neoermeijer van Rosenthal, de Ma-, van
NagelI en Tromp.
Afwezig waren de heeren: [sigenhorst en Vegilin Van Claerbergen.
In de beantwoording van het voorlooptg verslag der Centrale afdeeling
van de Tweede Kamer over het ontwerp der wet, ter zake van de Maat
schappij van Weldadigheid, leest men, nopens de verdere onderhandelingen
van den Minister van Binnenlandsche Zaken met het Bestuur dier Maat
schappij het volgende:
Zoodra de Regering hec berigt ontving, dat de Commissie van Weldadig,
held hare betrekkingen bij de Maa schappij had nedergelegd, heeft zij, vol
hardende bij haar besluit, om geheel vreemd te blijven aan het beheer dier
instelling, zich bepaald rot het nemen dier maatregelen, welke door het
belang vin den Staat gevorderd worden.
Wel U nog op den 31 December aan de Commissie van Weldadigheid het
verlangen geuit, om bekend gemaakt te worden met de maatregelen, welke
zij mogt vermeenen te moeten nemen, doch het daarop ontvangen antwoord
behelsde slechts „dat het nemen van de bedoelde maatregelen zou behooren
aan de Commissie van Toevoorzigt, aan welke bij het organiek reglement
der Maatschappij, naar het inzien der Commissie van Weldadigheid, het
waken voor de belangen der deelgenootep, en der armen zou zijn opgedra.
gen, en dac zij dit haar gevoelen dan ook aan de Commissie van Toevoor
zigt, op wier bestaan hsre aftreding geenen invloed zon hebben, nader had
kenbaar gemaakt."
Inmiddels had de Commissie van Toevoorzigt reeds aan de Regering te
kennen gegeven „dat bet reglement voor de Maatschappij van Weldadigheid,
krachtens hetwelk zij is ingesteld, geene bepalingen zou bevitten, ten ge.
volge waarvan zij in de bestaande omstandigheden eene nuttige voorziening
zou kunnen nemen."
Hoezeer de Regering uit het voormelde antwoord der Commissie van
Weldadigheid moest afleiden, dat door deze geene maatregelen hoegenaamd
waren genomen, is het haar echter weinige dagen daarna, door eene mede-
deeling van drie ambtenaren bij de Maatschappij, gebleken, dar die Com
missie vermeend had, aan hen te kunnen opdragen „om het bestuur van de
loopende zaken der Maatschappij waar te nemen, tot zoo lang, hetzij door
de Commissie van Toevoorzigt, hetzij door de leden der Maatschappijhetzij
op eenige andere wettige wijs, daarin voorzien zou zijn."
Alvorens zich met die perionen in verdere betrekking re stellen, beeft
de Regering hun zakelijk afgevraagd: 1°. of zij bet-bewijs konden leveren,
dat tie bedoelde last hun bevoegdelijk en wettigiijk was gegeveD, In verband
tot de bepalingen van het reglement der Maatschappij, en 20. of zij, bij
ontstentenis daarvan, op zich namen, om de zaken der Maatschappij vaD
Weldadigheid waar te nemen, overeenkomstig de beginselen van het bur
gerlijk regt omtrent hen, die vrijwillig, zonder daartoe last bekomen te
hebben, eens andets zaken waarnemen.
Het «ub i°. bedoelde bewijs is niet geleverd kunnen worden, en de vrasg
sob 2°. vermeld, is ontkennend beantwoord.
In dien staat van zaken heeft de Regering gemeend, niet te knnnen er
kennen de hoedanigheidwelke de genoemde personen zich toekenden.
Irmiddels vorderde het belang van den Staat, te waken, dat in het onder
houd en de werkverschaffing der koloniale bevolking wierd voorzien. De
Regering overtuigde zich, dac het daartoe bij de directie der koloniën aan
genoegzame middelen ontbrak. De directeur derzelve nam de waarneming
der koloniale huishouding, voor zoo lang noodig, op zich, overeenkomstig
de voormelde beginselen van het burgerlijk regt. Aan dezen zijn vervolgens,
als zoodanigzonder eenige inmenging der Regering met het beheer der Maat
schappij, de gelden verstrekt, uitsluitend tot voorziening in het onderhoud
en de werkverschaffing der koloniale bevolking en tot voldoening der kos-
ten van transport der personen althans voorloopig nog te Ommerscbans
aaogebragt wordende, edoch niet anders dan onder de zeer uitdrukkelijke
voorwaarde dat tot die voorziening niet verder wordt bijgedragen dan
uitsluitend voor zoo verre het hem daartoe uit de middelen der maatschappij
zelve aan de mogelijkheid ontbreekt. Die verstrekking heeft plaais gehad
uit het bijzonder fonds, in hetwelk de gelden worden gestort die de gemeen
ten ter zake der kolonisatie bonner behoeftigen betalen. Later, en wel den
23 Januarij II., is van de Commissie vin Toevoorzigt de mededeeling van
tien 18 bevorens ontvangen „dat deze, bij meerderheidheeft goedgevon
den, uit hoofde [van de zeer bijzondere en hagchelijke omstandigheden
waarin de Maatschappij van Weldadigheid verkeert, en bjj gevolg ook het
lot van 11,000 verarmde natuurgenootenden bij dat besluit van de Com
missie van Weldadigheid in dato 31 December des vorigen jaars aan de drie
bovenbedoelde ambtenaren der Maarschappij opgedragen last, om het beheer
van de leopende zaken oer Maaisch pptj waar te nemen rot dat daarin op èene
andere wi)a zal zijn voorzien, te homologeren, onder voorwaarde dat die
ambteniren zich met niets anders en met niets meer dan met het beheer der
loopende zaken zullen inlsten, en onder uitdrukkelijke bepaling van de zijde
der Commissie van Toevoorzigt, dit zij geene verantwoordelijkheid, hoe ook
genaamd, wegens eenig beheer of andere oorzaken op zich neemt, veelmin zich
in het minst aansprakelijk stelt v or hetgeen uit het vroeger geveerd beheer
en de neder legging der betrekking van President, assessoren en leden der Com
missie van Weldadigheid mogt voortvloeijen."
Het is dus alleen, „too drukt de Commissie zich verder uit;" dat zij
nogmaals herhaaltuit heoge bezorgdheid voor het lot van zoo vele armen
dat de Commissie van Toevoorzigt tot de homologatieonder voornoemde be
palingen, is overgegaanvermcenende door dien maatregel, naar den geest
van het reglement en ir. het welbegrepen belang des Vaderlands en der mensch.
keiJ te hebben gehandeld
Het is iet Regering toegeschenen, dat dere trededeellnj tfer'Ciromc'esiq
van Toevoorzigt haar geen grond opleverde, om voor 't hands eenige ver
andermg te brengen in de tijde 1 ijk gevolgde wijs van voorziening in hèc
onderhoud en de werkverschaffing der koloniale bevolking, in het belang
van den S aai.
Her al öf niet ontstaan der mogelijkheid, om alsnog met de Maatschappij
van Weldadigheid eene voldoende overeenkomst san te gaan 'zal geheel eb
a! daarvan if hangen, of er al dan niet een daartoe geoeigd wettig bestuur
dier Maatschappij optreedt. De zorg daarvoor moet echter, naar het oor.
deel der Regering, uitsluitend aan hec ligchaam der maatschappij zelve,
ais particuliere instelling, Worden Overgelaten, tVordc die zorg niet v'ah
hare ziijde behartigd, dan kaii de aftreding der Commissie van Weldadigheid
den ondergang der instelling ten gevolge hebben, en dan zal de Regering-,
de verantwoordelijkheid der gevolgen latende voor rekening dergenen, ojt
wie dezelve drukt, zrch "uitsluitend bepa'en om, in verband tot de begin
selen, ontwikkeld in het aan de S.aren-Generaal medegedeelde verslag der
S aars-Commissiebenoemd hij Koninklijk besluit van. den 26 October 1841,
N° 66, die maatregelen te nemen, welke de loop der gebeurtenissen 111
het heiang van den Staat en tot minst mogelijk bezwaar van dezelve, zat
noodig maken.
- Door oen Minister van Binnenlandsche Zaken fs bekend gemaakt, dac
van 1 jat narij toi 31 December 1840, voor het fonds van den Landbouw
f 1,048,903 71J ontvangen-, en ook üie som uitgegeven was. Onder die
uitgaven iietc men aan: Kabmet van werktuigen voor den landbouw ƒ4,893
kosten op het ooen en bevorderen Van proeven met landbouw-werktuigen
200; vee-artsenijschool ƒ53,610; vee-artsen 25,100; schadevergoeding,
vooi op trocgen last gedood vee ƒ16,163.37; Idem vooraan longziekce ge
storven vee ƒ245500; taxa-ieloon van gedood en gestorven vee ƒ1,789;
paarderlokkei 11prcinien en andere kosten 3,588.27 drukken en verspreii
oen van geschriften tot nut van den landbouw en vee-artseni]kunde, mitsga
ders p-emien toi aanmoediging voor hei opstellen van dnsdanige geschriften
1,287; aankoop en kosten op de verdeeling van üitheemsche boomzaden
en aniere 532; aankoop van anatomische afbeeldingen, ter dienste van
vee-srrsenijkui,digen, f 60, en gelden ter goede rekening, gelaten aan den
Direcieur van 's Rijks vee-artsenijschool 5 378,
Het verlof om van de land- tot de zeedienst over te gaan; Is, bij
besluit van den Directeur-Generaal van oorlog, ingetrokkenomdat er geene
behoelre aan manschappen bij Zr. Ms. zeedienst bestaat,
Er zullen dit jaar belangrijke troepen-transporten naar Nederlands-
Indië worden overgevoerd,
Onder de geruchten van den dag behoort, dac men in Zekere door
gaans wel ingelichte kringen wil weren, dac de Baron Huyssenvan Kattendyke
zijn verlangen zou te kennen hebben gegeven, om de portefeuille van Bui—
tenlandsche Zaken neder te leggen.
Voor eenigen tijd achtte dé redactie van het oorspronkelijke maand,
werk Holland, zich verpligc eene advertentie in de nieowabladen te plaatsen,
waarbij zij haar leedwezen te kennen gaf, dat de uitgave van dit oorspron
kelijke rijdschrift waarschijnlijk, bij gebrek aan deelneming. Zon moeten
gestaakc worden. Tnans verneemt men met genoegen, dat door den alge.
meenen bijval, dien ait rijdschrift, sedert dat berigt, heefc mogen ondervin
den, en door de deelneming van Zijne Maj. den Koning, de redactie in de
gelegenheid is, de geregelde uitgave van du tijdschrift voort ie zeiten.
Het stations-geoouw te 's Gravenhage is voor ƒ48,000 en de ijzeren
draaibrug in de nabijheid van oat gebouw voor 31,000 aangenomen doar de
heeren P. Visser en P. Langeveld.
Van den $den dezer. De Eerste Kamer der Staren-Generaal heeft, in
hare zitting van heden, aangenomen her ontwerp van wei, houdende de
goedkeuring van het den 5 November 1842 cutschen de Nederlandsche en
Belgische Gevolmagcigden te 's Gravenhage gesloten verdrag; waarvan de
raufleatien den jdgn dezer moeten uitgewisseld worden.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaalvan beden;
is ingekomen een Konitiglijk besluit, houdende wijziging van dat van den
8 December 1819, betrekkelijk het omslag van de leden der Kamer. Zijne
■Maj. behoudt zich, volgens dit besluit, voor om een lid, dat zijn ontslag
genomen heeft, van den in banden des Konings afgelegdeü eed te decharge
ren. Wordt besloten dit stuk te ooen drukken en rond te deelen.
is omvangen eene missive van Zijne EXc. den Minister van Justitie, met
eene lijst der "verleende dispensatienzijn Depar emenr betreffende.
Aan de Kamer wordt hulde gedaan van het 3de deel, 4 stuk der gèschië
denis, door Lastdrager, Plaatsing in de boekerij.
Zijn ingekomen de volgende verzoekschriften, als van verveene'S.te Smilde
en Assen, regen het iractaat met Belgie; van de Vries, i. i., verveenérs té
Hoogeveen, tejjen den accijns op den türf; van oe Kamer van Koophandel
en Fabrijken te Groningen, tegen het ontwerp van wet op het zegel; van
een ingezeten nit Amsterdam regen de personele belasting. Al deze
stukken worden in banden gesteld der Commissie voor de verzoekschriften.
De Voorzitter geeft kennis, dat tot rappor-etirs nopens het ontwerp van
wet betreffende de grondbelasting, zijn benoemd: voor de iste afd., de hëëf
Verwey-Mejanvoor de 2de, de heer van Goltsteinvoor de 3de, de heer
van hoorn van Buigh; voor de 4de, 4e heer van Akerlaken; voor de jde
de heer van Nes
De centrale'afdeeling brengt verslag nit omtrent het ontwerp van wet
nopens de Maatscnappij van Weldadigheid. Dit verslag zal worden gedrukt
en rondgedeeld, terwijl de beraadslagingen worden bepaald op aanstaandeif
Dingsdag, des morgens ten ri ure.
De heer van Dam van Isselt zege dat hij, in het voorloopig Centraal verslag
nopens het tractaat met (bevreemding gezien had, dar de centrale afdeeling
het als eene gunst ooet beschouwen, dat zij- de nota's, door eenige léden
ingediend, had laten drukken. Hij keiit der centrale afdeeling het regt niét
toe, om eenige censuur nopens mgezondene nota's nit te oefenen. Dit ligt
niet in de bedoeling van hec reglement. Het is vooalnn dat reglement
nog nieuw tsvan belang geene misbruiken te doen inslnitéh, daar dezelve
tot regel voor het vervolg zonden moeten strekken. Ieder lid tnoet onbee
paaid vrij in zijne meening zijn. Art 73 van het reglement keiit elk hec
regt toe, om nota's in te aienert. Door eene mededeeling aan de centrale
afdeeling, ontstaat geene bevoegdheid tot beoordeeling derzelve De redenaar
reserveert althans vpor zich zeiven, steeds het regt, om-de-nota's, welke hjj
mogt indienenzonder censuur te doen drukken.
E>e heer van Rappard zegt dat deze zaak juist -eene pnnt van overweging
der centrale afdeeung uitgemaakt heeft, en dac dezelve besloten heeft, ,ont
altijd de nota's, welke door de leden mogten worden ingezonden, te doen
drukken.
De heer van Dam «egt, dat dit antwoord voldoende is, vóór zoo verre
ie tegenwoordige centrale afdeeling samengesteld is. Hij spreekt dan ook
niét tegen het gebeurde, doch tegen, de .uitdrukking van het centraal rapport
en der afdeeling eenig regt vso goed- of afkeuring toe te kennen, dat dezelve
niec erfelijk is, en dus door andere mannen dan tegenwoordig kan zatnen-
gesteld zijn.
De heer Luzac Eegt te moeten verschillen nopens de uitlegging door dea
heer van Rappard gegeven, dat de door de leden ingezondene nota's altijd
zouden moeten worden gedrukt. Dit heefc illeen in hec speciaal geval van
het tractaat, om de belangrijkheid der zaakplaatsgehad. Bij het omwerpen
van hec reglement der Kamer, is men van hec denkbeeld uitgegaan, dat de
opmaking van vijf processen-verbaal niet doelmatig was, vermits daaruit niet
net gevoelen der meerderhied kan worden opgemaakt. Men tieeft gemeend
een voorloopig centraal verslag te moeten opmaken, waarin het gevoelen
oer meerderheid «orut uitgedrukt, ooctt he; ook noodzakelijk bevonden,drt