FRANK. RIJK.
Petrus Camp/n en Mulder Franker eer aldus in Eflropa opgehouden, dar
het onnoodig zijn zal, daarvan zelfs mee een woord te gewagen.
Veel meer zouden Adressanten kunnen noemen, doch het zij genoeg;
«nppl. vinden zich echter gedrongen hier op te merken, dar onder eenen
Willem Lo dew ijkVoorvader van Uwe Maj. in de regte lijnin her midden
van den krijg., toen de Spanjaarden in Friesland stroopten, de Akademie van
Franeker is gesticht volgens Winsemius op het jaar 1585), dat Vorsten uit
dat zelfde huis van Nassau, wier wieg en bakermat in Friesland stond, de
Akademie van Franeker steeds: hoog geschat en begunstigd hebben, men
denke hier aan eenen Willem Frederik; twee van hen, Sire! hebben mede
daar hunne bekwaamheden opgedaan en, ofschoon Vorsten, zich niet ge
dchaamd hebben aan de voeren der Leeraren te zitten. Wie herinnert zien
ook niet met welkeen ivy er en welwillendheid de beminde Pinsen Hendrik
CasimirJohan Willem Friso 4 JJ'illem Ka*'el Hendrik Frist en Willem F* als
Curatores Magnificentissnni et Honuiani, steeds de belangen van de Akademie
van Franeker-hebben behartigd. - 1
z DankbaarSirebleef dit seedsbij velen te Franeker in gedachtenis, zoo*
dat men te midden van de Fransche heerscbappii. kort voor het noodlottig
.opheffen der Akademie door oen 'gewe-:dLenaar- Napoleonaldaar nog eene
redevoering van den Hoogleeraar Regenbogen lojrcie uitspreken tot lof van
JVlarnixden vriend van den man, dien niemand zonder eerbied noemt, den
^Eersten Willem, bij welke gelegenheid men zelfs het zoo geliefoedoen
toen verguisde Wilhelmuslied deed hooren.
Deze geest, Sire! heétt 2eker veel bilgedragen om het 'verlangen-naar
|het Huif van Oranje in Vriesland levendig te houden, gelik dan ook de
friezen nimmer de laatsten zijn geweest, wanneer'bet de handhaving gold
der regten van het regerend Stamhuis, waaraan het zich door zoo vele aan.
genaroe herinneningen verbonden gevoelt.
Zal dan nu Uwe Maj. eene inr.igting vernietigen die zooveel nut gesticht,
,pulke heerlijke vruchten voor het Vaderland gedragen heeft; eene inrigting
den oogappel der Friezenl Adressamen huiveren op het denkbeeld dat
daardoor de liefde, welke ,de Friezen Uwe Maj. toedragen, zoude kunnen
verminderen en aanleiding tot. ontevredenheid izoude kunnen gegeven worden
voor harten, welke dat niet verdienen, van Friezen, die zeker niet onder
de minst getrouwen van Uwer >Majesteits onderdanen moeten geschar Wor-
jden., Zo.U U,we Majesteit eene inrigting vernietigen, waarin zoo vele Vor.
Zen uit. het.Doorluchte Huis van Nasvau zooveel belang gesteld hebben, en
flat.in eep land wasr uwer Majs. Voorouders gewoond hebben en opgevoed
Étjn? eene inrigting. wjer vernietiging aanvankelijk weinig of geene bezui.
oiging voor het Rijk kan opleveren; immers het personeel der gesuppri
meerde inrigting; zoode elders geplaatst of van een behoorlijk pensioen voor-
Zien moetën worüei>, die derhalve voor het oogenblik weinig of geen, ver
volgens luttel geldelijk voordeelmaar stellig de vernietiging eener beroemde
•tad in Vriesland, zal ten gevolge hebben, en "Wanneer Adressanten dan in
hun geheugen terugroepen dat tijdvak onzer geschiedenis, waarin de Neder.
Jandsche Hópgescholen gesticht werden, en zich herinneren hoe weinig gun
ttig de toenmalige omstandigheden voor dergelijke ondernemingen konden
geacht wordfen te zijn, dan vragen zij, of-in de omstandigheden van het
«ogenblik,, vergeleken met die vroegere, eene drangrede kan worden ge
vonden, .waarmede men voor de ingezetenen, die prijs op het Athenaeum
.van Franeker stellen, zouden kunnen regtvaardigendat men thans tot de
•looping van hetzelve overging, r.
Neen, Ao/tssamen verwachten het nier.-;Uwe Maj. stelt daartoe te
yeel belang in het behoud der liefde van wezenlijk getrouwe onderdanen,
die a.Jles veil hebben voor Uwe Majesteit en zich het uiterste zouden ge
troosiep..
Uh liefde derhalvei tot Uwe Maj. bidden de ondergeteekenden nederig
om het behoud van Fraoekexs A benaeumzij bidden het, zij durven het
vrijmoedig zeggen, in den naam en in het belang van bet Friesche Volk
dat van, de vroegste rijden af aan zijne, jongelingen in des2eifs midden
wenschte .onderwezen en gevormd te zien, en dat nu nog wenschtvoor
zoo ver bei geschieden kan. -
- Te Zierjkzee is, den 3den met goed gevolg van s'ape! geloopen het
fraai.e gekoperde barkschip Elisabeth en Johanna. Dit is het zesde schip,
dat binnen den tijd van 2}, jaar. van de bei.de werven dier s:ad van stapel
geloopen iaallen bestemd voor de vaart op de Oost-Indien.
SPANJE.
Een blad vin Marseille meldt uit Barcelont van den isten dezer, dat den
vpngen dag steeds tusschen de stad en Espartero onderhandeld was. De
voorwaarden, waarop dezelve den Regent zou binnen laren, waren: verwij
deting van Zurbano en v<an Halen, verandering van garnizoen, handhaving
van de tegenwoordige organisatie der nationale garde en afschaffing der con
sctiptte. Espartero evenwel zon van geene voorwaarden hebben willen
booreo, maar.eene onvoorwaardelijke overgaaf geë sebt hebben, en daaren.
boven aan de s.ad hebben opgelegd een losprijs van 10,000,000 realen, bin
nen 10 dagen te betalende herstelling der citadel op koste van de sraden
het onderhoud ,van een garnizoen van 13,000 mangedurende. 3 jaren,
Berigten uii Barcelona van den sden melden, dat Espartero, na alle
verdere, onderhandeling, te hebben afgeslagen, als ultimatum bepaald had,
dat, indien de stad zich den 3den des morgens om 10 ore niet had overge
geven, bet bombardement beginnen zou. Nog onderscheiden ..deelhebbers
aan den opitand hebben de atad verlaten en op Fransche schepen de vlugs
genomen.-
Een brief uit Perpignin van den gden meldt, dat het bombardement
den 3den begonnen is, maar ook, dat bijna de geheele bevolking van Ka-
talonie is opgestaan, om Barcelona te hulp te komen.
Het Engelsch linieschip Formidablehetwelk, zooals gemeld is,voor
Barcelona gestrand was. is weder met behulp van twee stoomvaartuigen
afgebragt en ter reede van Barcelona gesleepc.
Het Franich oorlogschip Jamappes van 100 stukken heeft het anker
voor Barcelona laten vallen.
DUITSCHLAND.
De Fransche en| Engelsche Gezanten te Athene hebben in November
aan de Grlekache Regering eene nota gerigt, waarin zij zich beklagen over
de booge tolregten en tevens aantoonen, dat alle handel met Griekenland
onmogelijk zou worden. De Regering heeft de zaak ter onderzoek aan eene
Commisaie opgedragen.
De berigten uit Beyrut.li, omtrent het onlangs in Syrië voorgevallene,
merken hetzelve niet op als eenen formelen opstand, doch meer als een
verzet van de eene of andere partij tegen sommige afdeelingen militairen.
Zoo zouden de Maroniten alleen eene afdeeling Albanezen verjaagd hebben,
spellte gekomen waren om de belastingen te innen, omdat zij vermoedden,
dat hunne Patriarch door de soldaten zou worden opgeligt. Het verslaan
van eene Turksche ruiterbende door Drusen en Maroniten, was slechts door
dezulken.gepleegd die sedert den burger-oorlog rondzwierven en van stroop,
togten leefden,
Pakijs den 8 December. Het Hof is na eene afwezigheid van 7 maanden
op hei kasteel der Tuilerien wedergekeerdom er een vage verblijf ie houden.
Zoo als gemeld is geworden, is thans het regtsgedlng aanhangig tegen
de ondernemers yan den Versailler-spoorweg* Den 6den verscheen voor de
regibank een zeker heer Hifi aukoopman te Bordeaux ltdoor twee vrienden
f nder.ftenrc'daar het regrorbeen hem .is, irvoeterR wecdeö et ht'i
ved aan brandwonden lijcr. Hij paf de volgen., e .rings' ji was' v -
mijne beidp zoons en eene jonge juffer Colasnaar V-ersailies gegaab.
ik spoedg hij mijne zieke vrouw wenschte weder te komen, keerden wij
met den eersten spoortrein terug. Wij reden zoo snel voortdat men de
boomen langs oen weg niet m jer onderscheiden kon. Ik had een zoo groo
ten angst, nat ik mij de be! fe deed, nooit weder 'tv.ee eene i;rérbaairi te
n den. Toen wij Bellevue voorhii reden, bekwame p wij een vr^thselijken
stoor, en hoorden wij een geweldig kraken. De waggon verliet de tails; 'k
bevond mij in een dergenedie in brand waren; ik voelde, hoe het vuur
mij aangreep, mijn linkerbeen was in één oogenblik geheel gewond, ter
wijl mijn regter, door, wrakken van dfti verbrijzelden waggon ve'p'ecterd,
m acht stukken brak. Men heeft, hei mij sedert moeten afzeccen. Ik ver.
beidde den dood. Een grootmoedig'man trachtte mij te redden, en trok mij
uit den wagen. Maar naauwelijks was ik gered of ik dacht aan mijne zonen.
Het scheen mij onmogelijk, zonder hen, bij mijne vrouw terug te komen.
Mijne smart was grenzenloos. Spoedig echter zag ik, hoe miju jongste zoon
naast mij werd nedergelegdwant ook voor hem had zich een redder opgj
daan. Maar hij was in eenr afgtijzenwekkenden toestand, en zal dit zijn
levenlang blijven. Hij moet schuwen zich aan iemand te vertoonen. Ik heb
hem niet medegebragt om uw menschelijk gevoel niet te schokken. Mijn
oudste zoon is omgekomen. Vóór zun' dood had men ook hem uit den wa
gen getrokken; hij kon nóg zijnen naam noemen, en uitroepen: Wat is hel
hard, zoo jong te s erven' Daarom treed ik als aanklager op; »k eisch zijn
lijk terug om- hem een grafgesteente op te rigten. Ik klaag niet tegen de
spoorweg-directie, maar tegen de policie. Zoo mij geen regt geschiedt, ga
ik naar den Koning: hij is vader en zal mijn gevoel begrijpen.
In een groot deel van Frankrijk, zoowel als-in Engeland, heeft in de
laatst verloopen dagen zulk een zware mist plaats gehaddat men midden
op den dag op de kantoren en in de pakkelders genoodzaakt was het gaz»
licht te ontsteken.
PROMOTIE AAN DE LEYDSCHE HOOGESCHOOL.
Den VIII December de Heer H. J. van Eekin de Wijsbegeerte en Letteren, na de
verdediging zijner Dissertatie continens Quaestiones Historicas de M. Vipsanio Agrippa±
MENGELINGEN.
MALTHA.
Dit eiland met deszelfs aanhoorighedenheeft het gemeen lot van alle
eilanden der Middellandsche zee ondergaan; het is sedert de vroegste cijden
beurtelings bezet geworden door de volken die belangrijke koloniën hebben
gesticht. Deszelfs ligging op den weg naar het Oosten heeft altoos da
aandacht der militairen zoowel als der kooplieden tot zich moeten trekken,
en thans nog is het deszelfs ligging, welke er geheel de belangrijkheid van
uicroaakc; het eiland zelf is niet veel meer dan eene onvruchtbare rots,
welke zelfs niet genoeg oplevert om aan de eerste behoeften van deszelfs
bewoners te voldoen.
Alles schijnt te doen gelooven, dat de Egyptenaren, op hunne reizen
langs de Afrikaansche kusten, de haven van Maltha moeten hebben gekend;
men vindt echter noch in de geschiedenis, noch in hec land zelf, eenig
spoor der werken, welke zij er vermoedelijk hebben achtergelaten. Hunne
naburen, de Pheniciëri, zijn de eerste kolonisien, wier herinnering door de
geschiedenis werdt bevestigd (1); de twee groote havens van het eiland,
boden hun eene uitmuntende scnoiiplaats aan, en waarschijn/ijk maakten zi)
er een hunner groote entrepóts van. Na eenige eeuwen bezit, werden de
Pheniciërs door de Grieken vervangen die vermoedelijk aan Maltha den
naam gaven, welke tot nu toe is bewaard gebleven, naar een van deszeits
voornaamste producten, de Honing,
Op de Grieken volgden de Carthageniënsersop hunne beurt van deze
belangrijke bezitting door de Romeinen beroofd. Gedurende de beroeringen,
welke den val van het Romemsche Rijk kermerkten, maakten de Vandalen
Zich meester van Maltha, en na deze de Gothen, die door Justinianut
werden verjaagd. Sedert deze wederinlijvmg bij het Oostersche Rijn, tot
het einde der negende eeuw, weet men bijna niéts van de geschiedenis van-
Maltha; maar omstreeks dezen tijd kwamen de Saracenen er zich vestigen
en zij zijn het waarschijnlijk die den naam van Malita in dien van Mritha
hebben veranderd. In de laagte jaren der elfde eeuw, veroverden de Nor^
mandiërs, toen meesters vin Sicilië, Matha op de Arabieren, Kort daarop
werd hec een leengoed van net Duicsche Rijk; vervolgens werd het door
Karei van Hnjou genomen, en uit zijne haoden ging het tot de kroon van
Castilië- over. V;
In de zestiende eeuw stond Karei F het eiland Maltha aan de orde van
St. Jan van Jerusalem af, die schuilplaats van alle jongste zonen des Europe
schen adelt, die er in hun gevolg dienaren van alle natiën heenvoerden. Bij
deze buitengewone vermenging van nationale individualiteitenkwamen zich
deserteurs van alle landenarbeiders van alle soort, en dan eene menigte1
Turksche en Arabische slaven voegen. Wanneer men nadenkt dat de taal
der inwoners zélve slechts een mengelmoes van GriekschPhenicisch erv
Arabisch is, zal men ligt gelooven dat Maltha, op dac tijdstip, een vrij juist
denkbeeld moest geven, van hetgeen voorheen de vermenging der talen blr
den toren van Babel was. Eirdelijk volgden op de ridders van St. Jan de
Franschenen op dezen de Engefschen.
Van al deze zoo verschillende meesters, zijn er geen waarvan de doortoec
zulke diepe sporen heeft nagelaten, als die der Cartageniënsers, die hec
eiland gedurende bijna drie honderd jaren bezaten, alvorens het met al hunne
overige bezittingen aan de Romeinen over te geven;
Volgens de overlevering ztjn het de Carthageniënsers, die de hoofstad van
het eiland gestichc hebben, wier Arabische naam eerst in dien van Citta-
Notabile en later in dien van Citta-Vecchia veranderd werd. Een bewijs
dac het groot vrerk der kolonisatie van Maltha, vooral door de Carthage
niënsers verrlgt werd, is. dat de punische taal toe op onze dagen bij de
bevolking niet is verloren gegaan. Mee hec Arabisch vermengd, heefc zij hec-
dialect gevormd, dat thans langs geheel de Barbarijsche kust gesproken wordt.
Welke waarde ook de Romeinen aan het bezit van Maltha hebben gehecht,
het schijnt niet dat zij het ooic tot hunne militaire operatien hebben doen.
oienen; men kan zelfs zeggen, dat dit eiland zonder belangrijkheid bleef,
tot op het oogenblik, dat het in handen der riddeis van Sc. Jan van Jerusa.
lemsedert meer bekend onder den naam van Ridders van Maltha, viel.
Toen de orde in 1530 bezit van het eiland nam, was alleeo de tegenwoor.
dige stad Cicta Veccnia versterkt. De groote haven was alleen door hec
kasteel St. Angelo, en het uaburige vlek; nog il Borgo genaamd, door eene
eenvoudige muur omringd, bood den ridders zelfs geene voldoende huisves
ting aan. In plaats van zich te versterken, gingen zij voort, jagtjop Turken
en Barbarij che kustbewoners temaken. Zij namen deel aan al de ondememin*
gen tegen de kusten van Afrika gerigt, en volgden Karei F in zijne expeditie
tegen Tunis. Deve vijandelijkheden ontstaken den toorn van Soliman4 die
hen reeds van Rhodes had veijaagd, en nog tot tweemaal toe poogde hunne
laaisce schuilplaats ce veroveren.
Den ió Julij 1551 verscheen de Turksche vloot onder bevel van den ver-
£1) Men liceft 07 Maltha bouwvallen van Pheniciachen oorsprong gevonden, walked#
grootste gelijkenis met de Pelagische bouvvingen aanbieden.