wijk bij den zoogmaamden schoonsteenvormigen put. Daar stonden paarden gereed; welke aanstonds beklommen werden, en de vlugtelingen begaven 21 ch over Schaarbeek in de rigting van Ever en Westerloo; den volgenden morgen ten n£ ure waren zij in zekerheid; noch paarden, noch ruiters hebben zich een oogenblik rust gegund. Deze laatste,n hebben uit het zadel getild moeten worden, en de paarden vielen als dood neder.—De paarden zijn sedert per spoorwagen naar Brussel aan den eigenaar teruggezonden, feerigten, uit Ëladel en Eindhoven (Nederland} melden, dat de Generaal aldaar Maandag was doorgekomen, zijnen weg naar Maastricht nemende, om van daar naar Aken té vertrekkenwaar zijne echtgenoot zièh zou bevinden; PROMOTIE aan de LEYDSCHE HOOGESCHOOL. Den 7den November, de Heer A. N. van Pellecomvan Schiedam, na de verdediging ij ner Dissertatie, continens, Annotatiónen ad Titulum Secundum Codicis Mercator ii. MENGELINGEN, WARE GESCHIEDENIS VAN JACQUES BONHOMME (i), naar authentieke bronnen. Jacquet' was nog zeer jong, toen vreemdelingen van het Zuiden gekomen tiet land zijner vaderen innamen, het was een schoon land door twee grooce wateren bespoeld, en vatbaar om koren, wijn en olie in groote hoeveelheid voort te brengen. Jacquet had eènen lëvendigen geest, niaar was weinig standvastigop zijnen veroverden grond opgroeiiendevergat Hij zijne voor- Zaten, en de overweldigers behaagden hem. Hij leerde nunne taai, behar tigde hunne belangen en verbond zich aan hun loc. Die lot van innemingen en verovèringèn was eenigen tijd lang gelukkigmaar eens keerde de kans óm, en de oorlog bragc vreemde vijanden op de bezittingen der veroveraars. De gronden van Jacques, waarop hunne vanen wapperden, werden het eerst bedreigd. Talrijke benden, van het Noorden gekoiiien, bestormden dezeiv© van aljè kanten. Jacquet was de onafhankelijkheid te zeer ontwend om op «je vrijmaking van zijn erf te denken, zich' aan nieuwe meesters over te geven, of de zijde van de ouden te houden, was de eenige keuze waaraan hij dacht. Wijfelehde tusschen deze twee partijen, ging hij zijne besluite loosheid aan êenë ernstige personaadje zijner familie toevertrouwen, leeraar eener godsdienstwelke Jacquet kort geleden had aangenomen, en welke hij met ijver waarnam. Vader zeide hij, »wac zal Ik doen? Mijn tegenwoordige staat vermoeit mij. Onze overwinnaars, die ons hunne bondgenooten noemen (2), behan. delen ons eigenlijk als hunne slaven. Zij puiten ons uit om hunne schatkist èe vullen, welke zij in hunne taal korf 3) noemen; deze korf moet eene grondelooze diepte hebben. Ik ben hun juk moede, maar het juk hunner vijanden verschrikt mij, die mannen van het Noorden zijn, zoo men zegt, zeer hebzuèhtig en hunne strijdbijlen zijn zeer schérp. Eilieve zèg mij, voor wie moet ik ziju?" £<Mijn zoon," antwoordde de heilige man, £gij moet vcor God zijns God nu, Is voor het afgodisch Noorden, tegen liet kettersche Zuiden. De mannen van het Noorden zullen uwe meesters zijn; ik kan het u voorzeggen; want ik zélf heb hun uwe poortèn geopend (4)." Jacquet was óvèrbluftzijne verwondering duurde nogtoen een grooc geraas van wapenen en paardèn, vermengd met vreemde geluiden, hem verkondigde dat allés reeds gedaan was. Hij zag mannen van eene hooge gestalte en door de keel sprekende, in zijoe woning dringen,' zijnen inboedel in verscheidene loten vèrdèelen, en den grond voor ééne deèling meten. Jacquet was bedroefd; maar, voelende dac er niets aan te doen was, trachtte hij behagen in zijn lot té scheppen. Hij zig de dieven gedujdig aan; en, toen hun opperhoofd voorbij kwam begroette hij hem met den roep vivdtrexl waarvan deze niets begreep. É(e vreemdelingen verdeelden den buit vestigden zièh op hun aandeel gronds (5), naihen hunne strijdkrachten in oogenschouwoefen den zièh ih den wapenhandel, vergaderden inrade, vaardigden wecten uit, zonder zièh meer om Jacquet te bekreunen, als of hij niet bestond. Deze hield zièh verwijderd, wachtende dat men hem officieel zijne bestemming zoude kenbaar maken, en zich met veel moeite oefenendeom de barbaar Sche nadienvan de met waardigheden bekleedde mannénonder zijne nieuwe meestéi's, ulf. té spieken. Verscheidene dezer voor de welluidendheid ver basterde namen kunnen op de volgende wijze worden hersteldÜUrowig, ChlodowigHilderikHtldebertSighebertKarlenz. Jacquet hoorde eindelijk zijn vonnis; het was eene formeele acte, in zijné eigene taal gesteld door dien vriend en landgenoot die zich toe geleider der veroveraars had opgeworpen (6), en, tot belooning van eene zoo gewigtige dienst, van hunne milddadigheid het schoonst bebouwde stuk land had ont vangen en den Grlekschen titel Epitcoputwelke de veroveraars in dien van Bitcop veranderden (7), en welken zij verleenden zonder dezelven te verstaan. Jacquetdie men toe nu Rotnanutde Romein, genoemd had, (8) naar den naam zijner eerste meesters, zag zich in dit nieuw diploma betiteld met litut teu villanut noster (9), en gelast om, op straffe van geeseling en galg, zelf zfon land, ten behoeve der vreemdelingen, te bebouwen De naam van litut was nieuw voor zijne ooren; hij deed zich denzelven uitleggen; meu leerde hem. dat dit. woord, van het Germaansche werkwoord let of Idt, toe staan of laten, afkomstig, eigenlijk beteekende dat men hem de gunst be. wees',1 hem te laten leven. Deze genade kwam hem wat min voorhy kreeg lust meer té gaan verzoeken in de vergadering der bezitters van zijn erfgoed, W£iké op bepaalden dag onder den blooten hemel in een groot veld werd gehouden. De hoofden stonden in hec m'dden, en de menigte omringde hen; de decisiën werden in hec gemeen genomen, en elk man gaf zijn ge voelen op, van den eersten tot den laatscen a maximo usque ad minimum (10). Jacquet begaf zich naar dien plegcigen raad maar op zyne nadering liet zich één gemompel van verachting hooren, en de wachten verboden hem verder ie gaan. Jacquet ging weder droevig aan hec werk ;hij moest zijne meesters voeden, kleeden, warmen, huisvesten; hij werkte verscheidene jaren, gedurende welke zijn lot niet veranderde, maar waarin hij daarentegen hec woordenboek Zeer zag aangroeijén, waarmede men zynen ellendigen toestand aanduidde. In verscheidene invertarissenwelke op verschillende tijden werden vervaardigd. Zag hrtj zïch schandelijk met de boomen en kudden van het domein vermengd ónder den algeméenen naam van bekleeding des gronds, terrae vestitus (11)5 meoDoemde hem levende munt, pecunia viva (12), dienaar, arbeider, bezeten mab, aatt dén grond gebonden man, addictut glebaebondsman in fi) Bijnaam aan het Fransche volk gegeven. (2) FoederatiFoedus inaequale, £4$ Zie^Saiyianusde Gubcrnatione LeiGregorius Furensis en de Briefwisseling der Gallische Bisschoppen met Koning Chlodowig Scriptrerum francic. Tom. IV). (5) DeZe aandeelen bij het lot getrokken, werden in het Latijn sortesen in dc Frankische gelatiniseerde taalaiodesalódaaiodia genaamds van daar is het vi Fransche alleu gekomen. (6) De,jedep der Gallo-Romeinsche geestelijkheid werden Secretarissen, Notarissen, R^edgcteurs, Arcbivariussen. der Barbaren, (7}' Meh'vlndt'in hét testament van den Bisschop Rèmigius of St. Remt, dat Koning Clodowig hem een schoon iand in de omstreken van Reims ten geschenke gaf, waaraan deze Koning den naam van Biscopesheim gaf. §LexSalica et lex Ripuariorum, Passim, Capitutaria. Passim. Scxj.pt. re/urn francic. Tom. V. Passim Capitdlarta. Passim. Zie het Glossarium van Ducange de raai der overwinnaars, in de tijden van goedertierenheid en gratie eïabbif men van hem slechts zes dagen werk van de zeven. Jacquet was sober, nij had weinig noodig én trachtte spaarpenningen te garen; maar meer. jan.eens werden hem zijne, penningen ontroofdop grond van dit ontegensprekelijk axioma; quae servi suntea sunt do minihetgeen de lijfeigene bezit, wordt door den meester bezeten.. -Terwijl Jacques werkte én leed, waren zijne meesters in gedtirigen twiic. Meer dan eens zetteden zij hunne opperhoofden af; meer dan* eens onder- drukten de hoofden lien Q en ontstond e,r binnenlandscbeoorlog Jacquet drot?£ altijd den last dezer twistengeene der partijen spaarde hem; hij moest de gevolgen der woede van. de. overwonnenen en der trots van de overwin naars ondervinden. Het gebeurde dat het hoofd der overwinnaren vermeende alleen degelijke regten ©p het land. het werk, het.ligchaam en de,ziel van den armen Jacquet te hebben. Jacquesligrgeloovig en bovenmatig .ver trouwend, omdat zijne rampen paai noch perk kenden, 1 tec rich overhalen deze vorderingen aan te nemen, en verkreeg den titel van onderworpene des opperhoofds, subjectus regitin het nieuwe dialect, tubjet du Roy. Krach tens dezen titel betaalde Jacques slechts vaste belastingen, tallias rattonabi 'les, hetgeen wel verre van redelijke belastingen beteekende. Maar hoe wel hij, bij name, de eigendom des opperhoofds geworden was, werd hij daarom niet aan de afpersingen der minderen onttrekken. Jacques betaalde aan de eene zijde en aan de andere; vennoeijenis putte hem uit. Hij v-oe.j rust; men antwoordde hem lagchendeBonhomme criemais bonhommepai. ra. Jacques verdroeg het ongeluk; smaad kon hij 'niet dulden. Hij vergat zijne zwakheid; van alles ontbloot, verhief hij zich tegeo zijne onderdrukker» die van top toe teen gewapend., of in hunne sterkten verschanst waren, Toert vereenigden zich opperhoofd en mindere hoofden, vrienden en vijanden, om hem te verpletteren. Hij werd met lansteken doorboord, met 2waarden ge-, houwen, onder de voeten der paarden vertrapt: men liet hem alleen zoo veel adem over om niet dadelijk te sterven, daar men hem noodig had. Jacqüei die, sedert dien oorlog, den bijnaam van Jacquet Bonhomme droeg, herstelde van zijne wonden en betaalde zoo als vroeger. Hij betaalde belas tingen van allerlei aard. Tot dezen prijs werd hij een weinig door den Koning tegen de hebzucht der andere heeren beschermd; deze meer bepaalde ei» vreedzame staat beviel hem; hij hechte zich aan het nieuwedar hem dezer» staat verschafte; hij verbeelde zich zelfs, dac dit juk hem natuurlijk en noodig was, dac hij zich vermoeijen moest om niet van gezondheid te barstenen dac zijne beurs op de boomen geleek, die groeijsn wanneer men dezelve snoeit. Men wachtte zich wel, bij deze luimige gedachten te lagchen; men nioedigde dezelve in tegendeel aan, en het was, wanneer hij er zich geheel aan overgaf, dat men hem de namen van regtschapen en zeer behoedzaam,, recte lega lie et sapientgaf. Daar hec voor mijn welzijn is dat ik betaal, zeide Jacques eens bij zich zeiven, volgt hieruit, dat zy,aaa wien ik betaalals pligt moeten beschouwen, mijn welzijn te behartigen, en dac zij eigenlijk slechts mijne zaakverzorger.1? zijn. Daar zij dus mijne zaakverzorgers zijn, heb ik regc hun rekening af te vragen en raad te geven. Dezè reeks van redeneringen kwam hem juist voor en hij twijfelde niet of dezelve zouden zijne schranderheid eer aandoen; hij maakte hiervan het onderwerp van een dik boekdat hij mee fraaije letters drukte. Dit boek werd aangehouden, verscheurd en verbrand; in plaats van de loftuitingen, welke hij wachtce stelde men hem de galeijen voor. Men maakte zich van zijne persen meesterj men stelde een lazaret in, alwaar zijne gedachten quarantaine moesten houden alvorens gedrukt te kunnen worden. Jacquet drukte niet meermaar dacht niet minder. De worsteling zijner denkbeelden tegen de kracht, was lang dof en stil; lang overwoog hij dit grooc denkbeeld dat hij, volgens hetnatuurlijk regc, vrij en meester bij zich was, alvorens hij eenige, poging deed om dezelve te verwezenlijk. Eindelijk, dat eéne grooce geldbehoefte de magcwelke Jacquet van zijne penningen voedde, noodzaakt©, hem in rade ce roepen, om van hem eene subsidié te verkrijgen, welke hg niet durfde eiscnenA stond Jacquet op, Dam eenen trotsqhen toon aan, en legde duidelijk zijn volstrekt en onwederlegbaar regc van vrijheid en eigendom uir. De raagt kwam in onderhandeling, doch deze brak weder af; er ontstond oorlog, en Jacquet veas overwinnaar, omdat verscheidene vrienden zijner ge wezene meesters hunne zaak hadden moeten verlaten. Hij was wreea in zijne overwinning, omdat zijne langdurige ellende hem verbitterd had. Vrij zijnde, wist hij zien niet te gedragen, onidat hij nog de zeden der dienstbaarheid haa.' Zijdie hij tot Intendanten koos, onderwierpen hem op nieuw, onder hef uitroepen zijner volstrek.e opperheerschappij. Helaas! zeide Jacquetik heb twee veroveringen ondergaan, men heefc mij lijfeigene, boer, onder daan genoemd; nooic heeft men mij.de Schande aangedaan van te. zeggen, d?c hec uit krachc mijner regten was, dat ik slaaf en van alles oeroofd moet zijn. Éen van deszelfs officieren, groot krijgsman, hoorde hem zich beklagen, en morren. a Ik zie wat gij hebben moet, zeide hij, en ik za! het U; geven. ïk zal de overleveringen der beide veroveringen, welke gij zoo teregt betreurt, vermengen; ik zal u de Frankische krijgslieden in mjjne soldaten wedergeven; zij zullen, even als deze, Baronnen en edel Zijn (13).' Wat mij betreft, ik zal u den grooten Ce?aruw eerste meeseerwederge, ven; ik zal mij imperator noemen; gij zult in mijne legioenen worden ge plaatst;' ik beloof u daarin bevordering'5 - Jacques wilde ancwoordden^ toen op eens de trompet werd gestoken,. d,e trom werd geroerd, de adelaai;^ zich vertoonden. Jacques had eer.se onder de adelaars gevochten; zijn.e eerst,©, jeugd had hij doorgebragc met dezelve werktuigelijk ce volgen; zoodia hl]' dezelve wederzag, dacht hij niet meer, hij rukte voorwaarts. Ziedaar de geschiedenis van het Fransche volk. Na de heerschappij .der overwinnende Romeipenkwam de heerschappij der Frankische overwin naars, toep het absolutie Koningschap, toen de absolutie autoriteit der.re- publikeinsche wetten, toen de absolute magc van het Fransche K'eizerfijk, toenjaren van exeptionnele wetten onder eene constitutionele grondwet. (13) Baren, in bet latiju baroin het oud Franscli bers, is afkomstig vah de,Ger maansche woorden bah.r of boh.mv/elke in de taal der overwinnaars van Gallic, eenvoudig eenen man beteekenden. f^Door den brand, welke dezer dagen te Baardwijk (Laud van Heusden) gewoed heeft zjjn een aantal Huisgezinnen yan Ii2ve en goed beroofd, in de diepste armoede gedom peld, en zien de akeligste toekomst te gemoet. De Ondergeteekenden zijn uitgenpodigd hier ter plaatse eenige liefdégiften in te zame. lens zij aarzelen dezelve van hunne Stadgenooten te vragen,, dfe zoo veel mildadigheul hebben te oefenen, en. de offers daartoe telkens zoo gereedelyk en overvloedig brengen. Maar zij mogen echter niet afzien zich gereed te betoonen voor zoo velen, die er nog zijn, welke ongaarne eene gelegenheid willen laten voorbijgaan, om overal en aan alle geloofsgenooten vyel te doen, en ongelukkigen te helpen; en ce gelijk voor allen, die zoo gewiilig. en blijmoedig het peuningsken bijdragen ter leeuiging van de rampen van hen, die door ongeluk van alles beroofd werden, en de. bijnoesten arbeid verkregen vruchten door de vlammen vernield zien. Zij zullen ten dien einde, ieder aan hun huis, een gesloten bus, gedurende indagen, geplaatst hebben, tot ontvang van hetgeen mqnsch* lievendlieid en edelmoedigheid zal willen bijdragen, of om daarin te storten, hetgeen aait hun op eenige andere wijze mogt worden toegezonden en waarvan in de Courant deze? Stad melding zal worden gemaakt. God geye ook over dit liefdewerk Zijn zegenl Ley den, den 14 November C. LEEMANS op de Boommarkr. 1842. J. F. C. MOLTZER op de Garenmarkt. 0e Prijs van de BOTER aan de Waag binnen Leyden. Zaturdag12 November '1842. Goed Gras Van 43 tot 46 gulden. Minder Kwaliteit, Van 40 tot 43 gulden*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 3