LEYDSCHE
WOENSDAG,
Bi6. 128.
O U R A N
26 OCTOBER,
NEDERLANDEN.
Leyden, 15 October,
too als wij vernemen zal den 8 November.aanstaande onze Stadgenoot; de
Heer A. PVcntrensvoor de eerste maal een Concert geven, waaröp zich
onder anderen zullen doen hooren de Heer IV, P, iC» Vrugt, Kamerranger
en de heer F. Mendis, Violoncellist van Zijne iVJaj. den Koning.
De Staats-courant van Maandag bevat hst volgende:
Wtj WILLEM II, enz.
Op de voordrag: van Onzen Minister van Biririenlaridsche Zaken, van deri
iosten Auguitus 1842, N°. 68, 5de afdeellng, waarbij, ter voldoening aan
het bepaalde bij art. 4 van Ons Besluit van den 8sten Januarij II., N°. 73,
San Onze goedkeuring is onderworpeli een door deti Directeur op te rigten
Koninglijke Akademie ter opleiding van burgerlijke Ingenieurs zoo voor
*s Lands dienst als vdor de nijverheid, en van kweekelingen voor den handel,
met voorkennis van Onzen beminden 2oon den Prins van Oranje, Bescherm
heer van dezelve, vervaardigd plan voor de Inrigting van gezegde Akademie)
Gezien de rapporten van Onze Ministers van Financiën en van Koloniën,
alsmede het nader rapport van Ónzen Minister van Binnenlandsebe Zaken,
Van den 20sten October 1842, N°. 1 ssbit, 5de afdeeling j
Den Raad van State gehoord,
Hebben goedgevonden ett verstaan, te bepaleni
Art. I. De Akademie zal in werking gebragt wordert In de lodaldn eri
gebonwen, welke het stedelijk Bestuur van Delft beeft aangebodendaartoe
in behoorlijken staat te doen brengen en onderhouden.
Art. 2. De opper-directie zoo van het onderwijs als van al wat het be'
heer en de policie der Akademie betreft, wordt opgedragen aan den door
Ons benoemden Directeur.
Art. 3. De HoogleerarenLeeraren en Onderwijzers zullen, na Inge
Wonnen advies van den Directeur en onder voorkennis van den Bescherm
heer, op voordrag: van den Minister van Bmnenlandsche Zaken, door Ons
worden benoemd.
Op gelijke wijze zal worden benoemd een ambtenaar, die met den titel
van Administrateur onder de verantwoordelijkheid van den Directeur meer
bepaaldelijk belast zal zijn met het administratief huishoudelijk beheer der
akademie en in het bijzonder met het beheer der geldelijke aangelegenheden.
De mindere bedienden, die bij de akademie noodig zijn, zullen op voor.
dragt van den Directeur en met voorkennis van den Beschermheer, worden
benoemd en beroepen door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken.
Voor het bij de akademie dienstdoende personeel zullen de noodige in*
structiën door den Directeur, met voorkennis van den Beschermheer, wor
den ontworpen, en door Onzen Minister van Binnenlandsebe Zaken worden
goedgekeurd.
Art, 4. Het onderwijs zal zoodanig ingerigt en geregeld worden, dat
de volledige cursussen in vier jaren kunnen aQoopen.
Ieder studie-jaar zal zonder eenigen stilstand zijn van 10 maanden, aan
vang nemende met den isten September en eindigende met den 3ostenJunij
des volgenden jaars.
De eerste aanvang der studiën zal zoodra mogelijk plaats hebben, en de
eerste cursus niettemin eindigen met 30 Junij 1843.
Art. 5. De Directeur zal, met voorkennis van den Beschermheerzoodra
mogelijk, aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken voorleggen een
programma, houdende opgave der vereischten om tot het onderwijs der
Akademie toegelaten te worden, en voorts eene beschrijving van den gehee-
len omvang van het onderwijs, dat in den loop der vier studiejaren zal
worden gegeven) en zal hetzelve programma, door voornoemden Onzen
Minister van Binnenlandsche Zaken goedgekeurd zijnde, in de Stdats-Cou
rant worden geplaatst.
Art. 6. Het getal leerlingenzoowel vreemdelingen als Nederlanders
die tot het volgen der lessen aan de akademie zullen worden toegelaten,
is onbepaald, doch niemand zal als leerling worden aangenomen die niet bij
den aanvang van het akademie-jaar zijn 17de jaar zal zijn ingetreden.
Art. 7. Jaarlijks zal, in de eerste helft van de maand Mei (voor'dit jaar
1842 zoodra mogelijk), in de Staats-Courant eene oproeping geplaatst wor
den Van de leerlingen, die met den aanvang van het volgend akademie-jaar
tor het onderwijs verlangen te worden toegelaten.
Daarbij zal worden herinnerd aan de vereischten, om als leerling te wor
den aangenomen, met opgave tevens van den juisten tijd wanneer, en de
plaats waar, de Candidaten zich zullen moeten begeven, ten einde de be
wijzen te leveren, dat zij die vereischten bezitten.
Art. 8. Jaarlijks zal eene door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken
te benoemen Commissie van deskundigenten getale van niet minder dan
3 en niet meer dan 7, gedurende de maand Junij (voor dit jaar 1842 zoodra
mogelijk), Zich onledig houden met het examineren van de Candidaten, die
zich hebben aangemeld, om op de akademie te worden toegelaten.
Van dat examen zal behoorlijk proces-verbaal worden gehouden, hetwelk
binnen de 8 dagen na den afloop van bet examen, met de consideraiien
van den Directeur, zal worden gebragt ter kennisse van den Bescheimheer
en vervolgens van Onzen Minister van Binnenlandsche zaken, welke in
tijds den Directeur zal magtigen, om vóór het einde der maand Julij aan
de Candidaten (derzelver ouders of voogdenj, welke bevonden zijn daartoe
klle vereischten te bezitten, kennis te geveD van derzelver admissie.
Art. 9. Bij den aanvang van ieder akademie-jaar zal elk leerling zonder
onderscheid moeten storten de som f 200 in handen van den administrateur
die daarvoor behoorlijke quitantie zal afgeven, zullende, alvorens die som
is voldaan, niemand tot de lessen toegelaten noch ook voor dat jaar als
leerling ingeschreven mogen worden.
Art, 10, De leerlingen, die vóór den afloop van een akademie-jaar, om
welke reden ook, de akademie verlaten of wegens wangedrag of eenige
andere gegronde reden van dezelve worden weggezonden, zullen geene
aanspraak hebben op de teruggave der door hen ingevolge de bepaling van
art. 9 betaalde gelden.
De wegzending zal echter niet kunnen geschieden dan onder voorkennis
van den Beschermheer en na daartoe verkregen autorisatie van Onzen Minister
van Binnenlandsche Zaken.
Art. 11. De Commissie hiervoren bedoeld bij art 8, zal mede jaarlijks,
in de maand Junij, de leerlingen examineren, die gedurende bet afloopende
akademie-jaar de lessen hebben bijgewoond.
Hét proces-verbaal van dat examen zal, op dezelfde wijZe Sis dat lil
vöo noemd artikel bedoeld worden medegedeeld aan bet Departement vari
Binnenlandsche Zaken.
De wijze, op welke men de examens afneemt, en de gronden, Waarop
mén over de kundigheden der geëXaroineërden uitspraak doet, zullen wor.
den bepaald Bij een speciaal reglement, hetwelk, met voorkennis van deri
Beschermheer, door den Directeilr aan de goedkeuring van Onzen Minister
van Binnenlandsche Zaken zal worden onderworpen.
Art. 12. De leerlingen, die tot de akademie toegelaten zijn. Worden,
naar het doel dat zij zich voorstellen, gerangschikt onder vier verschillends
afdelingenals:
1". Dié Welké vérlangén opgéleid te worden töt zoodanige bétrékklngert
in '1 lands dienst, zoo binnen het rijk ais lil de kolomen, waartoe eené
gëheel wetenschappelijke opleiding noodig Is, zoo a:S voor den waterstaat,
de mijnwerken enz., en aan welke men alzoowanneer zij éénmaal op de
WtJZe hieronder te vermelden als leerlingen voor die vakken ziillen zrjn
erkend. Het stellig vooriiitZigt geeft, dat zij, né behoorlijk vdlbragte stu
diën, In zoodanige betrekkingen geplaats zullen worden.
2®. Die Welke zich bestemmen vodr zoodanige ambtéri van hét inwendig
bestunr van Nederlandsch-Indiewelke krachtens de riader daaromtrent door
onS vast té stellen verordeningen, voor het vervolg, alleen züllen kdnneri
worden opgedragen aan personen, die bij de akadëmie te Delft de nader te
bepalen opleiding zullen hebben ontvangen, zoo wel in de kennis der Ja
vaansche en Maleiséhe talen en ih de land- en volkenkunde van Nederlaiidscb
Indie, als in eenige later aan te wijzen vakken van wetenschap en kennis.
3®. Die welke verlangen opgeleid te worden tot zoodanige onder het
Departement van Financien ressorterende nader te bepalen ambten en be
dieningen, waartoe eenige wetenschappelijke kennis vereischt wordt, aan
welke, na behoorlijk volbragte studiën, zoodanige aanspraak Zal worden
gegeven als nader, op voordragt van Onzen Minister van Ftnantien, door Ons
zal worden geregeld,
4°. Die zich bestemmen voor eenig wetenschappelijk vak bniten 's lands
dienst, zoo als bouwkunde, werktuigkunde toegepast op het fabijkwezen,
handelenz.
Art. 13. Voor de eerste der in het vorig artikel vermelde afdeellngen IS
het volgen van den volledigen vierjarigen cursus verpligtend, doch eerst na
het afloopen van het 2de studie-jaar zal de bepaalde aanneming als leerlingen
voor die afdeeling knnnen plaats hebben,
Te dien einde zal, bij het proces-verbaal in art. 11 bedoeid, eehe door
de Commissie van examen opgemaakte lijst worden gevoegd van al de leer
lingenwelke reeds gedurende 2 akademie-jaren de lessen Hebben Bijgewoond.
Op deze lijst zullen de leerlingen gesteld eri genommerd worden, volgens
den uitslag van het examen, met dien verstandedat hij, die, al dé vakkeri
van stüdie te zamengenomen, de meeste bewijzeh van verkregené kennis eri
bekwaamheid zal hebben gegeven, het eerst op de lijst zal worden gepaatst,
en Zoo vervolgens.
Deze lijst, door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken goedgekeurd
Zijnde, zal aan de daarop gestelden (mits zij Zijn Nederlanders of. Hetzij
door wetdtiiding, hetzij door naturalisatie, daarvoor gehduden Woiden),
naar rang en voor zoo veel er plaatsen open Zijn vodr de verschillende vak
ken in de eerste afdeeling begrepen, aangeboden worden om die plaatsed
te vervullen; zullende zij, voor welke geene der gemelde plaa:sen meer
open zijn, of die van dezelveh mogten hebben afgezien, kunnen overgaan
tot het onderwijs dat gedurende het 3de en 4de jaar Zal wórden gegeven aart
hem die behooreh tot de 4de afdeeling.
De stndie-tijd benoodigd voor de 2de afdeeling, zat hadei, Op Voofdragi
van Onzen Minister van Koloniën, door Ons worden befiaald.
De studie-tijd beroódigd v'dor de 3de afdeeling, zal zijn van een jaar.
Voor de 4de afdeeling zal de volledige cursus Zijn van vier jaren. Desniet
temin zullen de leerlingen dier afdeeling, na den afloop van ieder studie
jaar, de akademie kunnen verlaten, en alsdan, na afgelegd examendoor
den directeur ouderteekende getuigschriften kunhen erlangen, vermeldende
den graad vab bekwaamheid in het door ieder beoefend vak verkregen,
Hij, die vóór den afloop van een stddie-jaar de akademie verlaat, zal,
over dat jaar, noch tot liet examen worded toegelaten, noch eenig getuig,
schrift kttnnen erlangen,
'Vervolg en slot in otis volgend nommer
Uit *s Gravenhage meldt men van den 24sten dezer:
Zijne Maj. heeft benoemd tot Secretaris der gemeente Stein c. a, in Zuid-
Holland A. Prins, in plaats van Mr. J. L. H, de Gravi, eérvol ontslagen,
De Secretaris en Adviseur bij het Departemedt vodr de zaken der
Hervormde Kerk, J. D. Jansen, is door Zijne Maj. benoemd tot Secretaris-
Generaal en Adviseur.
De Commissie, doör Zijne Maj. benoemd, ter zanienstelling van eert
nieuwe Pharmacopaeaheeft Zatu.-dag hare eerste vergadering te *s Graven
hage gehouden.
Zijne Maj. heeft de medaille, ingesteld ter belooniiig van mensch-
Bevende dadenverleend aan den Luitenant ter Zee Penning Nieuu/landi
wegens zijn gehouden gedrag in Junij I. I, bij de redding van het in het
Veeregat gestrande vaartuig de Muis.
Zijne Maj, heeft aan H. D. Kamerheer, den Majoor J. P, Baron
GiWard de Mieleo van Coehoorn vergunning verleend tot het dragen van de
Commandeurs-orde van den Witten Valk hem door Z. K. H. den Groothertog
van Saksen-Weimar-Eisenach geschonken,
Z. M. heeft aan den Adjudant van Z. D. H. den Hertog Bemhard van
Saksen-Weimarden Kapitein H. F. Hoek, Ridder der Militaire Willems
orde, 4de klasse, verleend de orde van den Nederlandschen Leeuw, ter
zake van het door hem in 1830 en 1831 gehouden gedrag,
Daar aan Jhr. J. C. R. ven Hoorn van Bürgh, op zijn VerZoek een
eervol ontslag verleend is als Hoo dinspecteur van het kadaster in Zuid-
Holland, zoo is aan den Hoofdboekhouder bij dat kadaster, den heer Pi
Schacfftr, voorloopig de betrekking van eerstgenoemde opgedragen.
Men verzekert, dat Zijne Maj. Koning IVitlem Frederik Graaf van Nas*
sau vooreerst nog niet te 's Gravenhage zal komen.