matige uitvoering der wetgeving, zal de Commissie den san li-,ar icpver» trouwden last hebben volbragt, en zal haar eerst benoemd hd de heer Schol- ten van Oud-Haarlemonmiddelijk zijne gewigtige betrekking in lndië an dermaal kunnen aanvaarden. In den avond van den 23sten dezer heeft 2ijne Exc. de Baron de Bois-le-ComteFransch Gezant bij het Nederlanrlsche Hof, een luisterrijk, banquet gegeven aan de kunstenaren, die deel genomen hebben aan liet gast maalhetwelk den 7den dezer door hen aan den beroemden Fransclven schildtor Gudin aangeboden is. De grootsre harrelijkheid en overeenstemming heersclue er onder de genoodigden, die allen door derelfde liefde voorde kunsten bezield waren. De heeren van Os cn Eeckhout wa-en de een aah de regrer zijde, de ander aan den linkerkant van Zijne Exc. den Minister gep'aatsr, De heeren Gudin en Schelfhout bevonden zich mede aan de eene der zijden des Ministers. Onder de genoodigden merkte men ook op Zijne Exc. den Baron van Kattendy/eeMinister van Buitenlandsche Zaken. Verschillende toasten werden met geestdrift gedronken, onder anderen, door den Franschen Ge zant, op Zijne Maj. den Koning der Nederlanden, verheven beschermer der schoone kunsten, en door den Baron van Kattendykeaan Zijne Maj. den Koning der Franschen. Na den afloop van dit banquet, heeft Zijne Exc. de Minister der Franschen de vereeniging in eene zaal geleid, alwaar ztj eene schilderij tentoongesteld heeft gevonden, welke dien eigen dag door den heer Gudin was voltooid. Deze beroemde kunstenaar heeft den Burgemeester van de Residentie verzocht, die schilderij we! tot een voorwerp van loterij te willen maken waarvan de opbrengst zou worden verdeeld onder de der tien arme kinderen, die door de schipbreuk van de visscherspink vanScheve- ningen, de Jonge Pieteral hunne hulp en verzorgers hebben verloren, De Burgemeester heeft, uit naam der stad 's Gravenhage en der ingezetenen van Scheveningenden heer Gudin op eene vleijende wijze bedankt, en ver scheidene andere kunstenaren, door een edel voorbeeld van edelmoedigheid en weldadigheid geleid', hebben aan den Burgemeester te kennen gegeven, dat zij insgelijks schilderpen ten voordeele van deze arme weezen zouden vervaardigen. De schilderij van den heer Gudin stelt het laatste hartverscheu- rend tooneel van dit ontzettend ongeluk voor. Bij de beschouwing van dit kunststuk, zou men zeggen, dat het edelmoedige denkbeeld van eene mensen Bevende daad te verrigten, als het ware het vernult des kunstenaars ditmaal heeft doen toenemen. Te Elburg is den i8den brand ontstaan, ten huize van den bakker H. Geerlof. De brand heefr zich bij die woning, welke echter grootendeels vernield is, bepaald. Van Harlingen, in Vriesland, zijn dezer dagen eenige runderen aange. bragt, welke de schoonste beesten waren, die het vaste land opleverde; et zsl nog meerder invoer van dezezelve in Engeland plaats hebben. Men meldt uit Groningen van den jöden dezer het volgende: Het Museum van Natuurlijke Historie onzer Hoogeschool is dezer dagen weder verrijkc met twee zeer belangrijke geschenken, zijnde het eene, eene verzameling van Zuid-Afrikaansche vogelen en mineralen, welke aan het zelve zijn toegezonden door den heer AV. F. Hertzog, tweede surveijor Generaal bij het Gouvernement aan de Kaap de Goede Hoop, en het an. dere eene verzameling van 400 stuks mineralen, meestal Groninger steenen en versteeningen, aan het Museum geschonken door den heer en Mr. J, van WeerdenProcureur te Appingedam, zijnde eene verzameling, door wijlen zijnen vader in diens Akademischen tijd bijeengebragt. De aanleiding tot het eerste geschenk is te merkwaardig, om dezelve hier niet met een enkel woord mede te deelen. De heer IV. F. Hertzogte weten, is een geboren Kapenaar, die in zijne jeugd eene reis deed naar Europa. Ons Museum was eene der eerste inrigtingen van dien aard, welke hij zag, en hier werd hij terstond met zulk eene geestdrift voor deze wetenschap en inzonderheid voor het Mine. ralogisch gedeelre derzelve bezield, dat, nog hier zijnde, de begeerte in tiem ontstond, om zich in het vervolg van zijn leven meer op deze wetenschap toe te leggen, en dat hij kort daarop in eenen, brief aan Prof. van Swinderen te kennen gaf, dat de indruk, welken bet zien van en het verkeer in ons Museum en het onderrigt, dat hij in hetzelve ontving, op hem gemaakt had, hem het vaste voornemen had doen opvatten, om ten eenigen tijde het Museum met het een en ander te verrijken, om zoo zijne dankbaarheid voor de hierin verkregene rigting van zijnen geest met daden te betuigen. Na aldus binnen onze muren met lust en liefde voor de wetenschap der natuur bezield te zijn, begreep de heer Hertzogdat hij nu ook nog meer moe6t zien een hoorenen hij heeft dus vervolgens eene reis ondernomen van hier naar Göttingen, waar hij de Hoogleeraren Hausmann, Blumenback en Stromeijer hoorde doceren; heeft daarna den Hartz bezocht en den Rijn, en hierbij de Hoogeschool en de kabinetten te Heidelberg en te Freyburg; is vervolgens gereisd deor het Schwarzwald, door Zwitserland en Italië, ook naar Rome en Napels, en over Weenen, MunchenBerlijn en de vrije Hanzesteden naar Göttingen terug; terwijl hij later nog België en Parijs bezocht heeft, en in Schotland de beroemde Hoogleerarea Jameson en Buck land heeft leeren kennen. Aan de Kaap terug gekeerd en daar in eene betrekking geplaatst, welke hem in de beste gelegenheid stelt, om de rijke diit voorhandene Natuur, schatten te verzamelen en te bestuderen, had hij dikwijls gelegenheid ge zocht, iets aan het Groninger Museum af te zenden; doch altijd maakten de Hollandsche schippers, welke de Kaap aandeden, zwarigheid, om voor. werpen uit eene (thans) Engelsche kolonie naar Holland mede te nemen, uit hoofde van de moeijelijkhedenwelke dit met de inkomende regten op levert. Eindelijk heeft zich de heer P. H. Hindinghwelke onlangs van de Kaap in Enropa gearriveerd is en die zich thans bij zijne familie te Assen bevindt, belast met de zorg voor de overbrenging van dit belangrijke geschenk, en aan hem heeft dus ons Museum, naast den geleerden en edelraoedigen dona. teur, de meeste verpligting daarvoor. Op de najaarsmarkt te Rolde, den I3den jongstl., waren 630 losse en 1920 paarden voor rijtuigen, geldende van 5 tot f 200; 548 veurens van ƒ1.25 tot ƒ80; 528 koeijen van 15 tot f 80; 282 stuks jongvee van 3 tot 25; 1467 schapen van 1.50 tot ƒ5; 773 varkens van 1.25 tot 18. Het rundvee was over het geheel laag in prils, echter de koeijenaanstaande te kalven, gezocht en behoorlijk verkocht. In de paarden, venlensschapen en varkens was veel handel, maar de prijzen laag, behalve de schapen, die goede prijzen opbragten. Men verneemc, dat de heer DielmanDirecteur der Akademie te s'Bosch, thans de schilderij voltooid heeft, welke hem door de Regering van die stad is opgedragenvoorstellende Zijne Maj. den Koning, en dewelke besremd is om het P.aadhuis aldaar te versieren. Men roemt bijzonder de gelijkenis des Konings en de uitvoerigheid der bewerking. De Belgische Senaac heeft de wet op net onderwijs met algemeene stemmen aangenomen. OOST- en WEST-INDIE. Batavia den 13 Mei. Op 7 Sept. 1841 is men geslaagd in het tot stand brengen van eenen Artesiscben put op het plein voor het stadhuis te Samarang, waarvan de boring was bevolen, bij besluit van 29 JuIij 1839. De Doring heeft plaats gehad tot op eene diepte van 74 Ned. ellennadat bereids op 71,2oNed. ellen eene wel was aangetroffen, welke goed zuiver drinkbaar water opleverde. Het doorboren tot op eene meerdere diepte is te wijten aan onkunde van den met dat werk belasten opziener; maar door het weder aanstampen van den put met stevige klei, tot op eene diepte van 72 ellen,- is voorzien in de nadeelige gevolgen, welke her onbedachtzaam doorboren had kunnen hebben. De put levert dagelijks ongeveer 52,000 kannen goed drinkbaar en amakelijk water op, hetwelk bij cherbisch onderzoek is gebleken, geene voor de gezondheid schadelijke besranddeelen re bevatten. Proeven hebben aangetoond, dat hetzelve voor scheepsgebruik almede zeer gèschikc is, als zijnde een vat, met dat water gevuld, gedurende vier maanden door den havenmeester bewaard, en daarna geopend, bevonden, dat het water geheel onbedorven was gebleven. De temperatuur van het water werd bjj dé eerste opwelling bevonden te zijn 23} graad van den honderddeeligeri schaal; hetzelve staat I el boven den beganen grond in evenwigt, hetwelk gerekend wordt zich dus te verheffen tot 4,45 el boven de oppervlakte der z-ee, bij: hoog, en 5 ellen bij laag water. De kosten der boring, daaronder begrepen de slijtage aan werktuigen, bedragen 4,988.22. Er zullen ijzeren bliezen, ter lengte van 71 ellen, moeten worden aangemaakt, ten einde aart den put de noodige duurzaamheid re verzekeren, waarna dezelve zal wor den voorzien van eenen eenigzins versierden gemetseiden vergaderbak. De boring van dezen put heeft niet zonder bezwaren plaats gehad, veroorzaakt, behalve door gemis aan voldoende instrumenten, en door onkundig werkvolk vooral door het aantreffen van eene wel op eene diepte van 30 ellen, waar van het water zout en bitter was, en doordien eenige buizen zich hebben begeven, en eenige instrumenten zijn beklemd geraakt, toen men op eene diepte van 42 k 43 ellen gevorderd was; hetgeen veroorzaakt heeft, datrnen het eerste boorgat heeft moeten verlaten, en een nieuw heeft moeten begin nen, op eenigen afstand van het verlatene. Uit de aanspraak, welke de heer KrusemanVoorzitter van de Java- sche bank, den I3den Mei gehouden heeft, bij gelegenheid van de opname der balans van het 15de boekjaar, blijkt, dat de toestand dier bank zeer treurig is en het reserve fonds voor meer dan de helft reeds is moeten aangesproken worden. Berigten van Java vermelden het voornemen tot de oprigting van fabrij- ken om pocasch te vervaardigen van uirgegiste indigo-struikenwelke potasch beschouwd wordt beter re zijn dan de paarl-asch van Amerika, en gèschikc om dezelve op de Nederlandsche markt te vervangen. Ook is men aldaar op middelen bedacht, om het noodige voor te bereiden, ten einde algemeeo gebruik te kunnen maken van beenzwart tot zuivering der suiker. Aangaande den staac van rust, luiden de Indische berigten, welke toe Ultimo Mei jl. looped, volkomen gunstig. Men had echter weder veel overlast van de zeeroovers, zoo dat buitengewone maatregelen waren geno men tot bescherming der handels-vaartuigen. De ziekte te Atnboina was nog niet verminderd, doch de sterfte bleef onbeduidend. In den ochtend van den 25 Mei, hebben zich te Batavia en te Buiten, zorg vrij hevige schokken van aardbeving doen gevoelen, waardoor het hótel van den Gouverneur Generaal en het residentie-huis der laatscgemelde plaats eenige schade hebben bekomen. Op den 8 Mei had het Engelsch koopvaardijschip Richard FVabe gevoerd door R. Mac-Lacklankomende van Sidney, van waar het den 16 April was vertrokkenen bestemd naar Batavia, op 121° 31'oosterlengte van Greenwich, en 6" 51' zuiderbreedte, gescooten op een bij de kaart van Horsburgh onbekend koraal-rif. De eqnipaadje is geheel gered, In de Dordrechtsche Courant van den 24 September leest men: Door eene vriendelijke hand hebben wij mededeeling ontvangen van bij. zondere berigten uit Suriname, van den 9 Julij, welke zeer gunstig luiden. Men is in die kolonie hoogst verwonderd geweest over hetgeen door sommige Hollandsche dagbladen gemeld is van den geest van oproerigheid, welke aldaar zou heerschen. Het is in Suriname zoo rustig als men slechts zoo kunnen wenschen, en van oproerige geschriften of van onruststokers bestaat zelfs geene schaduw. AFRIKA. Berigten van eenen dag later, dan in onze vorige zijn medegedeeld, na melljk van 15 Junij van de Kaap de Goede Hoop, melden, dat Port Natal in de handen der Engelschen gevallen. Kapitein Smith bevrijd en een deel der uitgeweken Boeren in goede orde naar de binnenlanden geweken is. De Engelsche scheepsmagt was den 25 Junij in de haven vereenigdden vol genden dag werd de manschip aan land gezet; in weerwil van hec vuur der uitgewekenen, werd de vereeniging met hec verschanst kamp van Kapitein Smith tot stand gebragt, die zich aldaar eene maand lang moedig gehandhaafd had, en tot het uiterste was gebragt. Men rekent, dat tnsscben de 5 600 man van de Engelsche scheepsmagc aan wal werd gezet, die de nitgewekenen, die aan de Congella stonden, diep in de bosschen dreven, waar eenige hunner door de Kaffers moeten vermoord zijn; doch het gros bad zich vereenigd gehouden. Luitenant-Colonel Cloete, de bevelhebber der Engelsche versterking, bood aan dieuitgevsekenendie zich aan de Regering van Hare Maj. onderwierpen, bescherming aan; doch de aanvoerder der uitgewekenen schreef hem terug, dat „zij het land had. Hen overgegeven aan Zijne Maj. den Koning der Nederlanden, en dien Staac ter bescherming hadden ingeroepen; zoodac zij alle regc hadden om ce ver trouwen, dat hunne zaak in Europa ondersteund zou worden." De Engelsche bevelhebber bad hierop geantwoord, dat hij, zonder eene onderwerping aan de Britsche kroon, niet zou kunnen tegengaan, dat de uitgewekenen aan al de jammeren van de mishandeling der Afrikaansche volksstammen zouden zijn prijs gegeven, en dat verder verzet tot vol» slagene vernieling zou aanleiding geven. Eene voorafgaande onderwer. ping zon de beste stap wezen tot bepaalde regeling aller geschillen met de Engelsche Regering, en de uitgewekenen konden zeker zijn, dat die Rege ring regcvaardig en zacht omttenc hen zou te werk gaan. „Ik betreur hec (voegde de Luitenant-Colonel Cloete er bij), dat gij u zoo grovelijk nopens de bedoelingen van den Koning der Nederlanden hebt laten misleiden, door een volstrekt niet gevolmagtigd persoon, dat gij u genoopt hebt gevonden zoodanig te handelen, als gij gedaan hebt, op de ijdele vooronderstelling, dat eenige Europesche Mogendheid het oor zou leenen aan een geschil, russehen Engeland en deszelfs kolonie aan de Kaap de Goede Hoop bestaan de, waarvan gij niet onkundig kunt zijn, dat Porc-Natal altijd eene onder, hoorigheid is geweest." Vrij wat levensbehoeften en krijgsvoorraad, die de nitgewekenen aan de Congella hadden bijeengebragt, zijD in handen der Engelschen gevallen, die hun ook verscheidene stukken geschut hebben ontnomen. De Engelschen moeten omstreeks veertien man aan gewonden en gesneuvelden hebben. De uitgewekenen zijn nn, in de bosschen, vooral ook aan de gewelddadigheid' der Kaffeis blootgesteld. Men leest maar van een i£tal hunner, dat ziriï onderworpen heeft. De hoofdstad der uitgewekenen, Pieter-Mauritsburg, is gelegen in eene westelijke rigting van de baai van Natal en omstreeks twaalf uren van daar rijdens. Overigens hebben zij hunne etablissementen in dorpen aan de Con. gella. die thans voor een deel in de handen der Engelschen schijnen ce zijia gevallen, SPANJE. Uit Madrid wordt van den 14 September geschreven, dat het den Minister van Financien gelukc was een voorschot van 1,000,000 realen te bekomen, waarmede de achterstallige ijaarwedden der hoofdambtenaren tot den 2oscen betaald waren. Aan hec betalen echter van pensioenen aan weduwen wa» nog niec te denken, zoodac velen derzelve in zeer kommerlijke omstandig heden verkeerden, j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 2