A". 1843.
leydsche rJBni
N°. 108.
COURANT.
tfefc-£
VRIJDAG, Pp*®
NEDERLANDEN.
LeYDEn, 8 September.
Vervolg van het Reglement van Orde van-de Tweede Kamer der Staten-®
Generaal'zie ons vorig Hommer
HOOFDSTUK lil.
Van het houden der Vergaderingen.
Art-. 15. De Voorzitter belegt de Vergtaering zoo dikwijl» hij dit noo.
dig oordeeltof dit door 5 leden schriftelijk uiet opgave der redenenit
verzocht geworden.
Het nnr der bijeenkomst is des voormidJags elf ure, ten ware de Voof.
zitter, naar mate van de aan de orde van den dag zijnde zaken, het doel.
matig oordeelt de bijeenkomst vroeger of later daar te stellen.
Art. 16. De Voorzitter ot 5 leden verlangende eene avond-zitting te
houden, beslist de Kamer daarover.
Art. 17. leder lid, komende ter Vergadering, teekent Zijnen naam op
eene lijst, naar volgorde. Zoodra deze lysc door de meerderheid der toe.
gelaten leden i» geteekend, geeft de Griffier dezelve aan den Voorzitter
over, die alsdan de zitting dadelijk opent; de bedoelde lijst blijft ter tafel
van den Griflier liggen, ter onderieekening door de later inkomende leden.
Art. 18. Bijaldien een half uur na den, voor de Vergadering van dien
dag, vastgestelden tijd, het veicischte getal leden niet tegenwoordig is,
stelt de Voorzitter de bijeenkomst tot eenen volgenden dag uit en worden
de namen der afwezige leden opgelezen en in de Staats-Courant vermeld.
Art. lp. Na het openen der Vergadering worden de notulen der laatstge.
houdene oijeenkomst door den Griffier gelezen; de namen der tegenwoordig
geweest zijnde leden worden steeds in de notulen opgenomen.
Art. so. De Voorzitter onderwerpt de notulen aan de goedkeuring der
Vergadering.
Art. 31. Aan den Voorzitter wordt overgelaten, om, de zaak dit vorde
rende, aan een genomen besluit zonder resumtie gevolg te gevenmits
daarvan in de notulen melding worde gemaakt.
Art. S3. In de laatste bijeenkomst, die der sluiting voorafgaande, Wor
den de notulen, zoo mogelijk of noodig, nog staande de Vergadering, aaB
bare goedkeuring onderworpen.
Art. 33. Er worden geene protesten of aanteekeningen In de notulen
aangenomen; alleen siaat het aan ieder der leden vrij om, bij een genomen
besluit, doch zonder opgave der redenen, te doen opteekenen, dat hij
zich met hetzelve niet heeft vereenigd.
Art. 34. Na de goedkeuring der notulen, doet de Voorzitter eene korte
opgave van alle de bij hem, sedert de laatste vergadering, ingekomen stukken.
Hij doet alle besluiten en mededeelingen van de Regering ontvangen voor.
lezen, ten ware de vergadering bij gedrukte stukken van grooteren omvang
dit niet noodzakelijk oordeelt, en stelt zoodanige beslissing aan de Kamer
voor, als de aard der stukken medebrengt,
Arr, 25. De Voorzitter geeft aan de vergadering kennis van de bij hem
Ingenomen boekwerken. Het mondeling aanbieden of aanprijzen van boek
werken wordt niet toegelaten.
Art. 26. Geen lid voert het woord, dan na hetzelve van den Voorzitter
verzocht en verkregen te hebben.
Art. 37. Zoodra eenige zaak, ontwerp van wet of voorstel aan de orde
van den dag zal zijn gekomen, kunnen de leden zich aan den Voorzitter
aanmelden en de inschrijving hunner namen op de lijst der sprekers ver
zoeken.
Deze lijst zal twee kolommen bevatten, de eerste voor die sprekers die
voornemens zijn in algemeene beschouwingen over het onderwerp te treden;
de tweede voor hen, die slechts over gedeelten van het voorstel of over
afzonderlijke artikelen van het ontwerp verlangen te spreken.
Art. 38. De Voorzitter plaatst de namen naar de volgorde, waarin de
leden zich hebben aangemeld, en geeft ook naar die orde het woord, eerst
aan de ingeschreven sprekerste beginnen met de eerste kolom en daarna
aan hen die het later mogten vragen. Men kan echter onmiddellijk het woord
vragen, om een persoonlijk feit toe te lichten,' of eenige bepaalde ophelde
ring te geven, of wel over de vaststelling van het vraagpunt, hetwelk door
de Kamer moet beslist worden, of eindelijk, wanneer men oordeelt, dat vsn
het reglement van orde wordt afgeweken.
Art. 29. Indien een den ingeschreven leden zijnen naam laat doorhalen
en zich echter daarna weder als spreker wil doen opnemen, wordt hjj achter
den laatst ingeschreven spreker opgeteekend.
Art. 30. Het staat den leden vrij, onderling van spreekbeurten te ver
wisselen. Zij maken dit echter aan den Voorzitter bekend.
Art. 31. De leden spreken van hunne plaatsen, en staande.
Art. 32. Geen spreker mag in zijne reden gestoord worden, ten zij hij
aan bet opvolgen van het reglement van orde moet worden herinnerd.
Art. 33. Indien ëen spreker van het onderwerp in beraadslaging gebragc
geheel afwijkt, wordt hem dit door den Voorzitter onder bet oog gebragc
en hij tot de behandeling van hec onderwerp teruggeroepen.
Art. 34. Indien een spreker voorcgaac met zich eene geheele afwijking
te veroorlooven, stelt de Voorzitter aan de Kamer voor, om hem het woord
-gedurende de beraadslagingen over het onderwerp te ontnemen.
Att. 35. Niemand voert meer dan twee malen over hetzelfde onderwerp
het woord, ten zij de Kamer hem hiertoe verlof geve, of dac hij bet woord
vrage over de vaststelling van het vraagpunt, hetwelk door de Kamer moet
beslist worden.
Art. 3Ö. Indien vijf leden verlangen, dat de beraadslagingen, voorafgaande
aan de verdediging van hec voorstel, een einde nemen, brengc de Voorzitter
dit in omvraag, nadat de leden, welke het daartoe strekkende voorstel willen
ondersteunen of bestrijden, zijn gehoord.
Art. 37. Dit voorstel aangenomen zijnde, mogen de leden niet weder
over de zaak hec woord vragen, dan na de verdediging van het aanhangige
wets-ontwerp of voorscel door de hoofden van departementen van algemeen
besinor of Commissarissen des Konings, of door deleden, van wie een voor
stel is nitgegaan. De hoofden van Departementen van algemeen bestuur en
Commissarissen det Konings, gelijk mede de voorscellers, mogen het laatst
het woord voeren.
Art. 38. De beraadslagingen hierop gesloten zijndegaat de vergadering
tot de stemming over. Vóór de hoofdelijke omvrage wordt door het loc be
slist, bij welk nnmmer van de presentie-ljjsc de omvrsag een aanvang neemt;
geschiedende dezelve daarop naar volgorde. De Voorzitter brengt zijne stem
bet laatst uit.
Vervolg en slot hierna
9 SEPTEMBER.
-Uit 's Gravenhage meldt ih-tn van den 7ipn dezer:
Ziiue Ma), ac Koning zal aanstaanden Vitldag uit deze Residentie haaf
Keulen vertrekken, ten emoe oen Kontng van PrU'ssen aldaar te onimoetert
en de gtoote manoeuvres van het Pniissische leger bil re wonen. Z. Ma
zal, nitar men verzekert, dooi oer. Generaal Majoor Hepveu vergezeld worden,
-Zijne Maj, de Kontng neeft oen Luitenanj-Gcnerail Marbot, vdór
zijn vertrek van Kier, tot Ridder Giootkiuis der orde van de Eikenkroon
benoemd, tetwiil de Kapitein Blordcl, Adjudant van den laatste, met da
ridderorde van den Nederlandscheti Leeuw is begiftigd geworden.
Zijne Maj. heeft eervol ontslag verleend aan den tsten Luitenant der
schutterij te Delit Jhr. Mr. ji. van der Goes van Haters, en in zijne plaats
benoemd, dei 2den Luitenant.7. C. Canters, benevens den sergeant /I. Hogers-
dijk tot 2den Luitenant; bij die van 'sGtavenbage eervol ontslagen Jhr. Mr.
H. M. C. Cltford, isten Luitenant en in zijne plaats bénoemd den oden Lui.
tenant jhr. H. P. Hooften den sergeant af. E. Noitenius van Elshroek toe
2den Luitenant.
Hare Maj. de Koningin heeft voor de ongelukkigen door den brand
van het dorp den Ham loó gesêhonken.
Maandag I. I. hebben de nieuw benoemde leden van den Raad vin
State, Jhr. van Hoorn van Burgh en Jhr. R. Ëaron van Breugel den eed als
zoodanig afgelegd.
De onlangs overleden Hoofd-Ingenienr bij den Waterstaat, B. H.
Goudriaan heeft aan de nieuw opgerigce Koninglijke Akademie te Delft ver
maakt, een zeer net gewerkc model van de Sluis van hec nieuwe werk aan
het Nieuwe Diep, met stolp en voetstuk een gelijksoortig model van de
Eateauporce met sluisdeuren te Medemblik, en zes stuks gelichogrsphieerde
portretten van den vader des overledenen, den Staatsraad en Inspecteur Gene
raal van den Waterstaat F. Goudriaan.
Het Provinciaal Geregtshoi van Noord-Holland heeft den persoon
van C. IV. L. Meyer, welke den 14 Maart 1. 1. zijnen broeder met een mes
eene verwonding had toegebragc, waaraan deze den 22Sten van die maand
was overleden, schuldig verklaard aan moedwiliigen manslag en hem veroor.
deeld tot het zwaaijen van hec zwaard over hec hoofd en 8 jarige gevangenis.
- Maandag en Dingsdag hebben er te Amsterdam weder drie branden
plaats gehad, van welke de hevigste geweest is bij den winkelier in kruide
niers-waren Mulder, op de hoek van de Engelcche steeg ea hec Katcen-
gac, welk huis geheel is uicgebrand; ook hec belendend huis heeft zwaar
geleden; geen der inboedels was verzekerd.
- Zoo als uit Apeldoorn gemeld wordt, verwachtce men Z. M. Koning
Willem Frederik, Graaf van Nassau, nog deze maand op bet Loo terug.
Uit Groningen melde men, dat onder de merkwaardigheden van dit
jaar verdientjgenoemd te worden, een b(j den logementhouder Elinga, te
Onderdendam, in den cuin groeijende gouden regen, welke voor de tweede
keer in vollen bloei staat.
Den den dezer waren de Effecten aan de Beurs te Amsterdam,
als volgt: de si pCt. Werk. Sch. saJ.spCc. 101-J; Hand.-Maatich 141$i
Ard. Coup. 31.
AFRIKA.
Vervolg van het antwoord des Volksraads van Porc-Nacal, op de Procla.
macie van den Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop. (Zie ons Hommer1
van deis sden dezer ji
Al aeze euvelen schrijven wij toe aan deze enkele oorzaak, namelijk, hec
gebrek aan een vertegenwoordigend gouvernement, dat ons geweigerd ts
geworden door het ulcvoerend gotivernement van dac zelfde volk, hetwelk
dat zelfde voorregt beschouwt als een hunner heiligste burger-regten en
waarvoor elk ware Brit zijn leven laten wil. En, wat deden wij onder al
die verdrukkingen? Namen wij de wapenen op, elschende, dat ons regt
geschiede, zoo als onlsngs in de Canada's is geschied? Neenwij gaven ook
de rok aan hem, die ons den mantel had ontnomen; 1 wij ontdeden ons
zelf» van onze vaste eigendommen voor spotprijzen, wij zeiden het
gouvernement opentlijk aan, dat wij ons land en zijn gebied zouden verlaten.
Het werd ons toegestaan, ten minste niet verboden. Wij waren Zelfs verrasc
op het vernemen van eene allerbiIlijkste en rggtvaardige declaratie door den
Luitenant-Gouverneur gedaan, dat het een onbetwistbaar regt wasdac iemand
met het bestuur eens gouvernements ontevreden zijnde, vrijheid had, hetzelve
te verlaten. Aanstonds, na onzen nittogt, verklaarden wij onze onafhanke
lijkheid; wij rigtten een eigen bestuur op; voerden oorlogen, die ons ouvoor.
ziens overvielen, en maakten vrede; wij namen bezit van onbewoonde land
streken, zoowel die ons door vrienschappeiijke onderhandelingen mee de
Hetdensche volkstammen coevielen, als die wij met ons goed en bloed
moesten koopen.
Intusschenwat deed hec koloniaal Gonvernement gedurende den loop
van al deze omstandigheden? Liec hec ons aanzeggen, dac wij oris, van
onze veipligting als onderdanen, nlec konden ontslaan, waar wjj ons ook
mogten bevinden? Of bood hec ons eenige hnlp, toen reeds over de 600
uit ons getalalierverraderlijkst en onschuldig waren vermoord Of bleef
bet onverschillig de ellende van deszelfs voorgewende onderdanen aanschou»
wen, zoolang totale vernieling hen bedreigde? Maar wat meer is, werden
niec hunne moordenaars ondersteund en geholpen, zoodra als zij (de emi
granten), eenige kans schenen te hebben van de overwinning te behalen,
door allen uitvoer van wapenen en amnnicie naar hen te beletten? Ja zelfs
met ons met eene militaire bezecting te bedreigen, en onze eigene wapenen
en amunitie te confiskeren, en dit mede, onder voorgeven van uit mensch.
lievendheid verdere bloedstortingen te willen vermijden, toen er geene vrees
bestond voor de vergieting van Christenbloed, maar toen wraak stond geno.
men te worden op diegenen, wier handen daarmede nog bevlekt waren;
voorts, door den handel te stremmen, waardoor velen der emigranten, ge
durende de bezoeking van de besmettelijke ziekte, de mazelen, stierven uit
gebrek aan de noodige middelen of voedsel, geschikt of onontbeerlijk in
zulk een* tijd! Heeft niet hetzelfde gouvernement ons steeds als uitheem-
schen behindeld, zelfs met betrekking tot onzen handel over zee? Hoe is
het dan mogelijk, dat met al zulke gronden aan onze zijde, nwe Exc. kan
verwachten, dac wij op ons zeiven kunnen zien als overtreders of oproeri-
gen tegen ons wettig Gouvernement? Wij verklaren, dat wij niet kannen
zien, hoe het Britsche Gouvernemet, onder de voormelde omstandigheden,
mee eenigen den minsten schijn van regtvaardigheid of billijkheidop ons
als onderdanen aanspraak maken kan; tenzij zulks alleenlijk geschiedt, uic
andere politieke beweegreden, of jaloezij; of tegen ons reden gezocht wordt,
vm mei eenigen schijn vas regtde verachteen aan bet noodlot overgela.