FRANKRIJK. MENGELINGEN. deft; zij kan geene middelen aan de hand geven, van welke tnet vol ver- crouwen eene spoedige opheffing der bestaande bezwaren zou kunrten worden, verwacht. Maar.de Commissie heefc in de nevens gevoegde resolucien wén» ken gegeven, welker gevolgen verwacht worden, in het einde, hoezeer slechts trapsgewijze, bevredigend te zullen zijn. De Commissie gelooft, dat bijaldien de geopperde denkbeelden worden overwogen en uitgevoerd in eenen geest van onpartijdigheid, zoo ten aanzien van de eigenaren als van de, werklieden, het herstel der welvaart mogelijk is, en dat, onder den zegen der Goddelijke Voorzienigheid, de wereld nog getuige zal zijn van .den volkomen goeden uitslag van het groote voorbeeld, 3oor dit land gegeven. ïs besloten, als het gevoelen der Commissie^, aan te teekenen: ;l°. dat de groote maatregel der slaven-emancipacie in de West-Indische koloniën, voor zoo ver de geaardheid en den toestand der Neger-bevolking ietrefc, de gnnstigste en bevredigendste uitkomsten heeft opgeleverd; dat de verbetering in de geaardheid van den Neger in iedere kolonie, welker toestad de Commissie den tijd gehad heefc te onderzoeken, is bewe- ken door overvloedige getuigenissen, welke hebben doen blijken van eene "meerdere en steeds toenemende begeerte naar godsdienstig en algemeen on derwijs, van eene Vermeerderende geneigdheid, om zich door het huwelijk fte Verbinden en om de pligten van hec huisselijk leven te vervullen, van leene verbeterde zedelijkheid, van eenen spoedigen vooruitgang in bescha. 'ving en van een aangroeijeod besef van de waarde van eigendom en van on* fcf hkrikelijk bestaan; 3Ó. dit evenwel, te gelijkertijd met deze verbetering in den toestand der Negers, ongelukkiglijk, heeft plaaxs gegrepen eene zeer groote vermindering in de stapel-producten der West-Indien, en wel in zoo scerke mate, dat jn sommige gevallenonherstelbaar nadeel is berokkend geworden dat, terwijl deze ongelegenheid in veel minderen graad is gevoeld geworden in sommige der kleiner en meer bevolkte eilanden, daarentegen ■in de grootere koloniën van Jamaica, Britsch Guyana en Trinidad zoo ernstig is geweest, dat vele plantagien, die toe dusver voordeelig en productief waren geweest, in de laatste twee of drie jaren met aanzienlijk verlies zijn aan den gang gehouden en andere hebben moeten worden verlaten; 5°. dat de voornaamste oorzaken dezer verminderde productie en daaruit voortgevloeide moeijelijkheden zijn gelegen in de groote bezwaren, door de planters ondervonden in het verkrijgen van voortdurenden onafgebroken ar beid, en in ;bet loon, dat zij hebben moeten besteden voor den afgebroken en weinig beteekenenden arbeid, dien zij hebben kunnen gedaan krijgen; 6°. dat de vermindering in beschikbaren arbeid gedeeltelijk is veroorzaakt door de daadzaak, dat sommige der gewezen slaven meer voordeeiige bezig* heden, dan veldarbeid hebben aan den hand genomen; hoezeer de meer alge- meene reden is, dac de arbeiders in scaac zijn om met gemak te leven en zelfs om eenig vermogen te vergaderen, zonder op de plantagien meer dan drie of vier dagen in de week, van vijf tot zeven uren daags te arbeiden, zoodat er voor hen geen voldoende prikkel bestaat, om eenen aan de be hoeften evenredigen arbeid te verrigten; 7°. dat deze staat van zaken wel gedeeltelijk is ontstaan uit het hooge 3oondat de planters uit hoofde van gebrek aan handen en bij onderlinge iinededinging verpligc zijn geweest te betalen; maar toch voornamelijk moec worden toegeschreven aan de gemakkelijke voorwaarden, waarin hec gebruik wan gronden voor de Negers verkrijgbaar is geweest; •8°. dat velen der gewezen slaven tot den aankoop van gronden zijn in staat gesteld geworden, en dac de werklieden doorgaans de vergunning beb» ben gehad, om kost-gronden of voor niets of tegen eene zeer geringe huur in gebruik te houden; terwijl voorts in die zeer vruchtbare streken hec land, dat zij als eigenaren of huurders bezitten, niet alleen een overvloedig voed sel, maar zelfs in vele gevallen, boven en behalve, en onafhankelijk van de hooge loonen, in geld gegeven wordende, eene aanzienlijke overwinsc in geld oplevert; 9°, dat derhalve de goedkoopte van het land de groote oorzaak Is geweesc der moeijelijkhedendie men ondervonden heefc, en dat deze goedkoopte het natuurlijk gevolg is van den overvloed der beschikbare vruchtbare gron- ■<denin vergelijking toe de behoeften der bevolking; 10°. Dat bij de beschouwing der klimmende vraag, welke practikale mid- «delen de toenemende vermindering in waarde der West-Indische bezi.tingen zouden kunnen tegengaan, het is toegeschenen, dat veel zon kunnen worden tot stand gebragt door oordeelkundige schikkingen van de zijde der planters in hun eigen gemeen belang en door eene behoedzame verandering in het stelsel, dat zij tot dusver hebben aangekleefd; 11°. Dat een blijkbaar, zeer wenschelijk middel van voorziening in hec gebrek aan handen zou zijn, het bevorderen van den aanvoer eener nieuwe arbeidende bevolking, voldoende om de mededinging coc verkrijging van ar. "beid te doen aanwakkeren; in. Dat toe betere bereiking van dac doel, zoo wel als om aan de emi. granten de regren en genietingen van vrije lieden te verzekeren, het wen schelijk zou zijn, de verhuizingen te doen plaats hebben onder bet gezag, het toezigt en de controle van verantwoordelijke ambtenaren; 13°. Dat het alverder eene ernstige overweging verdient, of niet met hec oog op de billijke regten en belangen der West-Indische planters en op hec welzijn der Negers zelfs, vooral uit aanmerking van de groote toevoeging aan de arbeidende bevolking, welke het te wenschen is, dat spoedig door verhuizing moge worden daatgesteld, de wetten, welke de betrekkingen rus» schen de eigenaren en de werklieden regelen, eene tijdige en naauwgezette herziening tyj de respective wetgevende vergaderingen der koloniën zouden moeten ondergaan. PAiijS den 26 Augustus. Zijne Maj. heeft van den Koning der Neder landen eenen eigenhandigen brief jvan rouwbeklag ontvangen, in antwoord •op'de kennisgeving van hec overlijden van den Hertog van Orleans. Z. K. H. de Hertog van Némours wordt op zijne omreis door den Rlzas ovetal met vreugdebetuigingen ontvangen. De Fransche Zaakgelastigde te Petersburg, Casimir Perier, is uit iRtislSnd te Havre wedergekeerd. De beroemde danseres Fanny Elsler is door het geregtshof te Parijs tot eene boete van 60,000 fr. verwezen, omdat zij niet op den bü hec con tract bepaalden dag uic Noord-Amerika was wederkeerd. De nitgaven voor hec maken van eene haven re Algiers, welke 20 linie- en 300 koopvaardijschepen moec bevaccen, worden op 12,000,000 fr. berekend. OVER DE GESCHIEDENIS DER ENGELSCHE CONSTITUTIE. 2de Vervolg van §1. van den aard der koninglijke magt. Gedurende de veertiende eenw had er eene groote vermenging plaats van de minst rijke klasse onder de mannen van Normandisch ras, mee dat gedeelte van het ander ris dac door werk en handel uit deszelfs armoede was geraakt, terwij! ook een groot gedeelte burgers van den staat]jvan kapitalisteu'Icdt dien van grondbezitters overgingen. Tor daartoe water, de verscn llende' lo ten, bij de verdeeling der verovering toegekend geworden, onveranderlijk in hec geslacht van den eersten bezitter gebleven, en hadden vooral niet van het eene ras tot hec andere kunnen overgaan, uithoofde derkostnmen, welke verboden een getiteld goed aan eenen persoon, die niet eenen evenredig adelijken titei bezat, te verkocpen. Nieuwe statuten verpiigtten den leen heer tot vassaal aan te nemen, den kooper, wie hij ook zij, van hec goed van een zijner leenpligtigen en verhieven tot denzelfden rang de eigenaren van domeinen van gelijken titei, wat ook hun oorsprong was (1). Deze maatregelen zoo schadelijk voor de oude staatkundige ordegingen niet door zonder tegenstand van de zónen dier baronnen, die hunne Koningen tweemaal den oorlog hadden aangedaan, om hunne voorregten van verovering te hand' haven; maar hun tegenstand was ver van zoo krachtig als die Hunner voor. vaderen te zijn, zij bepaalden zich wettelijke maatregelen re verzoeken, itt staat om de uitwerking van die, welke hnn mishaagden, tegen te gaan. De substitution in het oneindige, en het voorregt om een gedeelte gronds voor altoos onvervreemdbaar te maken, werden ingesteld om de beweging tegen te gaan, welke aile domeinen zoude doen overgaan in handen van hen, die dezelve zouden kunnen koopen. Met behulp van dit privilegie moesten eenige overblijfselen van het oude veroverende ras door de eeuwen heen bovendrijven, en afgezonderd van het overige der bevolking blijven. Het gelukte de Koningen niet, het plan van nieuwe verovering, hetwelk zij tegen alle inwoners van Engeland zonder onderscheid van oorsprong ge vormd hadden, geheel ten uitvoer te brengen; zij bleven zelfs weldra vrij willig in de vervolging dezer onderneming stilstaan. Verschrikt van hunne magt afgescheiden te zien van de oude steunen, welke dezelve gedurende verscheidene eeuwen hadden omringd, veranderden zij in tjjds van staat kunde, en werkten om een gedeelte te herstellen van hetgeen zij vernietigd hadden; zij stelden ridderorden en andere aristokracische corporatiën daar; zij bragcen, onder nieuwe vormen, hec onderscheid der rassen weder tè voorichijn. Echter was het huns ondanks, dat zij aan deze noodzakelijkheid toegaven. Hun gedrag gedurende de vijftiende eeuw, bood dikwijls eene vermenging van twee geheel tegenitrijdige strekkingen aan, naar mate zij bezield werden door de begeerte van alleen te heerschen, of door de vrees van niets te zijn, zoo zij alleen bleven. De adel der zestiende eeuw, klasse van gemengden oorsprong, vertoonde tegen de uitbreiding van het Konlnglijk prerogatief geen overblijfsel hoegenaamd van den geesc van onafhankelijk heid van den ouden Normandischen adel; maar de wil en magt van te han. delen begonnen zich te vertoonen in de burgerij door de Kamer der gemeen ten in het parlement vertegenwoordigd. Deze eindeloos talrijke klasse, ni Vtff eeuwen uic de vernedering gekomen, waarin haar de verovering gewor pen had, volbragt hare revolutie met de geestkrachc, welke de groote mas. sa's eigen Ir, wanneer zij voor het eerst op het staatkundig tooneel verschij. nen. Zij sleepte in hare beweging een gedeelte mede der erfgenamen van de privilegiën, domeinen en titels, welke de verovering bad daargesteld, hetzij Normandier», hetzij Engelschen van oorsprong. Maar deze mannen, wier positie hen aan den ouden staat vaö zaken hechte, verwonderd en teleorgesteld vai hun voornemen van matige hervorming verreweg te zien overtroffen door de drifc eener menigce, begeerig om alles ce veranderen, verlieten meestal deze zaak, welke zij niet meer begrepen, en schaarden zich tegen haar met den Koning en de afstammelingen der edelen van de veertiende eeuw, der Baronnen van de dertiende en der veroveraars van de twaalfde onder de banier mee de drie leeuwen van Normandie (2). Niecs uitwendigs kondigde aan, dac daar een twist van rassen bestond; maar naar de hevigheid te zien, waarmede de oorlog tegen alle oude scaatkundige ran gen vervolgd werd, zoude men gezegd hebben, dac eene kiem van nationale vijandelijkheid nog In hec hare der zonen van de Anglo-Saksers werkte, en dac de ziel van Hartld aan de tegenstanders van Karei verschenen was. II- Over de overdragt der Koninglijke magt. De inbezitneming van hec Koningschap van Engeland door IVillem ie Ver overaar, moest, door den aard van die Koningschap re wijzigen, invloed oicoefenen op de wijze waarop het zich in de coekomsc zonde overdoen (3). De Koninglijke waardigheid bij de Anglo-Saksers, was wezenilijk verkies baar. Door met de wapens in de hand tegen den laatsten door de Saksische natie verkozen Koningeen voorgewend cescamenc des voorgangers van dien Koning, te doen gelden, gaf de Hertog Van Normaniije, daargelaten de onderwerping der Saksers, aan den titel, welke hij aldus terugeischteeen geheel nieuw karakter; hij deed denzelven afhangen van den wil des titularis en niet meer van dien der natte. Het kiesregc dat de medewerking tot da verovering, aan de Normandische krijgslieden ten aanzien van hun opper, hoofd scheen te geven, werd zelfs aangerand door zijne overweldiging van het Koningschap op de overwonnenen. De Hertog van Normaniije voelde dit, en hij gebruikte alle listen zijner scaackunde om zijne strijdmakkers te overtuigen, dat zij meer te winnen dan te verliezen zouden hebben, zon hij den titel van Koning van Engeland aannam. Hij trachte zelfs hun te doen gelooven, dac het van zijne zijde een offer was dat hij aan het gemeen belang van geheel hec veroverings-leger bragc. IVillem I beschikte over hec Koningschap, zoo als hij beweerde, dat Eduard de Belijder er ten zijnen voordeele over beschikt had, en bij zijn sterven gaf hij het aan zijnen tweeden zoon, IVillem aen Rooien, over. De oudste, Robert, steunende op de neiging welke de Anglo-Normandische hoofden hadden, om zich hec regt van keuze, waarvan zij het genot gehoopt hadden, weder toe te eige« nen, stelde zich aan het hoofd eener partij, welke den erfelijken Koning den oorlog aandeed; deze oorlog was die van hec verkiesbaar tegen hec erfelijk beginsel. Die laatste behield de bovenhanddank zij den steun welke IVillem II in de Saksische bevolking vond, aan welke hij valsche beloften deed, en die, met zonderlinge goede trouw, den haat, welke zij tegen alle Normandiërs voedde, ter zijner dienste stelde (4). De worstel, strijd werd echter niet in één gevecht beslist; dezelve vernieuwde zich lang bjj elk begin van regering. Gedurende verscheidene eenwen bleef het Anglo-Normandische Koning.' schap dobberende tusschen de erfelijkheid en verkiesbaarheid, eene soorc van compromis tusschen de twee beginselen bepaalde het candldaacschap tot de enkele afstammelingen van IVillem de Veroveraarhetzij door de man nelijke, hetzij door de vrouwelijke linie, en het is in dien cirkel dat da twist plaats had. Nagenoeg altoos bij den dood eens Konings deden zich twee of meer mededingers uic hetzelfde geslacht ophieruit sproot regel» matig de afschuwelijkste der burger-oorlogen, die van den broeder tegen den broeder, de oorlog van mannen tegen pas geboren kinderen, een wedstrijd van moord en verraad voort. De kronijken verhalen dat IVillem de Bastaard zijn einde voelende naderen, bij de herinnering aan de daden, welke hem het Koningtchap hadden verschaft, door schrik werd bevangen, en zeide, dac hij alleen aan God dac Koningrijk wilde nalaten, hetwelk ten koste van zoo veel bloed was verkregen geworden (5). De bezitting, welke hem zoo veel wroeging veroorzaakte, scheen vervloekt te zijn in de handen zijner nakomelingschap. Gedurende verscheidene geslachten, vermoordden twee stammen-broeders zich onderling, en naar gelang de eene partij de plaats ft) Statuten der Regering van Éduard III. 1327—1377. fa) 1642. (3) ic 66. (4) 1088. GO Orderic Vitalpag. 659.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 3