A" 1842.
N\ C8.
LEYDSCHE
WÖENSDAG,
NEDERLANDEN.
L E r DEN, 7 Junö.
Gisteren passeerde alhier de Graaf Heert, komende van het Loi. Zijne
ÉïCijheeft Zijne Maj. Koning Willem FrederikGraaf van Nassau, alsoi 'de
de Gravin, naar Soestdjjk vergezeld, alwaar-H. een bezoek bij Hare
Maj, de Koningin gegeven en een diner gebruikt hebben.
Wij vernemen dat de heer Daru slechts nog tot het einde van deze week
hier zal vertoeven, en men dus zléh voor dien tijd b|j Z. Ed. Zal moeien
aanmelden, indien men nog gebruik zal willen maken, Om zijn p irirait in
de grootste volkomenheid te bezitten, daar het overigens de moeite over.
waard ia om de werking van de Daguerroiype te beschouwen, welke dit
ten hoogste te verwonderen resultaat oplevert. De menigvuldige portraiteH,
«elke de heer Daru ook van personen in deze stad vervaardigd heeft,
kunnen de juistheid der kunst getuigen, welke zeker niets te boven gaat.
De Staals-Courant van gisteren bevat het volgende Koninglljk besluit:
Wij WILLEfyl TI, enz.
Op de rapporten van onzen Minister van Koloniën, van den 13 Mei.litt. A.
N°. 15 en a8 Mei jl„ litt. A, N°. 3a;
Hebben besloten en besluiten:
Art. I. Ter bevordering van het transport van producten en goederen van
Samarang naar Kgdoe, en de zoogenaamde Vorstenlanden van Java en vice
versa, zal worden aangelegd een ijzeren spoorweg, bestemd om te worden
hereden met ijzeren wagens, getrokken door buffelfs, ossen of paarden.
Art. 2. Deze spoorweg zal kunnen worden tot stand gebragt, bij wijze
vso bijzondere onderneming, onder de bescherming der Regering en met
zoodanige hulp van harentwege, als nader zal worden overeengekomen
onder uitdrukkelijke toezegging voorts, dat de ondernemers, gedurende een
tijdvak van »(jf en twintig jaren, zullen worden gehandhaafd In het uitslnl.
tend bezit der Gouvernements-transporteutegen bepaalde prijzen, ei ge
vrijwaard tegen alle mededinging van een gelijksoortigen aard.
1 Art. 3. Onder de hulp van Gouvernementswege aan de ondernemers te
verleenfn, ?al behooren:
a. het bevorderen van den overvoer naar Java tot lage vrachten, van alle
voor de onderneming verelschte beuoodigdheden
b. het toelaten dier beuoodigdheden aldaar, zonder betaling van iuko.
mende regten;
c. het kosteloos afstaan aan de ondernemers, van den gevorderden grond;
d. des Gouvernements medewerking in het verkrijgen van materialen en
werkvolk, tot dezelfde prijzen, als door het Gouvernement worden betaald;
t. het beschermen van de stationsgebouwen en verdere eigendommen der
onderneming, door alle ter beschikking van bet Gouvernement staande mid.
delen van Politie, en
het tot stand brengen door 's Gonvernements-ingenieurs van de gevor.
derde metingen en opnamen van het terrein, ter bepaling van de meest voor.
deelige rigting voor den aan te leggen weg.
hrr. 4. Voor of op den tsten September aanstaande, zal Onze Minister
Vangen voorstellen en 1 arti t Kt ci'i n gen", met
Onzer kennis, ten einde daarop, naar bevind van zaken, te beslissen,
En is Onze Minister van Koloniën belast met de uitvoering dezes.
Gegeveh te 's Gravtnhage28 Mei 1842.
WILLEM.
De Minister van Koldnitn
J. C. Bnub.
Zijne Maj. onze Koning is den 3den dezer te 8} ure te Kleef gepas»
seerd, otn over Geldern en Venloo zijne reis naar Luxemburg voort te zetten.
Men wil weten, dat Zijne Maj. Willem Frederik, Graaf van Nassau,
alecbts weinige weken op het Loo Zou vertoeven en dan naar Silezie ver
trekken, om aldaar den zomer door te brengen,
Uit de anl Woorden, welke de Regering laatstelijk, op de in de afdeeiingen
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gemaakte bedenkingen, ten aan*
zien van het gewijzigd nieuw ontwerp van wet op de Burgerlijke Penaioenen,
heeft gegeven, blijkt onder anderen, dat de Regering zich bereid verklaart,
om, nadat het aanhangig ontwerp, nopens de Burgerlijke Pensioenen, zal
aangenomen zijn, in de eerstvolgende zitting van de Staten-Generaal een
ontwerp vsn wet tot regeling van bet bedrag der Militaire Pensioenen aan te
bieden; dat de Regering vermeent, dat de Kerkelijke Pensioenen van alle
andere daarin onderscheiden zijn, dat derzelver regeling niet alechts in het
belang van bijzondere betrokken personen, maar vooral in het belang der
gezindheden, voor welker Leeraars gezorgd wordt, dient plaats te hebben;
Zoo'al» omtrent «I wst de betalingen, door de grondwet aan de kerk gewaar,
bor'gd, de bedoeling van art. 194 der grondwet blijkt te zijn; dat daarbij ook
op'menigvuldige en afwisselende omstandigheden, zoowel als op vele zeer
verschillende verordeningen van vroegeren en tateren tijd, moet acht ge.
slagen worden; dat een en ander de zaak moeijelijk en ingewikkeld maakt,
weinig geschikt voor de openlijke behandeling in eene wetgevende verga,
deting; dat al betgeen de godsdienstige belangen betreft, omzigtig dient
te worden behandeld en zulks geldt ook de ziak def pensioenen, en dat de
Regering in dit opzlgt meent te moeten volharden bij het gevoelen, dat de
régeling der Kerkelijke Pensioenen tan haar behoort te blijven overgelaten.
Nopen» de Koloniale Pensioenen Wordt in de antwoorden het volgende gezegd;
-Met betrekking tot den geüiten wensch.om de pensioenen, uit de geld.
middelen der Overeeesche bezittingen gekweten worden, insgelijks bij de
wet te regelen, meeat men in het midden te mogen brengen, dat, niet
alleen de pensioenen van koloniale ambtenaren een wezenlijk deel der Indi
sche administratie uiimsken, en da»rom In verband met art. 59 der grondwet
geenazinz bij de wetmaaf bij administratieve reglementen onder Koninglijke
•sanctie behooren geiegeld te worden, maar dat dusdanige regeling bo.
yendien, ook niet met zaakkennis door de wetgeving zou kunnen geschieden,
sis zijnde dezelve afhankelijk van de noodzakelijke voorwaarden der in dieast.
treding en van den gewonen loop en aard der dienstverrigtingen; om
standigheden waarvan de wetenschap en de rigtjge beoordeeling redelijker
«ijae slechts bij het Indisch bestnur en bij het Departement vart Koloniën
Verwacht kan worden, en,die in de sommige gevallen, bij voorbeeld tusschen
de Europesche en inlandsche ambtenaren, zoo zeer verschillen, dit zélfs
het Indisch bestuur niet altijd naar voorafgestelde regelen kan handelen,
maar zich dikwerf tot speciale beschikkingen omtrent de laatstgenoemden
weVpligt ziet.
Terwijl de vraag, of de Indische pensioenen te boog zijn cpgevoird,.
COURANT.
8 J U N IJ.
moeijelijk te besntwoorden va|t;!vo« wie.de ondervinding mist van de opoffe
ringen en gevaren aan een largtiuttg vetbiijf in de Indien vetbonden, is hec
ongepast hier san te merken, dat tegen de jongste regeling van het bedrag
der burgerlijke pensioenen in de Oost-Indische bezittingen door een aantal
ambtenaren eén ernstig vertoog is ingeleverd, waaruit ten minste een bewijs
tegen de gedachte aan overdreven begunstiging mag wórden afgeleid."
Wijders wordt in de antwoorden der Regering gezegd, dat er eene bèpa.
ling in de voordrage is ingelatcht, welke ten doel heeft, dat de min gunstige
of verzwsrende bepalingen der ontworpene wet alleen zullen worden toege
past op nieuw aan te stellen ambtenaren of op de zoodahigen, welke verhoo
ging van wedde erlangen, hetgeen als van hunnen wil en medewerking af-
hankeljjk, met eene nieuwe benoeming in dit opzigt gelijk gesteld wordt
dat, wat de verpligting van het Rijk betreft tot erkenning der lasten00
hec Burgerlijk Pensioenfonds rnscende, meeat men, dac deze niet wel kan
ontkend worden, en dac hec onvoldoende en onvolledig zou zijn, om hei
onderwerp der pehsibenen bij de wet te regelen, zonder daaronder téven» die
aangelegen gedeelte daarvan te begrijpen; onvoldoende, omdat dan de bepa
lingen der wet eigenlijk slechts de hieuw te benoemen ambtenaren zouden
betreffenen diis de werking der wet eersc na eene reeks van jaren zou
gevoeld worden, hetwelk geenszins aao de bedoeling zou beantwoorden, en
onvolledig, omdat diir waar eene loopende zaak geregeld wordt, gelijk hier
het geval is, de aard der zake transicoire bepalingen noodwendig vereischt,
of er bestaat geene regeling. Vroeger zijn aan de Kamer de nominative
lijsten van de ten laste van het fonds op 1 Augustus 1841 ingeschrevene
pensioenen, ten beloope van ƒ540,020, overgelegd. De inkomsten van hec
fohds kunnen op ruim 400,000 worden geraamd; De overgeblevene bezit,
tingen van hetzelve bedragen thans: 118,000 inschrijving op het 2j pCu
grootboek; ƒ48,000 certificaten van idem; 9,200 schuldbekentenissen ge
creëerd, ten isste van het Amort. Synd., ad 4] pCt. Bij deze opgave voege
de Regering, dar, voor zoo verre echter, ook mee inbegrip van het op Ce
loopende begrooting gebragte subsidie voor het fonds, sd 120,000, ce uit.
gaven de inkomsten mogten te boven gaan. het noodig zou kunnen worden,
ter geheele dekking vao eerstgemeldeeen gedeelte dier bezittingen alsnog
te realiseren.
Op de geopperde vraag, in hoeverre de overiiatne der lascen en dus de-
verleende pensioenen ten laste van hec fonds in verband zou scaan met de
toegezegde herziening der pensioenen, wordt geantwoord, dat deze soort
van pensioenen aan gelijke herziening ala de overige pensioenen ten laste van
den Staat onderworpen worden en casu quo gelijke regelen tot vermindering
en korring daarop znllen worden toegepast.
De Regering verklaart, dac aan den wensch van andere leden der Kamer,
om een afzonderlijk beheer en fonds voorde pensioenen te bestendigen, niec
wel kan worden voldaan, omdac zulks niec zou zijn overeen te brengen met
de door de Regering gedane belofte; om voortaan de pensioenen voor de
verschillende departementen van algemeen bestnnr te splitten en te brengen
bij de begrootiqg van elk zoodinig departement.
Ten slotte hirer antwoorden, geeft de Regering de hoop te kennen, dat
bet-^ontjyerp lljnu meerderen biival zal Ontmoeten -n fa». -.„nee.
kunnen overgaan,
Men wil weten, dat volgens een dezer dagen genomen Koningljjk
besluit,weder onderscheiden officieren op non-activiteit znllen geplaatst worden.
Uit Apeldoorn meldt men van den 5den
Was de dag van 2 Mel 1839, toen de eerste steen gelegd werd aan het
kerkgebouw, dat Zijne Maj. Koning Willem 1 voor de Hervormde gemeente
alhier ten geschenke bestemde, belangrijk te heeten; van hoöger gewigc en
róeer gtdenkwaardig is de dsg van heden, waarop die gemeente, als het
ware uit handen van den Vorstelijken stichter, dien schoonen tempel móge
ontvangen, en aan de dienst des AHerhoogsten toewijden,
Intusschen werd ten 9 ure aangevangen met de uitvoering van het eerste
deel der symfonie vsn Lachner in Es, door een gezelschap beoefenaars der
toonkunst uit Deventer, die op ontvangene uitnoodiglng, met zeer veel be.
reidvaardigheid waren overgekomen, en het zangstuk uitvoerden op een
welingerigt en met de nationale kleuren versierd orchest, ter plaatse wasr
later het orgel moet worden gesteld, tegenover de Vorstelijke tribune.
Ten 10 ure, de kerk met menschen gevuld zijnde, kwsm Zijne Maj.
Koning Willem Frederik Graaf van Nassau, vergezeld van de Gravin en
van HH. KK. HH. de Prins en Prinses Albert van Pruisen in één rijtuig
gezeten, benevens een asnzienlijk gevolg, onder geleide eener eerewachc
van 14 personen, aan het gebouw aan, ontvangen en begroet wordende
door eene Commissie uit HH. Kerkvoogden, Ouderlingen en Diakenen;
en op den «toep met bloemen bestrooid door een latal jeugdige meisjes,
die in het wit gekleed waren, en hetweik door Zijne Maj, mei blijkbaar
welgevallen werd aangenomen.
Nadat de Vorstelijke personen en gevoig, alsmede de verschillende genöodig-
den, op de daarvoor bestemde plaatsen waren nedergezetenopende de Leeraar
de Godsdienstoefening en verzocht te zingen Get. a vs. t, onder gelelde van
bazuingeschal, en na vervolgens Zr. Ms. uit naam der gemeente te hebben
dank gezegd, voor het belangrijk geschenk, dat zij, in dezen tempel, Van
H. D. mogt ontvangen, en na eerbiedig gebed aan God, hield Z. Eerw.
eene gepaste rede naar aanleiding van Matth. 21 vs. 13a, ons daarbij aao.
toonende de groote waarde van het bezit van een hui» des gebeds en onze
verpligtiugen met betrekking tot hetzelve, besluitende met toepasselijke
aanspraken aan de verschillende autoriteiten en coilegiën.
Die rede werd afgewisseld door het zingen van het iste deel van 4isten
Psalmop thuzijk gebragt door Mendelssohn Bartholdq, en uitgevoerd door
een gezelschip heeren en dames van Deventer en Apeldoorn, die Zich van
de op fieh genomen taak meesterlijk kweten; terwijl tusseben de leerrede
en het nagebed, het tweede deel derzelve werd uitgevoerd.
Tot besluit der Godsdienstoefening werd door de gemeente aangeheven:
het laatste vers van den 68sten Psalm, en de laatste regel van hetzelve door
Zflne Maj. staande gezongen; waarna de leden van het Vorstelijk Huis de
kerk verlieten, onder bet spelen van het 2de deel der genoemde rymfonie.
En daarmede eindigde eene plegtigheid, waarbij, niettegenstaande den
grooten toeloop van menschen r de orde geen oogenblik is gestoord gewor.
den, en welke dus nog lang in aangenaam aandenken zal blijven, bij allen
die dezelve mogten bijwonen, maar inzonderheid bij de ingezeten dezer plaats.
Men beeft het voornemen heden tosschen 5 en 6 ure san Zijne Maj, eene
eere-muzijk aan te bledeu. Het wemelt hier van vreemdelingen, en het
schoonste weder begunstigt dezen belangrijken dsg.