GROOT- BRITANNIE. MENGELINGEN. wijze nader te komen tot een doel, hetwelk aan ieder Dni'scher, niet alleen uit een commercieel, maar ook nit een staatkundig oogpunt, hoogst wen achelijk moet voorkomen. Z. M. de Koning van Pruissen heeft bepaalddat er jaarlijks op zijn ge. boortefeeit en op nienwejaarsdag 6000 thl. znllen gegeven wordenter voorzie ning inde behoeften van min bezoldigde leeraren en tot oprigiing van leeraar. splaatsen diir, waar tot nu toe slechts combinatiën bestonden die groot onge mak opleverden. Er zijn namelijk in Pruissen Evangelische Predikanten die niet meer inkomen dan 200 1 300 thl. hebben, en welker combinatiën onder scheidene uren van elkander gelegen zijn. Deze instelling dus van den Koning mag als eene wezenlijke weldaad aangemerkt worden, die de navolging van andere Vorsten in hooge mate verdient, en verre (opweegt tegen die dui. zenden, die zoo menigmaal aan muzijkanten enz. worden weggegeven. Zoo men wil weten, zou de reu van Zijne Maj. den Koning van Hanover naar Berlijn, en het opdragen van het bestuur des staaca gedurende zijne afwezigheid aan zijnen Zoon, een voorbode wezen, dat Zijne Maj. de regering zou nederleggen en als ambteloos burger te Berlijn gaan leven. Z. M. de Koning van Hanover heeft het verzoek der Stenden, om tot 11a Paschen vetdaagd te worden, van de hand gewezen. De door die Stenden benoemde Commissie, om te onderzoekende door de Regering gedane voorstellen tot vermeerdering van het militaire wezen, heeft, zonder haar rapport afgemaakt te hebben, den 4den dezer, aan de Kamers voorgesteld, om aan de Regering dringend te verzoeken manschap pen en paarden bij de ruiterij zoo spoedig mogelijk tot op de vorige scerkte terug te brengen, daar de Stenden zich bereids overtuigd hebben, dat eene vermeerdering niet noodig is, en de financiële toestand des lands eene on. middelijke vermindering der daarvoor gedane uitgaven dringend eischt. Dit voorstel is in de beide Kamers met luide toejuiching ontvangen, en zou den jden in overweging genomen worden. Dat hetzelve door de Kamer zou aangenomen worden, hield men in Hanover voor buiten twijfel. Z. M. de Koning van Pruissen zou zich in het begin van Julij naar Petersburg begeven, ter bijwoning van het 25jarig huwelijkfeest van den Keizer en Keizerin. Den 7den dezer is Z. H. de Groothertog van Mecklenburg-Schwerin in den ouderdom van 42 jaren overleden en door zijnen zoon FrederikTraus, geboren in 1823, opgevolgd. Het ijs op den Weicnsel is den 4deu dezer in beweging gekten en spoedig geheel opgeruimd. Door de Duitsche bladen worden de protesten aan de Porte van de Europesche Gezanten der groote Mogendheden medegedeeld, tegen de be. noeming van eenen Turkschen militairen Gouverneur in den LibanOD; die protesten zijn door elk der Gezanten afzonderlijk ingeleverd, hetgeen voor. taan de wijze van handelen der Gezanten bij alle belangrijke quaestien zijn zal Men was te Konstantinopeldoor tusschenkomst van den Griekschen Gezant, een complot van valsche munters, ten getale van 73 magtig gewor. den. Dezelve bestonden uit Joniers, Grieken, Armeniërs en Perzen. Sedert een jaar hadden zij reeds gearbeid. Londen den 9 Maart. Het Lager-Hui» heeft zich gisteren bezig gehouden roet eene verandering in de wet omtrent het huwelijk van een weduwemar roet de zuster zijner overledene vrouw, hetgeen de wet verbiedt. De motie om die wet af te schaffen, is echter niet doorgegaan, omdat onderscheidene leden er zich tegen verzetteden. Dien zelfden dag is aan het Lager-Huis de begrooting ingediend voor de landmagt, welke dit jaar 95,628 manschappen zal bedragen, hetgeen vergeleken met het voorleden jaar eene vermeerdering van 1,447 man aanbiedt. Men schrijft in goeden ernst uit Windsor, aat verscheidene familien uit Londen aldaar aangekomen zijnom zich voor de gevolgen der aardbe ving te hoeden, door welke, volgens de reeds vermelde oude voorspelling, die hoofdstad in den loop dezer maand vergaan moet, en welke zich tot eene oppervlakte van ten hoogste achc mijlen zal bepalen; waarom eenige lief. hebbers te Windsor plan hebben naar Honnslow te reizenom van daar die groote gebeuttenia in veiligheid en op hun gemak te aanschouwen! De lang verwachte aankondiging der kapitalisatie van rentebetaling op de achterstallige Spaanscbe couponstot die van November 1840 ingeslo. ten, is eindelijk heden in de dagbladen verschenen. Het stuk is alleen ge. teekend door den beer Borrêjo, die bekend maakt dat hij door het Spaan, sche Gouvernement gelast is dit te bewerkstelligen, dat hij dientengevolge Maandag eerstkomende, den I4den dezer, beginnen zal met de coupons aan te nemen, dat dezelve veertig dagen ter onderzoeking bij hem moeten blij. ven berusten, dat na dien tijd bewijzen zullen worden afgegeven om liter tegen obltgatiën 3 pCt. te worden verwisseld dat bij de afgifte der bewijzen ook de rentebetaling zal plaats hebben van een jaar a 3pCc. en dat diegenen die voor den eersten September eerstkomende, hunne coupons niet zullen ge converteerd hebben, deze3pCc. rente niet zullen genieten.-Voor en aleer de werkelijke betaling zal hebben plaats gehad, blijft er nog groot mistrou wen onder de speculanten bestaan, daar eene dergelijke aankondiging in 1836 op de Treasuiy-Bons geschied is, waarop echter tot nog toe geene beta, ling is gevolgd. De voor Londen onder den Theems aangelegde tunnel of doorgang is thans voltooid. Het geheeie bedrag der uitgaven is 445,270 st- (ƒ5,343,240) geweest, en gedurende den tijd van bijna 18 jaren, welke lot den aanleg is noodig geweest, hebben niet meer dan v(jf arbeiders daarbij het leven verloren, PROMOTIEN AAN DE LE YD SCHE HOOGESCHOOL. Den 9 Maart, de Heer R. A. Balfour, van Dunfermlin (in Schotland), inde Me dicijnen, na het verdedigen zijner Dissertatie: dt Scarlatina Den 11 Maart, de Heer j. C. Bijleveld, van "sHage, in de Regteil, na het verde digen zijner Dissertatie: de fide Instrumentorum Publicarum. Op dien zelfden dag, de Heer G. J. A. Mijnssen, van Amsterdam, in de Regten, na liet verdedigen zijner Dissertatie: de Quaestione an Jure llodierno EuropaeoConductori rei immobilis Jus in re locata collatum videatur HET GEZELSCHAP VAN ROME. Het tegenwoordige Italië is een degelijke chaos; de zeden zijn er beur telings Fransch, Engelsch of Dultsch naarmate der bewoners. Dit heeft een geestig iemand doen zeggen, dat hetgeen hec moeijelijkst in Italië te Vinden wasItalianen waren. De echte Italiaan inderdaad verbergt zich om zijn vel niet te verbranden; hij heeft een wit buisje aan, en betreurt de slagen der fortuin onder de door Titiaan of Veronese beschilderde zolde ring vsn zijn paleis. Hij deelc in al het ellendige bijgeloof van Italië. Hij leest geene vreemde couranten, en spreekt alleen over den zeer doorluch- tigen Abt Catli{ de Abt Casti vervangt bij vele Italianen, Dante! Deze Italiaan waarvan wij spreken, heeft hec crotsch karakter van eenen h)\daige, hij veracht al wat niet Italiaansch is. Ziine gewone wandeling is in den jardine Reale te Napels, den Pincio te Rome, de Cascines van Florence, of op de Slavonische kaai te Venetië. Wat den valschen Italiaan betreft, dit is iets anders 1 Hij bewoont de kales van eenen Engelschman ef Parijzenaar; loopt met hen de oudheden na; hij spreekt beier Fransch dan Italiaansch, en heefc altoos de verzen van Barbier of Lamartine in den mond. In den achouwburg draagt hij eene diieklmige lorgnet tot herinnering aan de July—revolutie. Hij opent 0 ook die It.liaanrche kringen, welke zoo veel bespottelijks opleveren. De Ita- liaansche samenleving is inderdaad de treifendste puinhoop van dit land van bouwvallen. Men verbeelde zich eene groote dame, welke de weelde ge kend heeft, en thans niet genoeg heeft om zich te kleeden. Op eene lom hola te Rome, wees men mij eene marebesa aan, die glazen versierselen van eene lichtkroon, als oortingen droeg. Te Venetië heb ik den laatsten der Strozzi gezien, die de provinciën, onder het masker van eenen hans. worst, afreisde. Te Napels heb ik eenen Pamphili gekend, die te San Car- lino de rollen van Polichinel vervulde. Zij drinken uit zuinigheid zekeren wijn van Monte Porzio, welke regt tot den slaap brengt; dit is des te beter, want zij hebben behoefte om te vergeten! Daar zijn er welke erwten in hunne zaal koken. Htin paleis te Rome gelijkt naar een praal graf; zij leiden er een kond en somber leven, waarvan zij allen hec geheim hebben. Zij hebben zelfs geenen mantel meer om zich daarin te draperen: de mantel is in de mazza genie. Zij hebben slechts eenen vrij slecht ge. maakten rok van blaanw laken, gelijk aan die der Intendanten in de Fran- sche vaudevilles. Met eenen halven baïocco betalen deze excellenciën hunne granito of limonade, en vinden nog middel om trotscn te zijn. De groote paleizen, welke zij bewonen!, bevatten werken van Carrache,Raphael, Jules Remain: dit vérheven behangsel geeft hnn moed, hoewel zij hetzelve niet sitoos zien, daar zij veelal op den vliering huizen. Somwijlen staat er in de groote zaal van het]balazzo eene twijfelachtige Duitsche piano; op dit in- stument komczicheea jong schoon meisje met een zwart zijden kleed, bleek als het schoonste marmer van Carrare, hare dunne vingers, den beitel van ïenerani wasrdig, plaatsen. Te oordeelen .naar de groote fluweelen vlecn. ten, welke langs haar hoofd hangen, en naar zekere blinkende sieraden aan hare voormouwen of aan bare zijde, zonde men haar wanen rijk te zijn. Helaas! daar is niets van aan, en hec arme kind zal al deze onschuldige uitgaven op haar huwelijks-contract zien verschijnen. Er is verre, zoo men ziet, van déze degelijke armoede, tot de weelde der schoonen van Petrone De meeste der Romeinsche Prinsessen kan men bijna niet naderen zonder iagchen. Men verbeelde zich eene digc op één gepakte massa vodden, waar uit meestal een geheel met rood bepleisterd hoofd te voorschijn komt. Mee pligtplegingen houden zij zich weinig op, doch nog minder waarde zijn zij verpligt aan het huiselijk gemak te hechten. Ik beklaag van ganscher harte iemand, die zich 's winters in de eeuwige stad zonde willen warmen aan den schoorsteen eener Romeinsche dame; zelden vindt men er vuur. In de maand /jetober 1832, toen juist de noordewind vrij scherp over de vlakte van ""sme woei, legde ik met eenen vriend een afscheidsbezoek bij de Prï-Ves af; de koude was gevoelig en drong verraderlijk door de >"bcaiellen gordijnen, die hec groote vertrek omringden. Er was geen vuur rn den schoorsteen, naasc welke de Prinses met een melancoliek uiterlijk in haren grooten leuningstoel gezeten was. Haar kleed van bruine stof had de ruimte van eenen hoepel-rok, vooral van onder. Toen zij ons ontving ver* ontscbuldigde zij zich wegens eene ongesteldheid, welke haar belette op te liaan. Wij roken toen eene sterke brandlucht, het was eene stoof of liever zoo ais wij later bemerkten een aarden potje van de gemeenste soort, behen. dig onder de menigvuldige plooijen van haar kleed verborgen; haren voeten waren daarop geplaatst. Dit meubel wordtin hec Italiaansch marita genaamd; hec kwam ons ongehoord voor in een paleis dat toe op deszelfs trappen mee schilderijen is bezaaid. Voor hec binnen komen hadden wij vier groote la- keijen gevonden, welke kaart speelden. Zoodra zij ons zagen, nam een hunner zijne liverei, welke stijf van smerigheid en vuil aan den waad hing, trok dezelve aan en ging ons plegtstatig aankondigen. Eene oude Gtavin nabij het paleis Ruspoli, had eene bijzondere soorc van knecht uitgevonden. Door de loterij van Monte Citorio verarmd, had zij zich genoodzaakt gezien hare bedienden weg te zenden, zonder dat zij daarom hare aristocratische pretentien had vaarwel gezegd. De bezoekers die haar getrouw gebleven waren, konden in hare voorkamer eene oude snuif kleurige liverei zien, welke aan eenen spijker hing met eenen puni- hoed, een en ander gekroond met het opschrift: Battista, Zij riep Battista van uit hare zaal, telkens wanneer zij eenig bezoek van gewigt ontving. Hec spreekt van zeiven dat Battista niet kwam; maar zij beriep zich dan altoos op eene of andere onverwachte boodschap, welke hij was wezen doen. De kneebcen der Ambassadeurs misen eene minder vermakelijke klasse uit. Daags 11a een diné aan het Fransche Gezantschap, zeer gewone maaltijd, welke op vijf of zes francs kan komen te staan, komc de famiglirs, waar door men de liverei verstaan nioec, u stonc weg om de buona mano vragen, dat is te zeggen u een buitensporig drinkgeld opleggen. Hec is dmwijlj ge. beurd, dat een schilder, die voor twee francs bij Lepride beste waard van Rome, zoude hebben gegeten, tien francs aan die snaken van de ambassade heeft gegeven. De Abt de Caniliae, die onder Lodevtijk XV een prachtig hotel te Rome had, en er zeer goed ontving, was de eenige, welke deze onbetamelpe gewoonte had afgeschaft. Dezelve is echter onder de tegen, woordige Ambassadeurs van Frankrijk weder verschenen; Chateaubriand is de eenige, die men te Rome aanhaalt, als dezelve ten strengste aan zijne liverei verboden hebbende; thans echter worden de uitgaven der Gezanten zoo beknibbeld, dat men geene opotieringen van hunne zijden vergen kan. Het is op het Corso, dat de mindere klasse van Rome zich regelmatig van af twaalf uren gaat laten roosteren; op het Corso loopen de gemaskerde groepen rond; het Corso is het vereenigingspttnt der Romeinsche wereld. De met zilver beslagene koetsen, de zware landauwers, de sterke logge paaiden, doen den grond dreunen, het is het schoonste oogenblik voor het wtaijerspel, waarvan de Romeinsche vrouwen nog met bijzondere sierlijkheid gebruik weten te maken. De Itaiiaansche koetsen gevoelen zich van de s.ijve waardigheid der eeuw van bodewijk Xlf, de koetsen der Kardinalen voornamelijk, waarvan de gewoonlijk witte paarden aan die der openbaring gelijken. Tegen den avond heeft de wandeling van den Pincio iets hemels. Van oen top dezes heuvels overziet men de daken van Rome, welke vlak in de nabijheid zijn, het zijn niet dan bloemparken mee bloeijende cactussen. De Piazza del Popoio vertoont haar bont gewemel aan uwe voetende lange rijen pijnboomen ziclt zacht heen en weder bewegende, schijnen koelte van van zich af te geven. De kunstenaars,die hun afzonderlijk gezelschap, hunne voorregten hebben en eene vrolijkheid bezitten, welke hun alleen eigen is, verlacen de tafel van Lepri. De koffijhuizen worden verlicht, de koetsen stroomen naar het theater falie, de schouwburg alwaar men na de Earbiere van Rossini geilo. ten te hebben, in onze tegenwoordigheid, madame Malibran heeft durven uitfluiten. Sedert had ik de gewoonte aangenomen van naar Finno te gaan dat lief tooneel, waarop houten acteurs, nagelaten neven van dien goeden Pollchineilo, werken. Hec tooneel is niec veel grooter dan een oomtner van het Journal des Dibatser zijn mechanieke stoelen, ooms en neren; het is om er van aangedaan te worden. De Ciceroni van Rome zijn de aandacht waardig. In 1832 had ik daar een conflict van Ciceroni hetwelk zeer grappig was. Een Cicerone is niets anders dan een oudheidskennerde oudheidskenner wordt voor drie francs daags gehuurd. Hij klimt op den bok der Carrozza naast den koetsier, terwijl de loopknecht 'domestico de piazza'), soort van tweede Cicerone achter op het rijtuig staat. Op het CampoVaccina, Costco of elders, alwaar schoone bouwvallen te zien zijn, gekomen, begon de oudheidkenner van drie francs Zijn verhaal. Ik hoorde trouw en met den meesten ernst, zijne hoogdra. vende logens aan, waarna, wanneer zijne verhandeling uitwas, de loop- knecht kwam, die tegen hetzelfde loon diende, en mij ter zijde nam om mij te zeggen: al wat hij u daar verteld heeft, is bedrog, excellentie. Het is een weetniet, dit zal ik u bewijzen. En daarop begon de loopknecht eene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 3