een ongeluksgetal beschouwd wordende, had de Raad van State van Tong» Tting en Cochinchina, zitting houdende te Pbö-Xuan, in zijne hooge wijs. heid besloten, om den Koning een jaar ten geschenke te geven, ten einde alle ongelukken af te weren, welke dit ongelukkig getal moge veroorzaken en het kostbare leven van den doorluchtigen Monarch zou hebben kunnen verkorten; daardoor is hij in eens van 48, 50 jaren oud geworden, en daar. door is de vrees en schrik, welke het ongeluksgetal 49 kon veroorzaken, voor altijd verbannen en vernietigd. Gij kunt de onberekenbare onkosten niet gelooven, die dit feest in alle landen veroorzaakt heeft. Vooreerst hebben alle mandarijns van iedere provincie zich moeten vereenigen om den Koning een prachtigen draagstoel aan te bieden. 'Iedere provincie heeft den haren aangeboden ieder mandarijn is daarvoor geschat geworden tiaar den rang dien hij bekleedt. Iedereen werd verpligt om veel meer te geven dan zijne jaarlijksche inkomsten bedroegen. Al deze draagstoelen zijn met ver. bazende onkosten naar Phü-Xuan overgebragt, doch om welke reden is onbekend. Behalve dat oordeelde de Koning het zeer gepast, dat de rijke personen hem bij deze gelegenheid eenig geschenk aanboden. Hij liet door een manifest bekend maken, dat het den bezitteren van eene of andere rariteiten toegelaten zou zijn, om dezelve hem aan te bieden. Het zou mij onmo. gelijk zijn u met al de kwellingen bekend te makendie door dit manifest ontstaan zijn. De mandarijns, die zich op eenige wijze de groote sommen, welke zij bésteed hadden om die draagstoelen te koopen, wilden vergoe- den, 'zochten overal de rijken op, en men moest hun schriftelijke bewijzen geven.dat men niet rijk was, daar men niemand hieromtrent op zijn woord geloofde. Van eenen anderen kant werden eenige personen van middelmatig fortuin genoodzaakt, om zelfs dikwijls boven hun vermogen den Koning geldsommen aan te bieden, die als een vrijwillig offer beschouwd werden, maar aan verscheidenen met stokslagen moesten worden afgeperst. Daardoor heeft de Koning onmetelijke rijkdommen bijeenverzameld. Den 23sten der afgeloopene maand heeft dit plegtige feest plaats gehad. De Koning, de groote liefde, die zijne onderdanen hem toedroegen, willende erkennen, besloot aan alle zeventigjarige grijsaards uit zijn Rijk een prachtig feestmaal te geven. Geene eatcusen heeft hjj van diegenen willen aannemen, die op de registers waren ingeschreven. Lammen, gebrekkigen, kreupelen enz. ■Hen werden genoodzaakt zich naar de hoofdplaats hunner provincie te be geven, om aan dit Koninglijke feest deel te nemen. Het bevel des Konings was, dat men voor iederen persoon voor 120 sapéen eetwaren zou gereed maken, hetgeen ter naauwernood zoo veel is, als men in de geringste her bergen krijgt. Verbeeld u nu dat de uitvoerders van dit bevel nog, volgens hunne oude en standvastige gewoonte; niet nagelaten hebben, om deze karige giften van den Koning nog geringer te maken. Verbeeld u nu dat verscheidene dezer ongelukkige grijsaards twee,drie ja zelfs vier dagen voor de reis nasr de hoofdplaats, om aan dit KoniDglijke feest deel te nemen, nóodig hadden, en verpligt waren 300 i 400 sapéen, behalve andere onkos. ten, aan deze reis te verspillen, zonder nog de vermoeijenis en het tijdver, lies te rekenen. Geloof dat dit een duur feest was. Maar men moet er mede instemmen, dat Minh-Manh de zuinigheid verstaat en zich niet door zijne milddadigheden ongelukkig zal maken: uit alle tijdingen, die ik u reeds beb medegedeeld, zult gij gemakkelijk begrijpen, dat wij, van den eenen dag tot den anderen, met het zwaard van Minh-Manh boven ons hoofd voort, leven; zoodat, als wij raeenen heden in vrede te leven, het kan gebeuren dat wij ons morgen met den strop om den hals in de gevangenis bevinden. De Pruissische Staats-Courant bevat onder dagteekening van 2 No vember van Batavia de volgende berigten uit Neerlands-Indie. Terwijl door de aanwinst van Tromo het gebied der Hollanders op Sumatra zich wederom uitgebreid heeft, en in de andere zuidelijk van Tromo gele gene Nederlandsche bezittingen de inboorlingen door de aldaar gescation- neerde Nederlandsch-Indie krijgsbenden tot gehoorzaamheid aan het Gouver. nement alhier genoodzaakt werden, wordt de gesteldheid der Hollanders in de eerst sedert 1839 veroverde landen op de Noordwestkust van dat eiland al meer en meer bedenkelijk. Volgens de jongste berigten uic Tapanuli poog. den Atchinesche rooverbenden deze lauden weder aan de Hollanders te ont. rukken. Deze roovers, welke te land en te water tegen de Hollandets en hunne bondgenooten krijg voeren, hebben namelijk sedert eenige weken nabij Sin. kei, op Holiat.dsch grondgebied, eenige versterkings-werken opgerigt. en de vijanden der Hollanders worden daar al talrijker en talrijker. Eenige Ne. derlandsche oorlogschepen zijn tegen de Atchinezen afgezonden, ten einde hen zoodra mogelijk te verdelgen. Doch het is te vreezen, dat de Siokel- sche Maleyers, zoo veel mogeljjk, de Atchinezen in den oorlog tegen de Hollanders ondersteunen zullen. En heeft de oorlog tusschen de Atchinezen en Hollanders thans reeds zij. ren aanvang genomen, zoo is ook nog spoedig eeD oorlog te vreezen tus schen laatstgenoemden en de aan de Indagiri-rivier (Oostkust van Sumatra) wonende Maleijers. Het Gouvernement alhier heeft namelijk in in 1839 met den rajah van Rinket (een aan de monding van den Indagiri gelegen land) een of- en defensief verbond gesloten, ten gevolge waarvan deze radjah; voor eene wedde van f 700 maandelijks, aan de Regering alhier de Souve. reiniteit over het Maleische Rijk Rinket afstond. De onderdanen van dat land zouden echter nog tot het jaar 1842 van alle belastingen ontheven blij. ven. Thans reeds zijn de Maleijers van Rinkec zeer vergramd op hunnen rajah, wegens het met de Hollander» gesloten verdrag, en belastiogen zullen zij aan hunne Europesche meesters zeer zeker niet goedwillig betalen. Naar men gelooft zullen alsdan dwangmaatregelen tegen hen gebezigd worden, en om deze met kracht te weerstaan, voorzien de Maleijers zich thans reeds van Engelsche wapens en buskruid, die hun uit Singapore toegevoegd worden. Aan den rajah van Rinket worden door zijne bloedverwanten wegens het geslotene verdrag de bitterste verwijten gemaakt, en in de 26 onderschei dene, van Hollandsche heerschappij nog bevrijd geblevene Staten die aan Rinket grenzen, worden de inboorlingen van dezen Staat als vijanden behan deld. Er hebben zelfs reeds bloedige gevechten tusschen de onderdanen van den radjah van Rinket en die der naburige landen plaats gehad. De Hollanders hebben namelijk, kort nadat de radjib van Rinket het beschermheerschap van het Gouvernement alhier erkend had, in het midden des jaars 1839, het aan de uiterste monding van den Indagiri gelegen district Paklain formeel in bezit genomen en aldaar eenige fortificatiën (waarin lot nog 10e alle geschut ontbreekt) aangelegd. Ook een Hollandsch residentie huis is, twee mijlen verder landwaarts in, opgerigt. In hetzelve hebben zich een Hollandsch beambte met eenige klerken en vijf militairen gevestigd. De evengemelde fortificatie wordt door 50 a 60 man, thans onder bevel van den iste Luitenant Muller, een geboren Zwitser, verdedigd. Hollandsche oorlogvaartuigen liggen bij voortduring in de monding van den Indagiri voor anker; doch daar de stroom op die rivier zeer sterk is, wordt de vaart op. waarts voor de Hollandsche kanonneerbooten daardoor zeer moeijelijk, en niet zelden duurt eene vaart van Paklain naar de Kampong Rinket (een afstand van 9—10 uren) tot twee en zelfs drie dagen. Overigens onthouden zich de aan den Indagiri wonende Maleijers van alle handels-verbinding met de Hollanders; Chinezen, de Joden van Neêrlands Indië, ontbreken er nog geheel; ieder Hollander, die zich op eenigen afstand van Paklain ongewapend vertoont, wordt tneedoogenloos door de inboorlingen vermoord. Daarentegen hebben de Hollanders trouwe vrienden in de bewoners der in de nabijheid van Paklain gelegene eilanden, welke gezamentiijk aan den Sultan van Lingin onderworpen zijn. Deze Sultan, sedert 1838 een bondgenoot en vasal der Hollandsch-Indische Regering, heeft den radjah van Rinket bewogen, om aan het Gonvernemet alhier, voor eenen zoo geringen prijs, de souve. reiniteit over zijn land af te staan. In allen gevalle mag men zich bevreem den over dezen souvéreiniieits-afstaiid van Rinket tegen eene zoo geringe jaarwedde; want het land aan den Indagiri is zeer rijk aan goud en bijt ieder stortregen voert goudstof in groote menigte uit de ontoegankelijke g, bergten naar deze rivier mede voort. De zeeroovers worden in den Oostelijken Archipel en aan de Zuid- Oostkust van het eiland Borneo met eiken dag stouter; nog in de vori( maand hebben zij zelfs jagt gemaakt op een Hollandsch oorlogsvaartuig, hei welk ter naauwernood aan de zeeschuimers is kunnen omkomen. WEST-INDIE. De Slaaft-Courant van Zarurdag den 12 Maart bevat het volgende: In het jaar 1833 is door den Koning aan den kerkeraad der Hervormd, gemeente te Paramaribo uit de koloniale fondsen een renteloos vooi schot van f 20,000 verleend geworden, om, gezamenlijk met de bijdrage; van de leden dier gemeente, re worden aangewend voor den opbouw eent nieuwe kerk, waarvan die gemeente, sedert den brand van 1821, was vei stoken geweest, welk voorschot in jaarlijksche termijnen moest word;' terug betaald. Die terugbetaling was évenzeer voor den gemelde kerkeraad hoogst moei jefijk, uit hoofde van den minvermogenden toesttnd van het grootste gt deelte der leden van de Hervormde gemeente te Paramaribo, wasrom 4 kerkeraad, in het afgeloopsn jaar, de kwijtschelding van het aan denzeli verleende voorschoc aan den Koning heeft verzocht, in welk verzoek do; Zijne Maj. is bewilligd bij besluit van den 28 Augustus 1841, N°. 22. Dit besluit, ter kennis van den kerkeraad re Paramaribo gebragt zijnd; heefc aanleiding gegeven tot het volgend dank-adres vau denzelve aan Zijn Majesteit! m SireVan dankbaarheid diep doordrongen, en een harer zoetste pligtti vervullende, neemt de kerkeraad der Hervormde gemeente te Paramaribo d. vrijheid, om aan Uwe Maj. de gevoelens van de levendige erkentelijkhei [e doen kennen en aan te bieden, welke zoowel denzelve als de leden d« geheele gemeente bezielt. Waarlijk, de Koninglijke gift, door Üwer Majesieits milde hand aan ont; gemeente bij besluit van den 28 Augustug 1841, N°. 22, geschonken, li een zoo doorstaand bewijs van Uwer Majestetcs welwillende gezindhedcg jegens onze kerk in het algemeen en onze gemeente in het bijzonder, dn het de hoogste ondankbaarheid zoude verraden, wanneer wij niec trachten om de betuigingen onzer opregte dankbaarheid daarvoor aau de voeten dei troons neder ce leggen. De Hervormde gemeente te Paramaribo stelde er steeds eene eer in, me: trouwe liefde aan Uwer Majs, doorluchtig stamhuis aanhankelijk te zijn. Door eene nieuwe en groote weldaad van Uwer Majs. haud, nog sterke; aan Uwer Majs. persoon verbonden, zal steeds het trachten van de ledet der Hervormde gemeeote te Paramaribo zijn,meer en meer Uwe Koninglijlti welwillendheid door trouw en liefde ce verdienen, terwijl zij zich gelui wenichen, in deze Uwer Maj. schenking, welke waarlijk de openbare uit. oefening van onze geloofsbelijdenis van hare dreigende gevaren redde, op nieuw de overtuiging te vinden van de hooge belangstelling, welke Uwi Majes. aan dé godsdienst, welke wij belijden, toedraagt. De kerkeraad smeekt Uwe Majs. onderdanigst de hulde, welke dezelve Haar aanbiedt; goedgunstig te willen aannemen, en te willen gelooven. du de vnrigte en opregtste gebeden, voor het heil van Uwe Majesteit en Uwei Majesieits Koninglijk Huis tot den troon des Ailerhoogsten iteeds zulle: oprijzen uit de dankbare harten van Uwer Majesteits getrouwe en gehoor, zame onderdanen, uitmakende den kerkeraad der Hervormde gemeente tt Paramaribo." RUSLAND. Blijkens een door het Russische Ministerie van Binnenlandsche Zake; openbaar gemaakt verslag, bestonden er in liet jaar 1840, in Rusland, 875 Evangelisch Luthersehe kerken en bedehuizen, en 448 geestelijken vai die gezindheid. Van eerstgenoemde behoorden er 93 onder het consistorli van St. Petersburg, 96 onder dat van Mosksu, 6 onder de Synode der Duit. sche koloniën in Grusie, en de overigen in de Duitsche Oostzee-provincië», De Hervormden hadden destijds 36 kerken en bedehuizen en 36 geestelijken, waarvan 28 in Litthauen. In hetzelfde verslag worde het getal der gezamei. lijke Israëliten in Rusland opgegeven te bedragen 1.092.241. en dat der Mit. baaimedaneii 1,726,fól. Eeritgenoemden L>cs*t«b synagogen, 234° ü,ül scholen, 3944 scholen voor het onderwijs der jeugd en 954 rabbijnen; laatst, genoemden 5483 moskeeën, 6ao medresses of scholen en 15,314 geestelijke: van verschillenden rang. De geestelijke aangelegenheden der Mohammedanei worden in Rusland beheerd door twee Mufti's, waarvan de een te Orenburg de ander in het Gouvernement Taurie zijnen zetel heeft. SPANJE. Op eene interpellatie in de Kamer van Afgevaardigden, over de zamen spanning tegen hët tegenwoordig Gouvernement, waarvan de Engelsche ei Fransche dagbladen gewag maken, en omtrent het gerucht, dat Esparter zich eene bijzondere lijfwacht zou aanstellen, heeft de Minister Gonzalt onder anderen geantwoord: Wat betreft hetgeen men omtrent Frankrijk gezegd heeft, zal ik antwoor. den, dat de Regering zeer goed weet, dat de vijanden van onze vrijhei! tegen ons zamenspannen en kuipen; maar wij weten ook, dat de Franacht Regering met die samenzweerders nieta gemeens heeft, en ik hecht er aan. om deze daadzaak zeer stellig te verzekeren, ten einde men het algemeei gevoelen op dit punt niet kunne misleiden. Het Spaansche Ministerie heeil alle reden om het gedrag van het Fransche kabinet te roemen. Terwijl 0111 Ministerie gereed is om zijne vijanden, tegen welke z{j voorzorgen neemt, het hoofd te bieden,* rekent het zich gehouden in geenerlei opzigc de pligtei omtrent bevriende regeringen te verzuimen. Ik eindig met te verklaren, dar alles, wac men omtrent de regeling vat een bevoorregt[corps tot garde van den Regent gezegd heeft; vaisch is: dit garde wordt uit detachementen van verschillende legerkorpsen samengesteld, ieder draagt de uniform van zijn regiment, en wordt door den betaaimeestn van zijn regiment betaald. DUITSCHLANDs Uit Weenen meldt men van 27 Febrnarij De uitnoodiging aan de verschillende provinciale besturen; voorname fi. brikamen, enz., om hon gevoelen te doen kennen over de nitvoerbaarheif en gepastheid eener aansluiting aan het Duitsche Tol-verbond, heeft de in zending van een groot aantal antwoorden ten gevolge gehad, waarin, gelijl te verwachten was, zeer uiteenloopende denkbeelden ontwikkeld wordei Het valt niet te betwijfelen, of de meeste stemmen zullen zich tegen d aansluiting verklaren, hetgeen echter voorzeker de legering niec weêrhoude zal om de zaak nader in ernstige overweging te nemen. Zoo veel schijn zeker te zijn, dat onze Regering het beginsel heeft aangenomen, om zie! in alles, waar het mogelijk is, met Duitschland te vereenigen; aan dei eenen kant, om aan hetzelve tot steun te verstrekken, en aan den andere: kant, om zich in Duitschland den natuorlijkiten bondgenoot te bewaren Intusschen is herbij de Zoo zeer verschillende instellingen van de ondet; scheidene deelen des rijks, en bij den wijzen stelregel der Regering, oil zelfs de belangen van afzonderlijke personen niet te gevoelig door plotse linge veranderingen te kwetsen, niet te verwachten, dat het vooreerst tol eene formele aansluicing aan de Tol-VereeDiging komen zal. Maar we vermoedt men, dat de regten van invoer verminderd, en sommige verbodi bepalingen ingetrokken zullen worden, en dat niisschien ook voorloopig eel bandels-verdrag mei bei Tol-verbond zat worden gealoien, len eind op dii

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 2