A0. 1843. E Y D S H E NEDERLANDEN. vrijdag, Leyden, 10 Februarij. Eergisteren droeg de altredende Rector-Magnificus der Hoogeschoolde Hoogleeraar J. F. van Oordt JWz., zijne waardigheid aan den lloogleeraar J. van der Hoeven over, met het houden eener plegiige Redevoering: ie perfecti Institutoris specie in Jesu Christo conspicuadat isover Jezus Christus als het beeld van den volmaakten Onderwijzer. Hierop werden door den Secretaris, den Hoogleeraar G. Sandifort, de oordeelvellingen der onderscheidene Faculteiten voorgelezen, over de ant woorden, op de in het vorige jaar uitgeschrevene Prijsvragen ontvangen, en door den Rector-Magnificut de toegewezene Eereprijzen met toepasselijke aanspraken aan de overwinnaars uitgereikt. In de Faculteit der Bespiegelende Wijsbegeerte en Letterkunde werd de Gouden Eerpenning ter hand gesteld aan den heer M. de Vries, Lit. Hum. Cand. aan deze Hoogeschool voor de beantwoording der letterkundige vraag; en aan den heer D. Burger, Lit. Hum Cand. alhier, voor de beant. woording der vraag uit de Bespiegelende Wijsbegeerte. In de Regtsgeleerde Faculteit werd de Gouden Eereprijs gegeven aan 'den heer W. A. C. de Jonge, J. U. Cand. alhier; terwijl in de Geneeskundige Faculteit de Ver. handeling door den heer m. J. Godefroi, IVled. Cand., aan deze Hooge school, ingezonden, met lof vermeld werd. Op de vragen voorgesteld door de Theologische en de Wis en Natuurkundige Faculteiten waren geene Ver. handelingen ingekomen. De pljgtigheid werd besloten met de mededeeiing van het Koninglijk besluit, behelzende de benoeming van den Hoogleeraar J. van der Hoeven tot Rector-Magnificus voor het volgend Akademiejaarde bekendmaking van de namen der aan den Rector toegevoegde Assessoren, en van de aanstelling van den Hoogleeraar J. F. van Oordt JWz., tot Secretaris van den Aka- deniischen Senaat, -Zoo als wij in onze vorige hebben aangekondigd, is Zijne Maj. de Koning van Pruissen gisteren morgen ten half elf ure onze stad gepasseerd, klch over Arnhem naar zijne Staten begevende. Zijne Maj, onze Koning iiad H. D. dien morgen om 9 ure een afscheids-bezoek gebragt. Zijne Pruisstscne Maj. heeft voor zijrt vertrek aan onderscheidene personen Rtd der orders geschonken, zoo men verneemt aan HH. Excc, de Ministers Rochussen en Huyssen van Kattendijkeden Generaal Lafarre, den Adjudant van Zijne Maj. den heer SnouckaertBaron Huyssen van Kattendijkezoon van den Minister, enz. Daar Zijne Maj. iigtelijk ongesteld was, zijn er geene feesten ter zijner eer te 'sGravenhage gegeven, en heeft H. 1). het incognito steeds bwaard, De Staats-Courant van heden bevat het volgend artikel: Op den 8sten dezer is, binnen de Residentie, een verdrag gesloten, hou, dtnde toetreding van het Groot-Hertogdom Luxemburg tot de DuitscheTol. vereeniging, en zijn, bij die gelegenheid, bepalingen gemaakt, ten gevolge waarvan de bezwaren vervallen zijn, welke den Koning Groot-Hertog had. den wederhouden het vroeger verdrag van den 8 Augustus 1841 te ratificeren. Deze nieuwe overeenkomst is onderteekend door den Staacs-Kanselier voor de I.i>xemMirg$che zaken, ter eenre, en door den Pruissischen Gezant aan dit Hot, ter andere zijde, en is voorts ten zelfden dage door de beide Sou. vereinen bekrachtigd geworden. Omtrent het ijs in onze rivieren verneemt men, dat het bijna overal is opgeruimd en de stand der rivieren laag is. Uit 'sGravenhage meldt men van den pden dezer: Zijne Majesteit de Koning heeft, bij besluit van den /den dezer, de ver. eischte magtiging verstrekt om de miliciens der ligting van 1841cie bij de verschillende corpsen der armee in reserve zijn geplaatst, voor den tijd van drie maanden, en wei van 25 Mei tot 25 Augustus dezes jaars, in werke. lijke dienst op te roepen, ten einde gekleed en in den wapenhandel geoe fend, te worden. Volgens het in den morgen van den 5den dezer te Berlijn uitgegeven bulletin, had H. K. H. de Prinses Albert van Pruissen in den vorigen nacht bij afwisseling gerust, de zogkoorts was matig geweest en tegen den morgen aan het afnemen.De jonggeboren Prinses bevond zich in den besten gezondheids-toestand. Heden heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal hare werkzaam. heden hervat. Ten gevolge der ongesteldheid van den Voorzitter, de heere van t)am van Isselt, wordt het voorzitterschap door den heer Backer waar genomen. Worden gelezen twee Koninglijke boodschappen, ten geleide van twee ontwerpen van wet, als: i°. nopens de Conflicten, en 20.betrekkelijk de Pensioenen, vergezeld van memorien tot toelichting. Verzending aan de afdeelingèn. In de wetsvoordragt nopens de Conflicten wordt van het beginsel uitge gaan dat soms tot de kennis der regterlijke magt kunnen worden gebragt geschillen, die niet voor geregtelijk onderzoek en beslissing vatbaar zijn maar alleen tot de kennisgeving van het administratief gezag behooren. Bij deze voordragt wordt nu voorgeslagen, dat, wanneer het administratief ge zag beweert, dat een twistgeding, het zij in eersten aanleg, het zij in appel of cassatie, voorde regterlijke magt aanhangig, tot de kennisneming van dst gezag behoort, en dat mitsdien de regterlijke magt onbevoegd is, om daar van kennis te nemen, dit punt ten onderzoek word: opgedragen an een raad van Conflicten. Deze raad zal Z(jn te zamengesteld uit eenen voorzitter en zes leden, bijgestaan door eenen griflier. Drie der leden worden uit den Raad van State, en drie uit den Hoogen Raad der Nederlanden gekozen. De Voor. zitter wordt insgelijks, en wel bij afwisseling, uit een der beide coliegien gekozen. De voorzitter en de leden worden door den Koning benoemd, benevens -hunne plaatsvervanger», des noodig. De Raad wordt in zijne werkzaamheden bijgestaan, het zij door den Se cretaris van den Raad van State, het zij door den Griffier van den Hoogen Rsad, daartoe door den Koning te benoemen. De leden nemen zitting naar rang bunner benoeming, onverschillig dé coilegien, waaruit zij zijn gekozen. De Voorzitter van den Raad brengt alle zaken in hoofdelijke omvraag van het jongste lid tot het oudste, naar rang van zitting. Het uit te brengen advies van den Raad, welke daartoe geheel voltallig moet zijn, wordt op gemaakt met meerderheid van stemmen. De Gouverneur werpt het Conflict op, na ingenomen advies van het col- legie van Gedeputeerde Staten zijner provincie, en wel bij een met redenen bekleed besluit. n\ 18. c o u r a n t. ii februari). De Ambtenaar van 'iet Openbaar Ministerie van den Gouverneur ïtenhié gekregen hebbende van dat besluit, doet bij den Regter een schriftelijk re- bu isitoir tót Schorsin}» van het geding. Dè Regtef doet hierop, met den meescen spoed, uitspraak en verklaart het geding geschorst, tot zijne bevoegdheid zal zijn erkend, Bim en acht dagen na de uitspraak wordt de Amhtenaar van het Openbaar M'risterie bij het cofegie, waardoor hetzelve is gedaan, of bij een Kanton- gerekt door een Kantonregrer, aan den Voorzitter van den Raad van Con- fl ctén een afschrift der uitspraak, door den Griffier ten koste van het Rijk uitgegeven, sismede van het besluit van den Gouverneur. Aan partijen wórdt eveneens binnen acht dagen van het opgeworpen Con» flicc kennis gegeven. Het scaat haar vrij, om, uiterlijk binnën zes weken na verloop van die termijn, aan den Voorzitter van den Raad van Conflicten te doen toekomen, zoodariige memorienals zij zullen geraden oordeelen gelijk dé Gouverneur, die hec Conflict heeft opgeworpen, mede bevoegd is eene memorie aan gemelden Voorzitter te doen toekomen. Oe Raad van Confl'Cién brengt op de stukken een met redenen bekleed advies uit, tot handhaving of opheffing van het Conflict, aan den Koning; Wanneer de Koning, overeenkomstig met het advies door den Raad van Conflicten uitgebragc, de zaak beslist, worde dat advies, voorzien van een blijk der Koninglijke bekrachtiging, in het Staatsblad opgenomen. Wanneer de Koning zwarigheden vindt, om zich met een door den Raad van Con flicten uitgebragc advies te vereenigen, blijft hét opgeworpen Conflict stand houden, tot dat omtrent de regterlijke bevoegdheid of onbevoegdheid ter materie, en tevens in verband daarmede, omtrent de handhaving of óphef. fing van hec Corfticc door eene wet, uiterlijk in de volgende zitting der Staten-Generaal, door den Koning voor te stellen, zal zijn voorzien. De laatste artikelen van het ontwerp houden bepalingen in, ten aanzien van de zoogenaamd negatieve Conflicten, door te zorgen, dat, indien en het adminisratief gezag en de regterlijke magt beiden zich onbevoegd mog- ten verklaren, om in eenige zaak uitspraak te doen, op eene behoorlijke wijze beslist worde, welke magt daa.toe alleen bevoegd moet worden geacht. In het ontwerp van wet nopens de burgerlijke pensioenen wordt voorgestelddat aaii burgerlijke ambtenaren persiöen wordt verleend in de volgende gevallen: i°. aan hen, dié den ouderdom van 65 jaren vervuld en den lande 40 jaren gediend hebbenverlangen mogten hun ambt neder te leggen; 2°. hen, die, uit hoofde van ziels of ligchaamsge- breken, voor de waarneming van hun ambt ongeschikt worden; 30. hen,die,ten gevolge van hervorming of vereenvoudiging in het bestuur, en dus ih 's Lands algemeen belang., aftreden, en aan wie geen wachtgeld wordt toegelegd, of.die, na dit gedurende drie jaren genoten te hebben, niet zijn geplaatst; 40 hen, die, in en door de dadelijke uitoefening hunner functionvolstrekt buiten scaat worden gesteld om den lande langer te dienen en 5°. ^an de weduwen en weezen, wier mannen of vaders, in en door de dadelijke uitoefening hunner functienomgekomen óf ten gevólge van, in die uitoefening,bekoraert wondenbinnen een jaar daarnaoverleden zijn. Art. 2. Burgerlijke ambtenaren zijn zij, die, in andere dan in militaire of kerkelijke betrekkingen, zich bevinden in de algemeene dienst van den Staat; die, als zoodanig, uit krachte der wet, of door of van wege den Koning benoemd, van vaste aanstellingen zijn voorzien en wier jaarwedden uit de Staatsinkomsten worden gekweten. De ambtenaren in 's Rijks Overzeesche Bezittingen zijn ond'fcr de ten deze bedoelde burgerlijke ambtenaren niet begrepen. Art. 3. Diensten", naar aanleiding van bijzondern coniraissien bewezen zullen nimmer met pensioen kunnen vergolden worden. Tijdelijke diénsten evenmin ten ware dezeri onmiddellijk door vaste aansrellingen mogten zijn opgevolgd gewerden. Als diensttijd zal ook worden aangemerkt de tydgedurende welken wachtgeld genoten is door eenen ambtenaren, die, teil gevolge van hervormingvereenvoudiging in het bestuurof om andere redenenin *s Lauds algemeen belangtijdelijk uit de dienst i$ ontslagen. De diensttijd wordt gerekend niet vroeger te beginnen dan met den ouderdom vart 18 jaren en te eindigen met den dag der aftreding. Militaire diensten worden alleen berekend naar derzelver werkelijkëri duur'zónder eenige verhoogiug voor veldtogren of wat dies meer zij. Diensten in 's Rijks Overzeesche Bezittingen konien niet in aanmerking; Art. 4. Alle aanspraak op het verkrijgen van pensioen gaat verloren voor hem, die behalve in de andere bedoelde gevallen, ontslag verkrijgt op eigen verzoek of die,hetzy ten gevolge eener infattferende straf, hetzij uit hoofde van wangedrag, van zijnen post wordt ontzet of denzelve eigendunkelijk verlaat. Voor hemevenwel, dié, na op eigen verzoek ontslagen te zijn geweest, later mogt Worden herplaatst, zullen de diensten, vóór dat ontslag en na de herplaatsing bewezen gelijkelijk geldig zijn. li ij zal echter bij zijne herplaatsing met niéuw aangestelde ambtenaren gelijk staan, wat betreft de verpligting aan dezen opgelegd, ten zij deredeiien, welke hem tot hec vragen van ontslag bewogenaanleiding mogten geven om die verpligtingeri op te heffen of te wijzigen in welk geval het den Koning blijft voorbehouden daaromtrentbij bijzon dere beschikking naar billijkheid te voorzien. Art. 5 In het besluit Waarbij ontslag wordt verleend, zal de reden yan het ontslag uitgedrukt, en aangewezen worden, of, en zoo ja, in welk der gevallen, bij art. 1 bepaald de ontslagene verkeert. Art. Ten einde de Schatkist in het bezwaar der burgerlijke pensioenen te gemoet tè komen, zal op de wedde of balóoningaan burgerlijke ambtenaren, hetzij bij de wet hetzij door of van wege den Koning reeds toegekend of in het vervolg toe te kennen, worden ingehouden z5 pCt. Op de wedde of belooning van hem, die, na de invoering dezer wet, voor het eerst eene vaste aanstelling, of ook voor hec eerst eene vaste belooning verkrijgt, Zal worden ingehouden 50 pCt. betaalbaar in den loop van de twee eerste jaren. Gelijke 50 pCt.betaalbaar in den loop van het eerste jaar, zal worden ingehouden van elke verhooging vaii wedde of belooning die aan dè ambtenaren ten deel mogt vallen. De belooning of het gedeelte der belooning, waarvan de korting van 50 pCt. wordt ingehouden, zal, zoo lang deze voortduurt, niet aan de korting van 2® pCt. onder worpen zijn. De wedden van f 100 oF daarbeneden zijn van de beide kortingen vrijgesteld. De wedden van 400 of minder zijn enkel vrijgesteld van de korting van 50 pCt. Ten aanéien van ambtenaren die meer dan éénen post bekleedenzullen de bovenstaande bepalingen op het vereenigd bedrag hunner wedden worden toegepast. Art. 8. Hij, die uit militaire of kerkelijke bettekkingen onmiddellijk in een burgerlijk ambt overgaat, zal aan de korting van 50 pCt. slechts onderworpen zijn, in evenredig heid van de som, waarmede de 11 euvv verkregen belooningde vroegere overtreft. Art. 9 Hij, wiens vaste benoeming tot een burgerlijk ambt vooraf gegaan is dooi* tijde lijke diensten, volgens de tweede zinsnede van art. 3, vatbaar om eventueel met pensi oenen vergolden te worden, zal, boven de korting van 50 pCt.onderworpen zijn aan eene buitengewone korting van 25 pCt. van de belooning aan dat ambt verbondenvoor elk dienstjaar, dat op deze wijs, in de berekening van pensioenen zal kunnen worden opgenomen. Art. 10. Op percentsgewijze en andere veranderlijke bélooningen zullen de kortingen in aft. 4 vermeldsteeds plaats hebben naar den maatstaf bij de begeving van het ambt daartoe aangewezen. Die maatstaf zal echter gewijzigd kunnen worden, in géval de werkelijke opbrengst vart zoodanige belöoningen eene blijvende vermeerdering van niet minder dan f ioo mogt on dergaan. Art. i2- Het pensioen van burgerlijke ambtenaren wordt bepaald voor ieder jaar dienst; op 1/60 deel van de wedde of belooning, met dien verstande, dat hetzelve nimmer het 2/3 gedeelte dier wedde of belooningnoch de som van ƒ4000, zal mogen te boven gaart, met uitzondering van de gevallen, bij art. i<5 en 17 bedoeld. Hét pensioen van Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur wordt, met afwij king van de algemeene beginselen, in art. 1 én 12 vermeld, geregeld in evenredigheid van 1/Ï2 gedeelte hunnrr bezoldiging voor ieder dienstjaar als zoodanig. Dienstén, vroeger in andere betrekkingen, bewezen, komen; naar den op gemelden martf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 1