getal aldaar zal zijn gebragt, om de te sterk groeijende gewassen kort 3 te
houden; en over het algemeen is hec mogelijk niet zoo zeer het land het-
welk niet voor schapen geschikt is, ais wel de tegenwoordigen staat der weiden.
Met betrekking tot de paarden-ziekte, heeft de ondervinding van het laatste
Jaar getoond, dat dezelve te Natal niet noodlottiger is, dan in eenig ander
gedeelte alwaar dezelve heerschc. Het is waar, dat vele paarden daaraan
gestorven zijn, en dat in eenige deelen geen enkel paard is overgebleven;
doch er zijn andere streKen, alwaar de invloed der epidemie niet gevoeld
\verd. Daaruit zonde men knnnen opmaken, datwat deze bijna onherstelbare
-Ziekte betreft, het land van Natal ten minste niet erger zijn zal, dan andere.
De civile staat der emigranten is veel beter, dan men van lieden in hunne
"omstandigheden had knnnen verwachren. Zij vestigen zich op hnnne plaat*
Zn zonder vrees of zonder zich te bekreunen over de veranderingenwelke
ZÓö als wij vernemer., binnen kort plaats znlien hebben. Zij zijn slechts
bekommerd over hun vee en hunne landerijen, welke iaatstgemelde zij op
eetie groote schaal bewerkenen daar zij geen gebrek aan water hebben
tullen zij ongetwijfeld, onder een blijvend bestuureenen goeden oogst
hebben. Hunne woningen bestaan meestal uit tetnporaire hutten, en hunne
tuinen, hoewei beplant met'alle soorten van groenten en vruchtboomen van
bet tweede jaar, zijn nog niet omheind, en niet zoodanig tegen verwoesting
door dieren beveiligd, als slechts langdurigheid van tijd bewerkstelligen kan.
De boeren en hunne huisgezinnen zijn fatsoenlijk gekleed, en hoewel
kleedingstUkken te Natal zeer duur zijn zijn zij van hun oude kostuum niet
afgeweken. Ook zijn zij in hnnne godsdienst niet nalatig. Eenigen, zoo
als wel bekend is, waren meer dan naam-chriscenenvoor dat zij de kolonie
verlieten, en hunne noodlottige verhuizing heeft hunnen ijver niet doen
verflaauwen. Zij hebben aan de Umlasi eene groote hulpkerk gebouwd,
en aan den Boschjesmans-Rand eene duurzamere, alwaar de eerwaarde heer
Lindly thans de dienst waarneemt. Dit is echter niet alles wac over dit
onderwerp gezegd kan worden. Veel huisgezinnen die ik bezocht heb
laten niec af godsdienst in hunne huizen te houden, en eerbiedigen haar
tiiet als eene zaak van gewoonte, maar van beoefening en van genot. Bij
mijne aankomsc hebben zij mij zeer hartelijk ontvangen en kwamen van alle
omliggende streken te zamen om de eeredienst aan het Umlasi-kamp bij
te wonen.
De inboorlingen, die in groote getalen in dorpen tusschen de emigranten
verspreid zijn, zijn een volkomen vrij volk en geen slaven, gelijk men ons,
«enigen tijd geleden, omtrent hen heeft willen doen gelooven. De grond
beginselen van vrijheid zijn onder al de emigranten geproclameerd, en de
■Weeieen die met den oorlog in hunne handen zijn gevallen, zijn geregeld
bij fatsoenlijke iieden geplaatst, waarvan men met eenige redelijke waar-
icliijnliikheid verwachten kan, dat zij in staat zijn aan den inhoud der met
hen gesloten overeenkomst te voldoen. Gedurende mijn verblijf aldaar is
eene dier overeenkomsten in mijne handen gevallen, waarvan ik de vrijheid
genomen heb eene kopij te maken; zij was van den volgenden inhoud:
Zij het door deze kennelijk, dar Johan Philip Zietsman, landdrost te Pie
cermauritzbnrg, op heden heeft verbonden de Zoolah weeskinderen Zwart-
booy, naar gissing 12 jaren, en Klaas oud 8 jaren, onder en bij den heer.
aan deze maatschappg behoorende, en onder deze voorwaarde nogtans, dac
hg.... gehouden en verpligt zal zijn deze weeskinderen behoorlijk te voor.
zien met het noodig voedsel en deksel, en bekwaam te maken tot een be
staanbaar zelfsonderhoud, en geene mishandeling aan dezeiven te plegen,
tot een ieder van hen den vollen ouderdom van 25 jaren zal hebben beko-
men en bereikt, na welken tijd een ieder van hen het regt zal hebben zich
bjj iemand anders te mogen verhuren.
Hecwelk is doende, enz.
,J. P. ZIETSMAN."
Den naam van den persoon heb ik weggelacen, dewijl ik niec denk, dat
ik wel gehandeld zoude hebben de vrijheid te nemen, denzelve in te vul
len, zonder zijne toestemmtngt ook doec dezelve niets ter zake. Wat hec
document zelf betreft, laat hetzelve geen twijfel over aangaande de alge.
meene inzigten der emigranten over het onderwerp van slavernij.
De aard van het bestuur re Natal is repnblikeinsch. Het bestuur van
zaken rusc op eene vergadering, bestaande uit 25 leden, jaarlijks gekozen
wordende. Zij vergaderen alle drie maanden, en bij elke zicting wordt een
President gekozen. De publieke ambtenaren zijn: drie Landdrosten, een
Commandant-Generaal, een Havenmeester, en eenige mindere ambtenaren.
De eerstgemelde oncvangen jaarlijksche salarissen van 100 M elk.
Men is bezig een aantal dorpen op te rigten, maar de plaatsen van eenig
tegenwoordig belang, zijn Pierermauritzburgook Boschjesmans-Rand ge
noemd, en de Haven. De eerstgemelde plaats is thans benoemd als de zetel
des Gouvernementsmaar dezelve bezit klaarblijkelijk de geschiktheid nier
welke verelscht wordt, voor eenen grooten toevloed of groot commercieel
belang. Het land te Pietermanritzburg, en de omtrek dier plaats is vlak,
en door den overvloed van water uit de Boschjesmans-rivter, wel geschikc
tot landbouwkundige einden, maar deszelfs naakte voorkomen vermindert
deszelfs schoonheid, terwijl gebrek aan brandhout, hetwelk aldaar 15 of
to mijlen in het rond niet te vinden is, hetzelve voor altijd beletten moet
eene groote stad of van belang voor den handel re worden.
De stad bestaac uit omtrent 80 huizen, geen van welke, met uitzonde,
van 4 of 5, van eenen stevigen aard zijn. Vele kleine gebouwen worden
er gebouwd, echter heeft men niet veel doorzigt noodig, om te kunnen
bemerken, dat dezelve bij zoo vele en zeker betere plaatsen, nimmer de
hoofdstad der kolonie of de algemeene markt des handels kan worden.
Port Natal, hebbende de stad zelve geenen anderen naam ontvangen,
is boven alle beschrijving. Hare nabijheid aan de baai; haar overvloed van
brandhout, zoowel als van timmerhout; haar onuitputtelijke voorraad van
water uit vier rivieren, eene van welke tienmaal meer water heeft, dan
noodig is voor de geheele Kaapstad; ailes toonc het groot belang der piaac.
lelijke ligging aan. Twee dier rivieren onclasren zich in de baai, en een
derde (de Umlas) binnen vier mijlen van haren oever. De stroom van deze
rivier staat gelijk met die van de Vlsch-rivier, en kan, door eene rijke en
vruchtbare vlakte, naar de tegenwoordige stad en baai worden geleid. De
Umgeni, welke de natuur schijnt bestemd te hebben om de stad van water
te voorzien, kan zonder moeite worden afgeleid, en zal, door slechts een
smal kanaal te openen, door de straten loopen met eenen stroom genoeg
om aan de meest megelijke behoefte te voldoen. In het kort, alles ver.
eenigt zich bier, om een der meest bevolkte en schoonst gelegene steden
op de kust van Afrika daar te stellen.
De bevolking In den omtrek van de baai is reeds aanzienlijken neemt
dagelijks toe, door de verhuizing van verscheidene Hoilandsche ingezete.
tien van de grenzen. De gretigheid van velen om stukken gronds te beko
men om op dezelve te bonwen, is een voldoend bewijs voor de spoedige
en groote uitbreiding der stad.
Ik verblijve, enz.
DUITSCHLAND.
Uit Pozen wordt gemeld, dat de drie sedert onderschelden jaren vijandige
partijen toe elkander toenaderen, namelijk, de geestelijkheid, de adel en
de regering. De Graaf von Arnim,de nieuwe opper-President, werkte hierin
zeer veel, zoo zelfs, dac eene luisterrijke partij, door hem gegeven, door
onderscheidene personen der genoemde drlejpartijen was bijgewoond; het
geen in geen jaren gebeurd was.
De uitgaaf van ftet bekende Ül^amontaanschr blad te Wüïzbnrg (a
geheel gestaakt.
Uit Petersburg wordt gemeld, dat de brug over de Newa, welke detl
5den wederom gelegd was, omdat de rivier van ijs was vrij geworden, den
volgenden nacht wederom is moeten worden weggenomenomdat zich op
nieuw veel driifijs vertoonde.
GROOT-BRIT ANNIE,
Londen den 15 December, Het plan, dat schijnt bestaan te hebben,
om den jongen Prins te Londen te doopenis veranderd; de doop zal in de
St. Joriskapel te Windsor plaats lebben, waarvoor reeds toebereidselen ge-
maakc worden. De juiste dag echter scheen nog niet bepaald.
Eénige bijzonderheden vermeldende, welke alsdan zullen plaats hebben»
zegt een officieel dagblad ook het volgende:
De doopgetuigen, die uitgenoodigd zullen worden, om de doopvonre van
den coekomstigen beheerscher van die magtig rijk te omringen, zijn: de Ko-
ning van Pruissende Hertog van CambridgeFerdinand, Hertog van Sak-
sen-Coburgoom van Prins Albertde Prinses Sopnia en de Hertogin van
Saksen Coburg. Men meent, dat hec de bedoeling des Konings van Pruissen
is, om die land ce bezoeken, ten einde in persoon bij den doop tegenwoor
dig te zijn; en voorzeker geen bezoek kan aan de Christenbevolking van
Engeland aangenamer 2ijn, dan dat van een Vorst, uie, evenzeer door zijne
stelling als door zijne éigene opregte overtuiging, de vertegenwoordiger der
Protestantsche zaak op het vaste land van Europa is; van oen beschermer
der bannelingen uit hec Ziilerdal; van onzen bandgenooc in de stichting der
Protestantiche kerk van Jeruzalem. Engeland en Pruissen zijn nooit ver
bonden geweest, dan tot bevordering van hunnen wederzijdschen roem en
hec welzijn der menschheidzij hebben zich nooit vaneen gescheiden zon
der wederzijdsche nadeel en schade der beschaafde wereld. H011 verbond
is, hopen wij, voor altijd in de velden van Waterloo bevestigd. Dat ver
bond zal, dank zij onzer genadige Koningin, thans door een band van huis.
selijken en bijzonderen aard nog meer bekrachtigd worden. Wij vertrou.
wen, dat ook de Hertog van Saksen-Coburg in staat zal zijn de plegcigheid
bij ce wonen. Al had hg geene andere aanspraak op de liefde van het volk,
dan zijne bloedverwantschap met onze Koningin en met den bemianelijken
en uitmuntenden Prins, die it tweede plaats in het Rijk bekleedtdan zon hij
reeds aanspriak hebben op zulk eenen hartelijken welkomstgroetals de
Engelsclien in staat zijn te geven, wanneer hun hart in hec spel komt;
maar ook de Hertog had zgn deel in de bevrijding van Europa en zijne per.
soonlijke hoedanigheden zijn van dien aard, dat zij overal eerbied voor hem
zouoen inboezemen.
De Koningin-weduwe heeft wederom 3000 f gegeven voor den op.
bouw van eene Protestantsche kerk op hec eiland Maltha, waartoe zij reeds
te voren aanmerkelijke bijdragen verstrekt had.
Vier Engelsche koopvaardijschepen zijn, gedurende de laatste stormen
uit het noordwesten, door aanzeiling gezonken, drie man van een uerzelve
zijn daarbij omgekomen,
F R A N K R IJ K.
Parus den 16 December. Op eene soiréeeergisteren door den Hertog
van Orleans gegeven, merkte men, behalve onderscheidene voorname Span
jaards, die voor de gewezen Koningin-Regentes zijn, ook deze persons
zelve op.
Gedurig neemt het getal werklieden, dat zich nit Frankrijk naar Algeria
begeeft, toe; laatstelijk zijn er wederom 200 op een schip overgevoerd.
Volgens een Koninglijk bevelschrift zijn.de verschillende corpsen der
inlandsche troepen in Afrika, die in Fransche dienst staan, geregeld; die
corpsen zullen voortaan 6,500 man sterk zijn, onder welke 4,000 ruiters.
Na dar de debatten in de zaak van Quenisset afgeioopen waren, heefc
de Procureur-Generaal van hec Hof der Pairs den I5den geëischt, de schul-
digverklaring aan komplat van Quenisset; aan medepligtigheid van aanslag en
aan komplot, van CoiombierBrazier, Dufour, Petit, JarasseLannois,
Boucheron, Boggio en Mallet, met verzachtende omstandigheden voor de drie
laatstgenoemden; aan komplot, Dupoty, BouzerConsidère, BazinMartin
en Fougcray, met verzachtende omstandigheden voor de twee laatgenoemden.
Ten aanzien van Prioul meende de Procureur-Generaal geen requisitoir te
moeten nemen, maar denzelven aan de wijsheid van het Hof over te laten.
De beschuldigden gevraagd zijnde of zij nog iets tot hunne verdediging bij
te voegen hadden, stond Quenisset op en sprak in hoogdravenden trant eenige
woorden, waarvan destrekking was om te verklarendac hij zijn hoofd niec
verdedigde, ofschoon zijn kinu hem deze niet-verdediging mogt wijcen. Ia
bijna alle opzigter, levert Quenisset eene kopij van Fieschi. De meeste ove
rige beschuldigden beriepen zich op de pleidooijen hunner verdedigers en de
debatten werden gesloten.
Onlangs maakten wij melding van eene door de heeren Paillard en
Bernard se Brest gedane uitvinding, dat de aarde alleen tot steunpunt van
hec gezaaide zou dienen en het genoegzaam zou zijn het zaad op de aarde
in stroo of mest te strooijen. De heer Stuart te Velzenin Nederland,
heefc in den Moniteur Industrieel van 25 November daarop gerepliceerd
en houdt de invoering daarvan: i°. voor ontoepasselijk op eene menigte van
planten, die slechts zeer weinig afval op het veld laten na den oogst,
zoo als aardappelen; 20. betoogt hij, dat eene bedekking van stroo den
grond zonde beletten uit de wasemen en genot van regen en zonnestra
len re hebben, hetgeen eene verzuring van den grond zou te weeg brengen,
30. ware het onmogelijkindien de akker niec jaarlijks wordt schoon gëmaakc
en omgeploegd; dien van onkruid te bevrijden, waarvan de afval toch ook
als mest zoude blijven liggen, en welks meeste soorten weliger opschieten,
dan de goede kruiden; 4". komt de manier van oogsten, door de heeren
P, en B. voorgesteld, aan den heer S. onuicvoerlijk voor, daar men, om al
het stroo op het land te behouden, van halm voor halm de aren zoude moe.
een afplukken, hetgeen een schat van tijd en handen-arbeid zoude kosten.
B E L G I E.
Uit Brussel meldt men van den 16den:
De jaarlijksche plegtige vergadering der Koninglijke Akademie is een dag
vervroegd geworden en heeft giseëren plaats gehad in hec nieuwe locaal
van het muzijk-geaootschap. Onder de aanwezige leden telde men den
Nederlandschen Gezant, den heer Falck, den Minister van Buitenlandsche
Zaken, den heer Nothomb, enz. De Fransche gezant, zoowel als de beide
gewezene Ministers, Generaal Evain en ie Theux, bevonden zich onder
de toehoorders. Onder de bekroonde schrijvers waren: een der Hoogleer
aren van de Katholijke universiteit, de heer Namiche, een der Hoogleeraars
van de Akademie van Groningen, de heer Ververs en de heer Stern, een
Duitsche geleerde uit Göctingen.
De heer Falck baefc de Medaille voor den Groningschen Hoogleeraar ont
vangen. Men meldt, dat de redevoeringen van de heeren de Stassart en
Quilelet met belangscelling zijn aangehoord. De laatstgenoemde is Ooor den
Koning tot officier zijner Ridder-Orde benoemd. Te midden der vergadering
is, door een onbekend toeval, het gazlicht plotselings uitgedoofd, en is
daardoor eene volledige duisternis veroorzaakc welke eenig oponthoud
heeft te weeg gebragt en aanleiding heefc gegeven tot min of meer gees
tige aanmerkingen.