A0. 1841. LEYDSCHE r. i5o. COURANT, 15 DECEMBER. WOENSDAG, NEDERLANDEN. Leyden, 14 December. Dit 'sGravenhage meldt men van den I3den dezer: De Koning is gisteren avond naar Soestdijk vertrokken en gaat van daar tiaar Borculo. Woensdag komt Zijne' Maj. alhier terug. Tot Secretaris van legatie bij het hof van Berlijn is door Zijne Maj benoemd de heer Testa, Secretaris bij het Nederlandsch gezantschap te Brits- iel en tot Secretaris van legatie, ter vervanging van laatstgenoemde, Jhr. Mr. C. M. C. Hoofttot dusverre titulair-Secretaris van legatie en ambte naar bij het Departement van Buiteniandsche Zaken. By Zijner Majs. besluit van den 9 December jl., is tot Auditeur bij den schuttersraad der dienstdoende schutterij te Rotterdam benoemd, Mr. Aart Vederonder toekenning aan denzelve van een eervol ontslag als Ka. pitein bij gemelde schutterij. De Luitenant-Colonei Jonkh. van Spengler, Commandant der afdeeling grenadiers, is door Zijne Maj. Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau, tot Hoogstdeszelfs Adjudant benoemd, onder genot van levenslang een aan. zienlijk jaargeld, Wij vernemen uit 'sGravenhage, dat de Ingenieur van den Waterstaat L. J, A. van der Kun, belast is met het opmaken van het ontwerp van den aanleg voor den ijzeren spoorweg van Maastricht naar Aken, mei! een cm- branchement naar de kolenmijnen van Kerkenrade; en dat aan dien ambtenaar tot adsistentie is toegevoegd de civiel-Ingenienr H. A. Bake, Mr. G. A. Burgerhoudt heeft op zijn verzoek eervol ontslag bekomen als substituut van den Hoogen Raad met toekenning van den honorairen rang en titel van substituut-griffier. In deszelfs plaats is benoemd Jhr. Mr. N, de Cyzelaer, lid van de Ridder, schap van Holland), thans plaatsvervangend Kantonregter te *s Hage. De heer Mr. van der Horst, heeft zijn ontslag bekomen als Secretaris van het Departement van R. C. Eeredienst, met behoud van een wachtgeld van f 1500. Dezer dagen is In deze-Residentie overleden, de heer Z. Visser, bui« tengewone Staatsraad in werkelijke dienst en Kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw. Op Woensdag, den spsten December, des namiddags ten 1 ure, zal In het lokaal Odeon, op de singel bij het Koningsplein eene algemeene ver gadering van deelhebbers in de Hotlandsche IJzeren {Spoorweg-Maatschappij worden gehouden. Men leest in het laatste nommer van het Journal de la Haye het volgende In eene der jongste zittingen van de Kamer'der Volksvertegenwoordigers te Brussel, heeft de Graaf Meeus, sprekende van voorgewende vexatiën van fle zijde van Holland met betrekking tot de goederen der Société-Gé. nérale, er bijgevoegd, „dar deze handelwijze strijdig is met de goede trouw, strijdig met de billijkheid, strijdig met de heiligheid der traktaten, alzoo de ambassadeur van Holland te Londen had verklaard, dat er in Hol. luid op de goederen van Belgen geen sequester was gelegd." Vergeefs had, sedert het traktaat van 1839, de Gouverneur der Société- Générale de regtbanken doen weêrgalmen vaifzfjn geschreeuw tegen het geen hij noemt het geweld en de plundering, door de Nederlandsche Re gering gepleegd. ,Óp Nieuwjaarsdag van 1841 heeft de Graaf Meeus, deze onregtvaardige verwijlingen, ter volle Koninglijke audiëntie, in tegenwoordigheid van den Gezant Oer Nederlanden en geheel het Diplomatiek ligchaam, herhalende, met luider stemme 's Konings geregtigheid Ingeroepen tegen die, welke de regtbanken in zijnen naam Uitoefenen. Ondanks den onder meer dan een opzigt onvoegelijken stap, welken hij zich veroorloofd heeft, is de heer Meeus niet verder gevorderd. Alierwege teruggewezen, heeft hij eindelijk een strijdperk gekozen, dat altijd min of meer voor de hartstogten toegankelijk blijft. Thans is de Graaf Meeus ten overstaan der Belgische Kamer van Vertegenwoordigers eene zaak komen bepleiten, die, volgens hem, Holland schande moet aan ^"eÜ toch is er niets gemakkelijker dan de weinige gegrondheid der be schuldigingen, door den heer Gouverneur der Société-Générale tegen ons ultgebragt, aan te toonen. Het is voldoende te herinneren, dat alleen de Nederlandsche gevolmag- tlgden de waarheid aan hunne zijde hadden, toen zij aan de Londensche Conferentie verklaarden, dat nimmer de Hollanders, met opzigt tot het sequester, het voorbeeld der Belgen hadden gevolgd. In al wat sedert 1830, ten aanzien der in Nederland gelegene goederen der Sociéié-Générale gebeurd isligt geen schaduw van sequester. De Sociéié-Génërale was aan hare twee schuldeischers in dat rijk, niet, zoo als de Graafj'(zie den Indépendant N°. 340} verklaard heeft, een mil- lloen francs, maar een millioen guldens schuldig. Terstond na de gebeur, tenissen van 1830, waande zij zich van hare verpligtingen jegens de Neder- landen ontheven, terwijl zij insgelijks weigerde, om datgene, wat zij zich jegens den anderen schuldeischer veroorloofde, ten voordeele van België re doen keeren. Van toen af aan, hebben de twee schuldeischers in de Nederlanden het zich tot pligt gesteld, niet om de goederen der Société- Générale te sequestreren, maar om dezelve met de behartigendste zorgvul digheid te beheeren, en om er heiliglijk de opbrengsten van te bewaren, ten einde daarvan aan de Société-Générale rekening en verantwoording met naauwgezetheid af te leggen. Maar et is meer, de Graaf heeft gezegd, dat sedert 1830 Holland van die goederen veel meer getrokken heeft, dan hetzelve toekomt uit zijne achuldvorderingen op de Société-Générale. Wij vragen den Graaf, hoe hij heeft kunnen weten, of zelfs gissen, datgene, waaromtrent de beide Gou vernementen zullen overeenkomen met opzigt tot ieders aandeel in de schuld, vorderingen. Hoe heeft hij een cijfer kunnen bepalen, en wat meer is, hoe heeft hij dit cijfer op 425,000 guldens kunnen stelleneene somtot welke toevallig de inkomsten van een enkel jaar zich hebben kunnen verheffen doch die natuurlijkerwijze veel van hare belangrijkheid verliezen moet, wan neer zij hare plaats inneemt in de gemiddeld berekende opbrengst van ver. scheidene achtervolgende dienstjaren. Dat men dan, zoo wel in Belgie als ln Holland, zich volkomen gerust stelle, en met vertrouwen zich verlate op den wensch en de zorg der beide Gouvernementen, om de laatste difficulteiten te vereffenen, en het gelukkig oogenblik te verhaasten, waarop de betrekkingen van nabuuriijke vriendschap tusscben de beide volken door niets meer zal gestoord worden. Onzes erachtens is het niet overbodig, intusschente doen opffierkert met welk eene stijfzinnigheid men, van 1830—1839, aan Belgie Iedere soort van aanspraak op het door de Société-Générale verschuldigde heeft betwist; terwijl inen, sedert 1839 zich niet minder hardnekkig en niet minder behendig betoont om den. Nederlanden difficulteiten en bemceijelijkingén té verwekken De Société-Générale heeft, sedert 1830, zeer gerustelijk'jde inkomsten harer in Belgie liggende goederen ingezameld, zonder daarvan een cent in 's Rijks schatkist te storten, en ongetwijfeld heeft zij het zeer hooge cjjfeir harer inkomsten en verkoopen voordeelig weten aan te Wenden, Wie dan heeft hier reden tot klagen? Zeer zeker niet de Société-Géné- rale. En, zoo er in deze zaak schande ligt, komt die schande zeker niet op Holland. De raad om aan de Diplomatie de schatting niet te betalen, Zoo als de heer Meeus de verpligting noemt, welke Belgie, als een der grondslagen vart het vredestractaatheeft aangegaan, is die raad belangeloos, is hij ver* standig, is hij voorzigtig? De tjalk de Vrouw Geertje, schipper Koekoek, van Antwerpen, met rogge naar Harlingen, is den 9den dezer door weigeren van wenden, op de bank voor Enkhnizen gestrand en vol water geloopende eqnipagie heeft zich met veel moeite in de sloep gered; de lading is waarscnijnlijk zwaat beschadigd. Het schip de Prins van Oranje, Kapitein P. de Boer, gezeild ultBrou. wershaven den 27 November 1. 1., was, niettegenstaande aanhoudend storm, echtig weder van het west en zuidwest, in zes dagen op de hoogte van Portland, in het kanaal; zijnde de equipage, passagiers en troepen allen wel. Het schip Catharina, Kapitein C. H. Vaalman, van Liverpool naar Rotterdam, is, volgens een brief uit eerstgenoemde stad, van den Cden dezer, den vorigen avond met slechts één man der equipagie aan boord, masteloos, in de Mersey binnengesleept, zijnde door eene Engelsche bark aangezeild geworden en de overige manschappen daarop overgeloopen, Den uden dezer is de bouwmanswoning van P, Matthysse, te Heinken» zand, in Zeeland afgebrand. Men vreesde zeer ook voor de belendene gebouwen, doch deze zijn bewaard gebleven. In de Overijsselsche Courant leest men; Men verneemt uit eene geloofwaardige en zekere bron, dat het berigc uit Oldenzaal van den 28 November jl., opgenomen in ons N°. 97 van den 3den dezer, ais of de handelmaatschappij bijna niets meer laat Werken" even logenachtig ter neder geschreven, als onvoorzigtig verspreid is. Nog slechts voor drie weken, heeft die maatschappij bestellingen gedaan op 30 i 40 dnizend stukken calicots, waarvan het grootste gedeelte in Twenthe wordt vervaardigd en aan het agentschap te Njjverdaltot heden, de helft nog niet is afgeleverd, waardoor tot in het laatst van January of Fe. brijarij aan menig armen brood verschaft wordt. Wel is deze maatschappij gedwongen geweest, reeds in het begin desjaars hare gewone drie maandelijksche bestellingen, tot op de helft te verminde. ren, maar ten gevolge waarvan, of, door wie?immers door de over. matige uitbreiding, door fabrikanten zelve aan dezen tak van nijverheid ge geven, doordien men de goede bedoelingen der Nederlandsche Handelmaat. schappij vooruit heefc geloopen en voor eigene rekening uitzendingen heeft beproefd, verre boven de behoefte op Java, waarvan nu de wrange vruch. ten worden geplukt, en hetgeen de eenige oorzaak is der verminderde orders op calicots. Desniettegenstaande heeft de maatschappij voor hare rekening circa 180,000 stukken calicots in Overijssel, gedurende 1841, doen vervaar, dlgen, eene waarde hebbende van circa f 800,000 en is daaraan door de wevers-klasse alléén rnim eene ton gouds aan arbeidsloon verdiend. De Handelmaatschappij heeft tegen elke overdrevene verzending sedert twee jaren steeds gewaarschuwd en de gevolgen voorzegd. T U R K Y E. Uit Triest schrijit men van den 4deu December: De heden van Syra aangekomene stoomboot Baron Eichhof, bragt onl brieven aan nit Beyrut tot 10 November. Volgens dezelve is y«//i»-Pacha, Gouverneur-Generaal van Syrië, met 2000 man naar den Libanon opgebro. ken, om daar de orde weder te herstellen. Zijn oogmerk was reed» gedeel telijk bereikt, daar de Maroniten zich geheel onder zijne bescherming bega* ven en ais teeken van onderwerping de wapenen uitleverden. Niet zoo gedwee toonden zich de Drusen, welke nog altijd in gehgelen opstand zijn. Men heeft ondertusschen de hoop, dat het aan de werkdadigheidwelke Se/rm-Pacha bij deze gelegenheid toont, gelukken zal, ben zonder bloed* vergieten weder tot de orde te doen terugkeeren. DUITSCHLAND. Het Hamburger Avondblad van den 8 December bevat Uit Elsflefh de volgende dankbetuiging van H, Biet, Kapitein van het schip Fortuna „Ik gevoel mij gedrongen, aan den edelen Kapitein Oetzes, van het schip Alida Maria, var, Groningen, en deszelfs wakkere manschap, den innigsted en meest openlijken dank te betuigen: „Toen ik namelijk met mijn schip Fortuna, met eene lading steenkolen van Schotland terugkeerendebij den storm van den I4den op den Ijden der vorige maand, mijnen grooten mast, zeilen, boot en ankerketting verloren bad en alzoo niet in staat was hec schip te sturen, hetwelk mitsdien aan de woede der elementen was prijs gegeven, hebben evengenoemde kloeke" Kapitein Oetzes en zijne wakkere equipaadje, in alles slechts nic vijf man bestaande, den jöden der vorige maand, bij eenen storm uit het noorden, omstreeks tien mijlen ten zuid-oosten van Borkum, met prijsgeving van hun eigen levenliet onze gered, door ons met hunne sloep van het wrak Van het schip Fortuna af te halen. „Hetgeen mijn volk en ik buiten magte zijn te vergelden,moge de Alwijze Voorzienigheid aan deze brave lieden." In de openings-rede van de Hessische Stenden door den Groothertog den 6den gehouden, komt deze zinsnede voor: „Toen ik bij den aanvang van dit jaar de vorige Stenden-Vergadering slootmoesten de bedenkelijke omstandigheden des tijds mij bedacht doen zijn op het volledig maken van hec oorlogs-materiëel e» op het nemen van maatregelen, ten einde onze militaire inrigtingen in overeenstemming te brengen met de algemeene voorschriften voor de Staten van het Bondge nootschap. Wat ik mij verpligt achtte tot dat einde te verordenen, zal 1?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1