MENGELINGEN. Het dagblad de Tim»; bevat, ifRr het opschrift: het Duitsche handels jj verdrag, het volgend artikel: De ijver, waarmede de Pruissen naburige Sraten in den maalstroom van jj hun handelsstelsel trachten mede te slepen, wordt alleen geëvenaard door den ophef, waarmede hunne officiële en half officiële dagbladen gewag ma ken van iedere overwinning dep centralisatie over locale inrigtingen en be. langen. Het is merkwaardig, eene vergelijking te maken tusschen de woor den en daden van onze naburen. Terwijl zij allen voorgeven, niets harte. Mjker te wenschen dan een redelijken vorm van volksvertegenwoordiging en vrijheid der drukpers, is de algeheele vernietiging van die instellingen, daar waar zij thans bestaan en goede vruchten dragen, het doel der dagbladen, die zich zeiver den naam van Vaderlandsgezinden bij uitmuntendheid aanma. tigen. De Hambtirgsche Börsenhalledie waagc eeneu twijfel te opperen, of het Pruissen tarief, met name voor eene handelsstad, wel eene zoogroote weldaad zou wezen, wordt daarvoor uitgekreten als een vijand der belangen van Duitschland. De afgevaardigden der hoven van de Staten, die de tol- vereeniging uitmaken, zijn te Berlijn zamengekomen, cm te beraadslagen over het vaststellen van tarieven en het aangaan of verbreken van tractaten, dat is over bet bedrag en den aard eener aan eiken Staat op te leggen Indirecte belasting, en over de verbindtenissen met vreemde Mogendheden, die gesloten of verbroken moeten worden; en wat weten de Staten, die zij vertegenwoordigen, van de instructien,-die zij ontvangen? Tot dac er eenig officieel besluit bekend gemaakt wordt, maanden nadat het genomenis, weet niemand hoe het met zijn belang of met dat van zijn land gesteld is; want de handelingen worden met een meer dan gewonen diplamatieken sluijer bedekt. Wat de Duitsche Staten betreft, deze mogen hunne bijzondere belangen Zelve verdedigen; maar de stelling van andere Staten ten aanzien van deze vreemdsoortige magt in Europa is; men moet het erkennen, al zeer zonder- ling. Wij hebben den loop der dingen verscheidene maanden lang gade ge. slagen, gedurende welken tijd Pruissen en andere Staten onvermoeid zijn ge. weest in hunne pogingen, om landen, met welke wij tractaten gesloten en die wij lang als onze innigste vrienden beschouwd hadden, van het verbond met ons afkeerig te maken en los te scheuren. Al wat van de zaak gezegd wordt is, dac een verbond, hetwelk nimmer als een politiek ligchaam onder de Mogendheden van Europa toegelaten isde maritime Staten aan den Duit schen Oceaan openlijk zoekt te belezen tot het aannemen van een vijandig handelsstelsel, waarvan, volgens de dagbladen, die mee goedkeuring der cen suur worden uitgegeven, het doel is ons te dwingen om ons te onderwerpen aan zekere bepalingendie later vastgesteld zullen worden, wanneer het be- doelde verbond krachts genoeg zal verkregen hebben, om ze door te drijven. Is het niet hoog tijd, dac er eenig onderzoek worde bewerkstelligd naar de strekking en de handelingen van dat verbond? Is het onder Mogendheden, die bij verdrag onderling verbonden zijn, gebruikelijk, anderen te dwingen, en zelve association te vormen, strijdig met, en nadeelig voor aanstaande verbindtenissen? Zal men aan aldus aangevallen partijen het regc niet toeken nen om zich te verdedigen, al waren het slechts bij wege van onderhande ling? Maar aan wien moet men zich in dit geval wenden om te onderhande. len? Waar is het verbond? Waar is zijne uitvoerende magt? Zijn nu de han delingen van dit onzigtbaar ligchaam, voor zooveel ons belieft, ongemeen onregelmaiignog veel minder zijn zij te regtvaardigen met opzigt tot die Staten, wier onafhankelijkheid zij bedreigen, zonder zulks in het minst te bewimpelen. Indien Frankrijk zich de magt op den Rhijn, of Belgle die op de Schelde wil aanmatigen, dan snelt geheel Europa te wapen, om zich tegen de nieuwigheid te verzetten. Maar de Duirsche drukpers is om geene argumenten verlegen, wanneer het er op aankomt om aan Holland de wet voor re schrijven, of zelfs wanneer het de verdediging geldt van Prnissens aanmatiging, om heerschappij te voeren over de monden van hetgeen hec zijne eigene rivieren gelieft te noemen. Waarom eischc Pruissen niet den Donan van Oostenrijk, zoowel als het de Elbe van Denemarken en Planover, of den Rhijn van de Nederlar.tlsche Regering eischt? Hoezeer wij ons ook zouden verheugen te zien, dat de handel zich meer en meer uitbreidde, en dat de betrekkingen tusschen naburige Staten, ten aanzien hunner dierbaarste belangen, steeds inniger wierden, zoo zal men ons toch wel veroorloven te betwijfelen, of Pruissen geregtigd is, zoodanig ie handelen, als het tracht te doen. Dat zijne pogingen gedaan worden onder den dekmantel, van zijne proselieten te overtuigen, dat hec verbond voordeeleii voor hen opleverc, is geene verontschuldiging voor zulke van alle regelen afwijkende diplomatieke handelingen. De eene Staat moge van dtn anderen gunsten en voordeelen voor zich bedingen, maar hij kan geen regt hebben, om aan eenige andere Mogendheid maatregelen voor te schrijven of door haar zulke te doen aannemen, die nadeelig zijn voor de belangen der Bondgenooten van die Mogendheid. F R A N K R IJ K, Parijs den 26 November. De Afgevaardigde Ledru Rollin is door het Hof van Assises van Maine en Loire veroordeeld tot drie maanden gevan genis en 3000 fr. boete, wegens het honden van eene oproerige aanspraak tot de kiezers, die hem daarna als Afgevaardigde hebben verkozen. De ver oordeelde weigert om de straf te ondergaan, zich beroepende op de wet, dac geen Afgevaardigde, zonder toestemming der Kamer, in een vonnis mag gewikkeld worden. Men spreekc thans veel van eenen zeer kondigen diplomaat, den heer Montrond, die in de school van Talleyrand gevormd is, en werkelijk reeds grooten invloed op het staatkundige uitoefent; hij zon reeds, ofschoon geen openbaar ambt bekleedende, eene jaarlijksche bezoldiging van 0,000 francs genieten. De heer Thiers zou zich reeds tot dezen diplomaac gewend Rebben, om, door zijn toedoen, weder in het bestuur te komen. De bladen der revolntionnaire partij nlec alleen maar zelfs die der legitimisten trachten den indruk van het verslag, hetgeen door den Procu reur-Generaai in de zaak van Quenisset uitgebragt is, te verzwakken. Zij zijn er verre af van toe te stemmen, dat hetgeen omtrent de geheime ge nootschappen der werklieden te Parijs en hnnne gevaarlijke plannen tot om- verwerping der maatschappelijke orde aan hec licht is geicomen, werkelijk zoo veel grond tot bezorgdheid geeft, en willen in het verslag, aan de Pairs gedaan, slechts eene poging van de zijde van het ministerie zien, om schrik in te boezemen en het gezag in handen te houden. De Parijsche Clobe antwoordt thans op deze redeneringen: De Gazette en de Quotidienne schijnen omtrent de ontdekkingen ter gelegenheid van hec regesgeding tegen Quenisset verwonderlijk gerustgesteld. Het geldt hier, zeggen zij, slechts eene zamenspanning van eenige beschonkene werklieden. Maar wij wilden wel eens weten, hoeveel Hertogen en Pairs zich onder het wreedaard'ge graauw bevonden, dat de vertrekken van Maria Antoinetta binnenstormde, of boe grooc het aantal edellieden was onder het gepeupel, dac Lodevijk XVI tot het drinken van een glas wijn dwong, en hem de roode Jacobijnen- muts op het hoofd zette. De zamenzweringen gelijken de dolken, waarvan deelgenooten zich bedienen. Het heft is van goud of fluweel en het lemmet van ijzer. En ntf ziet men nooit het heft. Indien eenmaal de beschonkene lieden hun do.el bereiken, zult gij weldra de gezetene, deftige lieden te voorschijn zien komen. Maar, zegt gij, al mogten die ellendigen slagen, zouden zij er toch niet aan kunnen denken, om het gezag te bekleeden. Stelt n gernsr. Er zal altijd wel iemand zijn, om de teugels van het be. wind aan te grijpen, zoodra deze slechts beschikbaar zijn. De croonen blij. ven niet onbezet. Het is middagklaar, dat Daimès, toea hij op den Koning schoot, niet hopen kon, diens plaats te bekieeden; maar hij wist, dac hij daardoor de zaken eener partij behartigde, en dac deze partij vervolgens ook wel zijne eigene zakeu zou behartigen. De armoedige toestand der staat kundige woelgeesten is geen argument tegen de gevaarlijkheid hunner woe lingen en aanslagen. Die lieden weten zeer goed, dat op de openbare orde en hec leven des Konings een prijs staat, en zij trachten de uitgeloofde som te verdienen. PROMOTIE aan de LEYDSCHE HOOOESCHOOL. Den 26 November, de Heer P. du rieu Ja. van hier, hl de Regten, na dc verde diging zfjucr Dissertatiede Moneta. DE EUROPEANEN in EGYPTE, door D, CLOT BET, {Vervolg en slot De indrukken, welke Egypte in den geest der reizigers achterlaat, zijn verschillend; sommige komen op de oevers der Nyl met overdrevene ver. wachtingen, zij dansen in Egypte met het Europesche comfortable en de materiëele voordeelen, welke de beschaving verschaft, behalve merkwaar, dige oudheden, zeoen te vinden mee een oorspronkelijk karakter bestempeld, in de waarneming waarvan zij zich een aangenaam genot belooven. Naau. welijks echter hebben zij zich overtuigd, dat hec land der pyramiden, sfinxen en obelisken, geen dier gemakken heeft, welke de reizen in Europa zoo aangenaam maken, of, met hunne droombeelden, verdwijnen ook al hunne gunstige denkbeelden omtrent Egypte, en alles worde slecht in hun oog. Weinig doet het af, of de hemel schoon, aeszelfs tinten wonderbaarlijk zuiver zijn. Zouden zij denken om van de zoo aangename heldere nachten te genieten, welke ziel en ligchaam met wellust overladen, wanneer daar- entegen winden, welke wolken stof verheffen, hen bij dag pijnigen? Da grond is vruchtoaar zeggen zij, maar hec landschap vervelend eentooning; wat is voorts eene smalle strook welig land verloren in eenen oceaan van dorre woestijnen? De oude gedenkteekenen zijn grootsch; de herinneringen, weike zij inroepen, spreken aan verstand en hart, maar de tegenwoordige steden zijn leelijk; de bewoners armoedig en ziekelijk. Voeg hierbij de onaangenaamheid van zich onder een volk te bevindendat eene verwarde mocijelijke taal spreekt, gedurige hinderpaal, welke elk oogenblik teleurscel. lingen te weeg brengt. Ook zuchten deze reizigers naar bet uur van vertrek, en te huis gekomen zullen zij zich, zoo zij hunne reis verhalen, door eene valsche en onbillijke beschrijving wreken. Andere reizigers zijn even overdreven in tegenovergestelde gevoelens. Verrukt met al wat nieuw voor hen is, vinden z(j alles wel, bewonderen alles, en verbergen hunne vooringenomenheid niet. Ook haasten zij zich de manleren der Muzelmannen na ce volgen en hun gewaad aan te trekken. Het is zelfs eene vrij algemeene mode onder de nieuw aangekomenen van zoo dra mogelijk de Oostersche kleeding aan te nemen. Hoewel men even. zeer en mogelijk meer met de Europesche kleeding geëerbiedigd worde, zoeken zij hunne luim door redenen van welvoegelijkheid te verbergen, terwijl zij inderdaad slechts eene gril zoeken te voldoen. Zij branden van verlangen zich in de wijde broek te zien, eenen cnlband om hun hoofd ca riraaijenen eene kromme sabel aan de zijde te hangen. Sommige Europe» anen, zich kunstenaren noemende, huldigen de oude Muzelmansche kleeding tot in het bespoccelyke. Zij betreuren dat de Oosterlingen eenige hunner gebruiken verlaten om de onze aan ce nemen; men draagc den cnlband thans in de hoogere kringen nlec meer, dezelve is alleen bij de mindere klassen is gebruik gebleven; zij wikkelen er hnn hoofd inzoo ook verkiezen zij de oude zijden koord boven den lederen draagband waaraan de Oosterlingen thans hunne sabel dragen. Enkele overdrijven de navolging tot zelfs barrevoets ce gaan. Men zoude zeggen dat zij niet meer op eenen stoel kunnen zitten en zich geweld moeten aandoen om niec met debeenen kruiselings in een te vallen. Maar, in weerwil hunner gedaanteverwisse. ling, vereischen de Oostersche manieren en de Muzelmansche kleederdragt wac meer. De keuze en schikking van de verschillende deelen der kleeder. dragt, de onhandige gebaarden enz., verraden de oningewijdenen doeil den Europeer even zeker onder de Oostersche vermomming als onder den Franschen rok erkennen. Maar er ztjn onder de reizlgera ernstige minnen wier geest gematigd, onpartijdig en helder iswier verbeeldingskracht hen niec in nicersten sleept; verdraagzame mannen die den waren toestand der Oostersche vol. ken begrijpen, hec land en deszelfs bewoners naar waarde schatten, zich zonder cegenzin even als zonder affeccacie naar de vereischren der plaats en de magt der gebruiken weten te schikken, en eindelijk een juist oor deel over een land kunnen vellen, dat zij met vruchc hebben bescudeerd. De plannenmakers die in groot getal aankomen, zijn van vele aanbeve. lings-brleven voorzien. De militairen hebben altijd een nieuw systema van krijgskunde, eene nog onbekende wjjze van oorlog voeren voor te stellen; de artilleristen brengen projectilen geschikt om vestingen en vloten in brand te steken. De eene zat aan het gouvernement eene nienwe soort van vaartuig voorstellen, de andere een systema van wacerwerkkundevol verwonderlijke beloften of werktuigen, van eene verbazende kracht. In zake van waierkuudige werken vooral zijn duizende proeven gedaan ge. worden, welke bijna allen zijn mislukc. Wij hebben ook in Egypre kwakzalvers gezien, houders van geheimen, waarvan zij de wonderbaarlijke werking roemen. Een homeopaac is een onfeilbaar middel tegen de drie voornaamste landziekte, de roode loop, de oogziekte en de pest komen brengen. Volgens hen zoude het voldoende geweest zijn, dat elke geneesheer een klein doosje met medicamenten in de zak had, om alle zieken van een regiment of van een hospitaal te helpen en te genezen. De chlrnrgicale ziekten maakten echtet daarop eene uit zondering. Men raoec bekennen dat er bij de Europeanen eene bijzondere gemakke. lijkheid bestaat om zich door fortuinzoekers ce laten bedriegenhetgeen mogelijk voortspruit uit de onbedachtzaamheid waarmede men aanbevellngs. brieven geeft, aan lieden die naar verre landen trekken, en welke men niet genoegzaam kent. Ook heeft men dikwijls met veel onderscheiding, als groote heeren, lieden ontvangen, waaromtrent men later bloosde dezelve in fusoeniijke gezelschappen te hebben toegelaten. Ik zonde hieromtrenc eene menigte gevallen knnnen aanhalen, hetzij echter voldoende van den vermaarden Baron van VVulfenghen te spreken, die wegens zijnen feodalen citil en magtige aanbevelingen, door geheel de aristocratie van AlexandriS werd ontvangen. Onze behendige gelukzoeker begon met zich prachtig te hui», veacen, groote verteringen te maken, en veel menschen te zien, hij sprak niet dan van zijne kasteelen en zijne renten. Een ieder haastte zich zijne wenschen te voorkomen. Het was om wie hem zijne beurs zoude aanbie den. De schoonste vereenigingen hadden bij hem plaats, en een ieder 'was trotsch van bij den Baron te worden toegelaten, die, buitendien een man van verstand en schoone manieren zijnde, met beleefdheid de plebeërs ontvr ving, die bijzonder gevleid waren mee de gemeenzaamheid waarmede een zoo edel heer met hen omging. Groot was echter de teleurstelling, toen de hooge personaadje, achterdocht beginnende te verwekken, en al zijne hulp middelen en streken uitgeput hebbende, genoodzaakt werd zelf te beken nen, dat zijne gewaande schatten en kasteelen nooit anders dan in zijne gesprekken hadden bestaan. Men kwam er af roet de schaamte en het geleend geld dat niet minder dan vijfcig of zestig duizend francs be iiep, al hetgeen de Baron gedurende een verblijf van achttien maanden ia Alexandrië had verteerd. Vele reizigers, die Egypte bezoeken verdienen soms zeer ernstige verwijtenj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 3