LEYBSCHE MAANDAG, i C O IJ R A N T. 29 NOVEMBER. NEDERLANDEN. Burgemeester en Wethouders der vStad Leyden, brengen bij deze ter kcnnisse Van de belanghebbenden, dat bij Hun Edel Achtb. van den Heer Controleur der Directe belastingenis ontvangen een Suplctoir Kohier der Personele Belastingen dienst 1841 en 1842, welke op den aostcn dezer maand is executoir verklaard, en dat dezelve aan den fleer Ontvanger is verzonden. Leyden den 27 November 1841. J. G. de ME Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. PüTTKAMMER. Leyden, 28 November. Uit 's Gravenhage meldt men van den 2Öscen dezerr BÜ Zijne Maj. besluie van den i^den dezer, N". 69, zijn Kerkvoog. den der hervormde gemeeDte van Apeldoorn gemagtigd, om de voor flie gemeente nieuw gebouwde kerk, als een geschenk van Zijne Maj. Koning Willem Frederik, Graat" van N.ssan, te aanvaarden, terwijl daarbij tevens vrijstelling wordt verleend van het ter zake dier schenking verschuldigde lege van tien ten honderd. Men verneemt, dat bij Koninglijlt besluit (uit aanmerking der noodza kelijkheid van eene herziening van het Koninglijk besluit van 29 Decemoer 1816, voor zoo veel daarbij ooder anderen is bepaald, dat een derde in de twee ten honderd voor kwade posten op de grondbelasting geheven, onder de administratie van den Minister van Binnenlandsche Zaken zou worden gesteld, om te streüken tot het verleenen van hulp in geld of anderzins, aan de zoodanigeti, die, uit hoofde van onvoorziene rampen, dergelijke onder- 8tetlning zouden blijken te behoeven) de bepalingen van meergemeld besluie, voor zoo veel dezelve betrekking hebben tot het een derde in de 2 pCt, voornoemd tot hiertoe tot de beschikking .van den Minister van Biuneuland- scbe Zaken gesteld geweest, worden ingetrokken, ,ce beginnen met het dienstjaar 1841. Zijne Maj. heeft op zijn verzoek eervol ontslagen ais Notaris te Delft den heer W. van der Helden, en in zijne plaats benoemd Mr. B, van Bet kei; tot plaatsvervanger van den Kantonregter te Noordwijk is benoemd Mr. C. C. van der Schalk, Notaris aldaar, en tot Griffier van het kantongeregt te Sommelsdijk, F. C. Armstrong, thans Notaris-kletk aldaar. Zijne Maj. de Koning heeft den lieer Jhr. van Scherf, Hoogsdeszelfs Gezant te Frankfort, benoemd tot Staatsraad in buitengewone dienst. Zijne Maj. heeft den PruissisChen Luitenant-Generaal von Luck, be* noemd tot Commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw, en aan den Generaal-Majoor Falter, vergund hec dragen der Ridderorde van het Legioen van Eer, hem door Z. M. den Koning der Franschen geschonken. Zijne Maj. heeft als Vice-Consul van Sardinië te Rotterdam erkend den heer F. IV. C. Blom. Zijne Maj. Koning fVtUem Ftcderik, Graaf van Nassau, is Donderdag morgen vroeg met zijne Gemalinyvan het Loo naar Berlijn vertrokken, wor dende Zijne Maj. in het aausta2i^e voorjaar aldaar terug verwachc Bv «ene misoiee van Zijne Exc, den Minister vaD Binnenlandsche Zaken, van den gden dezer, is aan de vergadering van Gedeputeerde Staten der onderscheidene provinciën medegedeeld, dat in het instituuc voor blinden te Amsterdam, sicchrs ongeveer een veertigtal blinden worde opgenomen, een getal, naauwelijks noemenswaardig in vergelijking van dat dier ongelukkigen, welke onder de behoeftigen gevonden worden en onver, zorgd olijven, en dat, uit dien hoofde, eenige msnscbenvrienden zich het lot dier beklagenswaardige personen willende aantrekken, het mensctilievend voornemen hebben opgevat, om de oprigtlng te beproeven van een werk of indnstriêel-lr.stitp.ntwaarin blinden van beiderlei kunne, tot aar.ieering en voortzetting van eenig handwerk zouden worden opgenomen, tot zoo lang zij zich In de maatschappij, door eigen vlijt, een genoegzaam onder houd kunnen verschaffen; ter verwezenlijking van welk edel doel, in de eerste plaats noodig wordt geacht, de kennis van het getal en toestand der onverzorgde blinden in dit Rijk, welke in die weidaden moeten worden begrepen; verzoekende de Minister voornoemd, dat hem, tot dat einue, eene tabellarische opgave, betrekkelijk de in iedere provincie aanwezige blinden, zoo spoedig doenlijk, worde toegezonden. In de zitting van het Provinciaal Geregtshof van Hollandvan heden is met de behandeling van het regtsgeding van Adrian en Comp., voortge gaan en hebben de pleidooijen een aanvang genomen. De Advocaat-Generaal La Grappe Dominicus heeft breedvoering het woord gevoerd. In het eerste deel zijner rede heeft Z. E. G. A. de daadzaken, tot die regtsgeding betrekkelijk, nagegaan en trachten aan te toonen, dat alle de punten van beschuldiging, in de acte van beschuldiging vervatdoor het gebonden getuigen-verhoor, en alzoo op eene wettige wijze zijn be vestigd, terwijl, daarentegen, de beweringen der beschuldigden zijn weder, sproken, of als bloote obligatien moeten worden beschouwd. In het tweede deel zijner rede is de Advocaat-Generaal tot eene'regeskundige be schouwing der door hem als bewezen aangenomen daadzaken overgegaan, en heeft Z. E. G. A, gemeend, dat de bedrijven en handelingen der beide be schuldigde vallen in de termen van art. 5, N°. 1, 2 en 3, en art. 6 N°. 1 der wet van 10 Mei 1837, Staatsblad N°. 21. Advocaat-Generaal heeft raar aanleiding van een en ander, gerequireerddac de beide beschuldigden zullen worden schuldig verklaard aan bedriegelijké bankbreuk, en te dier zake veroordeeld, de eerste beschuldigde, D. B. Adrian, tot een halfuur te pronkstelling, de tweede beschuldigde, P, C. Stam, tot eerloosverkla ring beide beschuldigde tot een confinement van niet minder dan 5 en niet meerder dan 15 jaren, en tot voldoening der kosten van het proces; veorts dat het Hof zal bevelen, dat het arrest zal worden aangeplakt te 'sHage, Leiden en.„ Zaandamen hetzelve in de Staats-courant worde geplaatst. Mr. de Brauw heeft vervolgens in eene uitmuntende en sierlijke pleitrede, die zoowel op het hof als op het talrijk en aanzienlijk auditorium eenen diepen indruk scheen te maken, de verdediging van den eerscen beschul digde voorgedragen. Bij inleiding is Zijn Ed., naar volgorde van ,tijd, in eene historische ontwikkeling der daadzaken getreden, en daarbij tévens doeu opmerken dat geenszins kwade trouw de drijfveer der handelingen van zijnen cliënt is geweest. Pleiter heeft wijders breedvoerig trachten te we. deileggen de hoofdbezwaren aan den eersten beschuldigde, blijkens de akte van beschuldiging ten laste gelegd. Als zoodanig heeft bij in de eeFSte plaats beweerd dat de boekeu geenszins ais overtuiging-stukken tegen A- drian konden worden gebezigd, vermits dezelve zijn verzegeld buiten zijne tegenwoordigheiden daarenboven daarin eenige bijvoegingen en aanteeke mngen door een der bewindvoerders met potlood zijn bijgeschrevente dien effecte dat er geene stellige zekerheid was, dat al die verwarringen, daarin aanwezig, van den eersten beschuldigde afkomstig waren. Subsi diair betoogde pleiter dac al die abuizen, nie men daarin had vermeend aan te treffen, geenszins hpi Stellig bewijs van kwade trouw, waar het hier alleen op aankwam, opleverden. Dat de getuigen Hartogh en Feydell had. den ontkend, dat er geene conditionele verkoopen hadden plaats gehad, deed, volgens pleiter, niets .af, uithoofde deze getuigen hadden gedepo neerd in re sua, en een ieder, die slechts eenigzins met den handel bekend was, zich overtuigd hield dat dergelijke geldschieters gewoon waren zich casu quo met eene quitancie van eene stellige verkoop-acte te dekken, ten einde later bij faillissement of anderzins mee te worden bemoeijelijkc. Daar. enboven leverde hetgeen daaromtrenc in de boeken voorkwam, geen bewijs van fraude op, omoac de beschu.idigde met die opgave geenszins bec oog merk heeft gehad om zich, ten nadeele zijner crediteuren, onregtmqtig te verrijken. Dat de post van £2,000 van den heer van der Hoop niet op de boeken was verantwoord, kan niet te zijnen nadeele, althans stellig niet ais een bewijs van fraude tegen hem worden aangevoerd, vermits Adrian, ofschoon van hoogerhand, als fabriekanc aan dien heer aanbevolen echter als vennoot eetier firma afzonderlijke kapitalen kan bezitten, en met zijne fititia uitstaande rekening kon hebben. Die gelden waren daarenboven aan den iste besch. in zijn privé verstrekte, de acte is door hem en zijne huisvrouw onderteekend, zoolang er geen faillissement was, was de persoon van Adrian van de firma afgescheiden. Pleiter heeft wijders betoogd, dat de veelvuldige abuizen en verduistering van posten, die men in de boeken beeft vermeend aan te treffen, haren oorsprong ont leenden aan de omstandigheid dat de bewindvoerders en curatoren het me- moiia.il', in stede van het journal, tot grondslag van hunne nasporingen hadden genomen. Wat betreft de som van f 45,600, per resco gegeven door den, heer van der Hoop, op acceptatien door den toenmaligen Prins van Oranje afgegeven ad ƒ57,600, zegt pleiter, dac men het heeft willen deen voorkomen, dac de handteekeningenop die acceptatien gesteld, valsch zouden zijn. Hij betreurt het, dat de defensie door een vis major is belee geworden, het tegendeel te bewijzen. Daarenboven is de beschuldigde van dit deel der beschuldiging vrijgesproken. Pleiter noemt bet ongelukkig dat zoo eene verdenking op het hoofd van zijnen cliënt blijft berusten. Het is eene onwaarheid, maar hij is bij cnmagte dit te bewijzen; tot staving waarvan hij zich op de missive van Zijne Exc. den Minister van Justitie beroepc. Mr. de Brauw vermeent dat men beter had gedaan, van die omstandigheid te zwijgen, nu de beschuldigde bij een arrest te dier zake buiten vervolging is ge6ield. De beschuldigde erkent die gelden ontvangen in Maart 1840, nadat surseancewas aangevraagd te hebbenen toen hjj Leyden had verlaten. Ten onregre beweert de acce van beschuldiging, dat die gelden niet zijn verant woord, Dit was echter eene onmogelijkheid. Evenmin zege pleiter dac zijn cliënt verpligt is geweest die gelden aan de bewindvoerders ter hand te stellen, oredit;_gi£__3CCepc»ti£D-niet toz.den boes-el-behoorden. De mófele 9efp7lgtTng' kan daartoe bestaan hebben, maar iudien hij daaraan niet heefc voldaan, kan hij geenzius worden gecenseerd in de termen der strafwet te vallen. Pleiter vermeende dat op die punt niet kon worden gelet. De be schuldigde beweert cn pleiter gelooft, dac hij die gelden, op verzoek van Z. K. H-, aan dien hoogen persoon heeft ter hand gesteld. Die acceptatien waren hem gegeven om zijne zaak te beredderen, maar ook die hooge persoon kon gelden benoodigd henben. Hcogstdezelve haci ze althans teruggevraagd. Misschien zegt pleiter had men zelfs van den heer van der Hoop de nummers der bankbiljetten kunnen vernemen. Alsdan had men zich bij den Notaris en de grondeigenaars kunnen informeren, door wiens bemid deling, en aan wien diezelfde bankbiljetten zijn uitbetaald. Maar pleiter zegt zich te hebben herinnerd, dat het hier gold eene teeriere zaak, toege vende aan eene boogere roagc en uit dien hoofde het raadzamer geacht, lieVer ;e zwijgen daD te véél te spreken. Na ook de andere punten, in de acte van beschuldiging vervat, breed, voerig te hebbe wederlegd, is pleiter ten slotte tot de conclosie gekomen dat er geen spoor van kwade trouw uit de handelingen van zijnen cliënt zijn op te maken, en heeft'hij, dientengevolge, de vrijspraak van den eersten beschuldigde gerequireerd. Morgen zullen oe pleidooijen worden voortgezet. Fan den 27 November. In de zitting van het Provinciaal Geregtshof van Holland, -van heden, zijn de pleidooijen in hec regtsgeding van D. B. Adrian en P. C. Stam voortgezet. De heer Mr. L. Metman heefc de ver dediging van den tweeden beschuldigde voorgedragen en betoogd, dat Stam die aan alle de handelingen van Adrian geheel vreemd is geweest, geene straf kan beloopen voor een feit, dat hij niet heeft begaan; en dat het met alie beginselen van het strafregt strijden zoudat iemand veroordeeld wierd voor eene daaadie hij niet heeft verrigt. Pleiter heeft de solidariteit der veonooten, welke door hec Openbaar Ministerie was vooruitgezet, levendig bestreden en het onaannemelijke daarvan in strafzaken ontvouwd. De Advocaat-Generaal] Mr. La Grappe Dominicus heeft de beschuldiging volgehouden. Mts. de Brauw en Metman hebben gerepliceerd. Daarna heeft de eerste beschuldigde Adrian in eene korte, maar krachtige en treffende rede, nog nader zijne verdediging ontwikkeld; zijne werkzaam heid en zijnen ijver bloot gelegtJop de welvaart, die zijne fabrijk ver. spreidde, aangedrongen, en bovenal getracht zijne goede trouw te doe» uitkomen. Deze rede maakte op alle aanwezigen een levendigen indruk. De uitspraak in deze.zaak is bepaald op heden over acht dagen, Zacur- dag den 4 December aanstaande. Zijne Maj. de Koning is heden middag, uit Tilburg, in deze Resi dentie teruggekeerd. Den i6den December zal de derde klasse van hec Koninglijk Neder- landscb Instituut te Amsterdam eetje openbare vergadering houden en de Voorzitter, Prof. C. J, Rooijens, eene voorlezing doen. De stuurman K. Pronk, die heden nachc van Yarmouth te Schevenin. gen is aangekomen, heeft de treurige tijding medegebragtdat er op eene bank bij Hasseburroughbenoorden Yarmouth, een Scbeveningsche pink zou verongelukt zijn. Een Engeische visscher-moetlitidens dat bérigf, het vaartuig, dat door de equipage verlaten was, hebben gezien; de ntasc was aan stukken. Volgens de ceekens (klaveren), zou de pink toebehoo. ren aan den render Jacob van üuyueeu gevoerd zjjn geweest door den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1