A" 1841.
LGYDSC.HE
0 OTRX»
"I ffi
MAANDAG,
ii OCTOBER,
Burgemeester 'en Wethouders der Stad Ley den.
'Gezien liet besluit van den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van den
ïsten October 1840 Provinciaalblad N°. 104).
Herinneren bij deze de Ingezetenen tlezer Stad aan de hun bij arr, 42, in verband met
art. 27 der wet van den 29 Maart 1833 Staatsblad N°, 4), opgelegde verpligting tot het
doen van Suppletoire aangiften, zoo betreffende het in gebruik komen, betrekken of
meubelering van Panden, welke op den isden Mei* dezes jaars buiten gebruk waren, als
degens de vermeerderinguitbreiding verwisseling of aanschaffing van Haardsteden
Deuren en Vensters, Dienst- en Werkbodcn of Paarden; wanneer zij in de termen van
Ij et boven aangehaalde artikel vallen; en zulks, ten einde de toepassing, te voorkomen
der strafbepalingenin de arte, 35 en 39 der boven aangehaalde wet vervat.
Leydenden 9dcn October 1841.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. G. de Mey.
Ter ordonnantie van dezelve
V. PüTTKAMMER.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze ter kennisse
van de Patentpligtige Ingezetenen dezer Stad, dat tot de afgifte der gezegelde Paténc-
bladen voor het dienstjaar 1841 en 42 zal gevaceerd worden op elke Maandag, Dingsdag
Donderdag en Vrijdag dezer maand October, ter Secretarie dezer Stad, des namiddags
van 5 tot 7 uren.
Leyden den 9. October 1841.
J. G. DE Mey.
Ter ordonnantie'van dezelve,
v. puttkamme p..
NEDERLANDEN.
Leyden, io October.
Uit *s Gravenhage meldt men van den 7de» dezer:
In de avondzitting van heden zijn de beraadslagingen over de begrootings.
wetten voortgezet.
Vervolgens gaat meo over tot de stemming over de Iste voordragt, het
Huis des Konings betreffende. Deze wordt met 38 tegen 14 stemmen aange
nomen.
Tegen hebben gestemd de heeren: van Rechteren, Bruce, van Goltstein,
Verwey-Mejanvan Nagelt, Panhuys, van Dam van hseitLuzac, Gouvcr
«ear, de Man, Star Busman, van Nes, IVarin en van Heioma.
Het vervolg der beraadslagingen is bepaald op morgen ochtend ten half
elf nre.
- Van den 8 October. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van heden zijn 3e gisteren avond afgebroken beraadslagingen
voortgezet.
Omtrent bet II Hoofdstuk, de Hcoge Collegién, enz,, geeft de heer van
Nes zijne bezwaren te kennen, betrekkelijk de bezoldiging van de leden en
den vice-President van den Hoogen Raad, welke laatste 12,000 bedraagt.
Hij vermeent, dat die bezoldiging op gelijke hoogte als die van de leden ea
den Voorzitter van den Hoogen Raad, behoorde te worden gebragt.
De heeren Bruce, van Panhuys en Luzac verklaren, na het gisteren avond
door de meerderheid der Kamer genomen beslnit, zich aan hetzelve te zullen
onderwerpen en alleen die hoofdstukken te zullen afstemmen, welke zij on
aannemelijk achten. De heer Bruce kan het aanhangige ontwerp niet aanne
men, omdat de Hooge Raad van Adel niet op die hoofdstuk voortkomt.
De heer Luzac dringt op eene nadere herziening der grondwet aan, welke
niet zoo gevaarlijk is als met voorgeeft, en die eene goede uitkomst op dit
Hoofdstuk der begrooting zou kunnen opleveren. Door eene verwerping van
dit Hoofdstuk, zou van den weosch der Kamer ten deze kunnen blijken.
De heer de Man spreekt in oenzelfden geest als de heer Bruce.
De heer van Goltstein spreekt ook tegen dit ontwerp, uit hoofde van de
groote bezoldiging, welke doo: den vice-President van den Raad van State
genoten wordt. De bezoldiging der leden van dat collegie is, zijns inziens,
niet te hoog. Hij Is zelfs niet af van het denkbeeld, dat die bezoldiging
eenigzins behoorde te worden verhoogd, ten einde geachte mannen uit de
provinciën over te halen, in dat coliegie zitting te nemen.
De heer van Rechteren dringt op eene spoedige herziening der grondwet
aan, om daardoor eene vereenvoudiging in de huishouding van den staat te
verkrijgen. Zonder dezelve kan, zijns inziens, het land niet blijven bestaan.
De heer Verwey-Mejan zal thans ook de verschillende hoofdstukken alleen
uit het financieel oogpunt beschouwen.
De heer van Rappart deelt het gevoelen niec, dat het wenscbelijk zon
7.ijn,nu reeds tot eene nieuwe herziening der grondwet over te gaan. Hij ver-
wachc van zoodanige herziening niet die groote financiële besparingenwelke
«ommigen zich daarvan voorspellen. Overigens is het ten vorigen jare ge.
bleken, dat er noch in de gewone, noch in de dubbele Tweede Kamer,
omtrent eenig belangrijk punt, eenstemmigheid van gevoelen over verschil
lende ponten der grondwet, die herzien kunnen worden, bestond.
De heer van Dam van Isselt gelooft, dat er heden geene beraadslaging
gehouden wordt over de noodzakelijkheid om de grondwet te herzien. An.
ders zou hij den laatsten spreker knnnen beantwoorden en zijne redevoering,
naar hij meent, zegevierend wederleggen.
Zijne Exc. de Minister van Financiën heeft het ontwerp verdedigd en de
gemaakte bedenkingen beantwoord. De bezoldiging der leden van den Raad
van State, vroeger ƒ6,000 bedragende, is reeds tot 5,000 teruggebragt.
Het onder-Voorzitterschap van State, vroeger door den tegenwoordigen Ko.
ning (destijds Prins van Oranje') gedurende jaren bekleed, is, bij Hoogst,
deszell's troonsbeklimming, door Zijne Maj, wederom vervuld geworden,
omdat de noodzakelijkheid daarvan gebleken was. Wat aangaat de herzie,
ning der grondwet, herinnert de Minister, dat de Regering zich te dien aan.
zien geenszins gebonden heeft; dit zij de bestaande grondwet geenszins be.'
wondert, maar dat zij alle hare voorschriften wil eerbiedigen en ze getrouw
opvolgen.
Ter stemming overgegaan zijnde, is het ontwerp met eene meerderheid
van 32 tegen 21 stemmen aangenomen.
Tegen hebben gesterad de heeren; van Rechteren, van Panhuys, Bruce,
van Goltstein, van Nes, RepelaerRomme, Buma, LuzacModdermanvan
Heioma, Huidekoper, Star Busman, de Man, Verwey-Mejanvan Nagelt, de
Backer, van Meeuwen, GockingaGevers en de Voorzitter.
Ten aanzien van het III Hoofdstuk, het Departement van Buitenlandsche
Zaken hebben de heeren van Nes en Luzac onderscheidene bedenkingen
ingebragt, en over het algemeen, het overdrevene van dit hoofdstuk trach
ten aan te toonen. De heer Luzac beklaagt zich, dat het hoofd van het
Departement, tot hetwelk dit hoofdstuk behoort, niet tegenwoordig is.
De heer Enschedé heeft het noodzakelijke aangetoond, dat onze S aar,
hoe klein ook, op eene waardige wijze buiten 'a lands worde vortag-trwoor.
digd. Hii zon het hoogst ongeraden achten, ten deze te groote karigheid
te betoenen.
intusscben zijn er eenige postendie hij in het vervolg voor ver.
mindering vatbaar oordeelt. Hij vraagt, of een Nederlandsch Minister ooit
verantwoordelijk is voor de daden van andere, dan de Nederianrische belan.
gen, en wel bijzonder voor die van het Groot-Hertogdom Luxemberg?
De heer van Goltstein bfebgt e< nige bedenkingen in het midden. Onder
anderen (beklaagt hij zich over den toestand waarin het Departement van
Bnitenlandscbe Zaken gedurende eenige weken heefr verkeerd. Ér was geen
verantwoordelijk hoofd van dit Ministerie. Hij begrijpt niet, hoe dit met
de bepalingen der grondwet overeenstemt. Wie heefc, gedurende dien tijd,
het contruseign gehad? Wat is er op die wijze van den waarborg geworden,
welke de grondwet aan het volk verzekerd had?
Zijne Exc. de Minister van Financiën heeft her ontwerp breedvoerig ver.
dedigd en daarbij doen zien dat dit hoofdstuk allengs groote bezuinigingen
heeft ondergaan. Hij betoogt de noodzakelijkheid, dat onze betrekkingen
met het Buitenland op eene behoorlijke wijze worden verzekerd. Het belang
van onzen handel en scheepvaart vordert zulks dringend. In het vervolg zai
er, bij gepaste gelegenheid, op de invoering van bezuinigingen 00|; tiij cic
hoofdstuk het oog worden gehouden. Zijne Exc. verklaart, riat de belangen
des handels overal worden voorgestaan en Behartigd, en dat men, onder
anderen, den goeden afzet der Oost-Indische producten tracht te verzekeren.
Zijne Exe. geeft te kennen, t(at de behandeling der buitenlandsche betrek,
kingen van het Groot-Hertogdom Luxemburg niet meer aan den Minister
van Buitenlandsche.Zaken, maar aan de kanselarij vcor de Luxemburgsche
zaken is opgedragen. De Minister geeft eindelijk te kennen, dat, gedu.
rende het niet aanwezig zijn eens Ministers voor dit Departement, het con'.
treseign niet gevorderd is geworden.
Ter stemming overgegaan zijnde, is dit hoofds'uk met eene meerderheid
van 30 legen 24 stemmen verworpen; zoodat Zijne Maj. eerbiedig zal worden
verzocht dit hoofdstuk in nadere overweging te nemen.
Tegen hebben gestemd de heeren: van Rechteren, Hooft, van Rappart
Luybenvan HemertRengersvan Goltstein van Nesvan den VeldeBuma
Luzac, Moddermanvan der Crcnden, van Heioma, Star Busman, van den
Mortel, de Man, van Akerlaken, Verwey-Mejan, van NageltKniphorst
de Backer, Druyvesteyn, van Meeuwen, Gockinga, Gevers, van Bleyswyk, de
Jonge van Canpens-NieuwlandIVar in en de Voorzitter.
Over bet IV Hoofdstuk, het Departement van Justitie hebben de heeren
Luyben en van Nes, de eerste tegen, de tweede voor, het woord gevoerd.
Na de beantwoording der gemaakte bedenkingen door Zijne Exc. den Mi.
nister van justitie, is het ontwerp aangenomen met eene meerderheid van 37
tegen 17 stemmen.
1 Tegen hebben gestemd de heeren: van Rcchtesen, Hooft, Gouverneur,
Luyben, van Panhuys, Bruce, san Goltstein, Repelaer, Romme, Buma, Luzac,
van Heiomavan Akerlaken .Verwey-MejanKniphorstvan Bleyswyk en IVarin.
Het V Hoofdstuk, het Departement van Bir.nenl.indsche Zaken in beraad,
slagmg gebragt zijnde, heeft ce heer Luyben zich vcor hetzelve verklaard.
Hij vermeent echter, dat in het vervolg vele uitgaven, tot dit Departement
behoorende zuilen dienen ingekrompen te worden.
De heeren van Hoorn van Èurgh, Luzac, Goltstein hebben onderscheidene
bedenkingen tegen het ontwerp ingebragt. Dit hoofdstuk Is, huns inziens,
voor groute bezuiniging vatbaar. De heer van Goltstein schrijft de te kostbare
inrigting van het binnenlandscbe bestuur aan het bestaande stelsel van een.
traiisatie toe, hetwelkzijns inziens^op den duur niet kan worden gehand
haafd. Hij bestrijdt het denkbeeld, om eene der Hoogescholen af te schaffen.
De heer van Nes maakt eenige bedehkingen tegen de voordragt en zal de
inlichtingen des Ministers afwachten, alvorens zijne stem te bepalen. Hij
vraagt, onder anderen, of er aan de Permanente Commissie van het afge-
schatte Amortisatie-Syndicaat wel eenige verantwoording gevraagd is, cf
dat men zich tevreden gesteld heeftmet al hetgeen harerzijds is voortgebragt.
De heer Romme houdt eene herziening van de grondwet, op dit oogenbllk,
voor gevaarlijk, maar dringt aan op eene milde en vrijgevige uitlegging der
grondwet. Van die mildheid zal onder anderen kunnen blijken bij de aanbie
ding van nieuwe wetten, betrekkelijk de uitoefening van het stemragt, die
in de volgende zitting te gèmoet gezien worden. Hij dringt er op aan, die
daarbij het lot van h»n, die het platte land bewonen, voor zoo veel de hun
toegekende staatkundige regten betreft, worde verbeterd.
De heer Beelaerts heeft breedvoerig over de voordragt hec woord gevoerd.
Hij is te dezer gelegenheid in verschillende beschouwingen getreden en wel},
onder anderen, over de anomalie, welke er gelegen is, dat de leden van den
stedelijken raad, die immers als kiescollegie werkzaam is, niet periodiek af.
treden. Hij gelooft, dit dit ook zonder herziening der grondwet, zal kunnen
plaats hebben. Ten slotte zijner rede bedankte de spreker voor de welwil
lendheid, weike de Kamer hem gedurende achttien jaren betoond heeft. Teti
gevolge zijner niet-herkiezing treedt hij binnen weinige dagen ais lid der
Kamer af.
De heeren Gevers en van Akerlaken hebben bedenkingen tegen het hoog
opaedrevene cijfer van dit hoofdstuk in het midden georagt.
Zijne Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft zijne begrooring
gedurende anderhalf uur verdedigd en daarbij doen zien, dat hij, gedurende
den korten tijd, dat hij aan het hoofd van het Departement staat, reeds veie
bezuinigingen en vereenvoudigingen heeft ingevoerd, en hij heefc verklaa-d^
dat het zijn stellig voornemen was om, wanneer zich de gelegenheid daartoe
aanbood daarmede in het vervolg voort te gaan. Alle verbeteringen moeten
trapsgewijze plaats hebben. Thans had hij zich er op toegelegd, om hec
cijfer der begroociug aan de waarheid overeenkomstig te doen zijn. Hij her.
innert, dat de Regering .geen ander belang kan hebben dan oe bevordertng
der morele, intellectuele en materiele belangen des lands. Sprekende van
de jkosten voor de Hoogescholen, zegt Zijne Exc., dat, wanneer de be
grooting moge worden, verworpenhij het denkbeeld niec van zich afwerpt,
om eene derzelve af Jte schaffen. Zijne Exc. toont aan, Uat vele nuttige
werken en ondernemingen moeten worden uitgesteld ot afgeslagen, omdat
daartoe geene fondsen voor handen zijn, terwijl aan vele aanvragen, om
verhooging van ondersteuning uit 'sRijks kas te bekomen, niet kan worden
voldaan, omdat men het cijfer der begrooting boven het volstrekt noodzake.
liike niet wenschc op te voeren. De Minister doet voorts zien dat, ten
gevolge der insmelting van de zaken van het Syndicaat bij het Departement,'
h-c ci fer uit den aard der zaak aanmerkelijk is moeten worden verhoogd.
Zijne Exc. toont aan, dat het cijfer der begrooring, naar dat van het loo.
pende |aar gerekend, voor 1842 eene vermindering van 192,381, en voor
1843 eeue veimindeting van 162,401 heeft ondergaan. Zque Exc. verkiaarr^