Ten gevolge ecner op zijne reis naar Italië gevattè üerkoudenheidis Prins Albert van Prtiissen genoodzaakt geweest, zich eenige dagen op het slot Kamenz op te honden; hij zoo van daar naar Frankfort aan den Oder vertrekken, om troepen te inspecteren. In het begin van dit jaar is gemeld geworden, dat er te Mainz onder, scheidene gevangennemingen onder de werklieden gedaan waren, wegens eene ontdekie zamenzwering tegen den Staar, Ofschoon omtrent de misdaad zelve niets bjizonders aan het licht is gekomen, zoo is thans echter zeker, dat van de gevangenen reeds 13 zijn vrijgesproken, 35 zijn tot de correctionnele regtbank verwezen, als van de zamenzwering geweten, doch dezelve niet geopenbaard hebbende; één zal hij verstek geoordeeld worden, als voort- vlogtig en aan de correcuannelen wordt, onder het stellen van eenen borg. togtde vrijheid weder gegeven. Te Wiesbaden bleef het, niettegenstaande het gevorderde jaargetijde, Oog uiterst levendig door de badgasten; er kwamen nog dagelijks vreemdeün- gen aan. Men ontvangt uit de streken van den Nedér-Riiijn en Westphalen zeer gunstige berigten nopens den graanoogst. De rogge was goed geslaagd en het zomerkoren boven verwachting. Uit Wurzbnrg meldt men van den i3den dezer: Heden werd een in onze stads wallen ingerigte silo of onderaardscbe ko, renschuur, in tegenwoordigheid van eene Koningïijke Commissie, geopend. In 1833 had men hierin 450 schepels rogge geborgen, welke in 1835, toen dezelve geopend werd, zeer goed bewaard werd Devonden. In 1837 werd zulks voor de tweede maal onderzocht. Thans had de rogge 8 jaren in de silo gelegen en was zeer goed en droog gebleven. Er zullen meerdere silos in onze tiuttelooze stads wallen worden gemaakt, om tot korenschuren te worden gebruikt. Uit Luxemburg meldt men van den ipden dezer: Het is nu stellig, dat de Koning Groot-Hertog, zeer Iaat, doch, geluk, kig, niet te laat, ingelicht, nopens de wezentlijke belangen van Luxem burg, het besluit heelt genomen om Hoogstdeszelfs ratificatie te weigeren aan het onlangs te Berlijn gesloten tractaat. Volgens bijzondere berigten alhier uit Holland ontvangen, schijnt deze zaak daar veel opziens te baren. Zelfs zoude de heer B. Ventolk, zegt men, om die reden zijn ontslag ge vraagd, en de B. van Zujlen geweigerd hebben, diens plaats te bekleeden. Dit is moeijelijk te gelooven. De B. Verstolk, die gansch Duitschlanddoor zijne 25jarige uitlegging der woorden: Jusqu" h la mer, tegen Nederland heeft in het harnas gejaagd, en in de dreigende nota van den Graaf de Mier geene aanleiding vond zijnen post neêr te leggen, zon nu voor de gevolgen terugdeinzen, welke de weigering van te ratificeren mogt na zich slepen? Men mag het betwijfelen. Evenzeer kan men het van den edelen Baron van Zujlen niet verwachten, dat hij zou weigeren, het Departement van Buitenlandsche Zaken te besturen, in een oogenblik waar zich de gezigr einder welligt eenigzins somber zou kunneo vertoonen. De Baron van Zuj ten heeft vroeger met ter daad getoond, dat hij onder die echte Hollanders te tellen is, die niet slechts bij kalm weêr en nelderen hemel het roer in han- den durven nemen, maar die hnnne talenten, en des noods, de rust van hun leven, vooral dan het vaderland ten offer brengen, wanneer hetzelve man. nen van bekwaamheid, moed en karakter behoeft om aan mogelijke stormen het hoofd te bieden. Overigens kan men niet bevroeden, op welken grond de weigering des Groot-Hertogs, het bedoelde traktaat te ratificeren, door Duitschland aan Nederland zou kunnen worden envel genomen. En zelfs wat den Groot- Hertog aangaat, zijn er, naar mijn gevoelen, zeer goede gronden, tot ver dediging van H. D. handelwijze aan te voeren. Het weigeren der ratificering is geen cregt. Tot het ratificeren was de Groot- Hertog in zijn geheel, zoo lang niet, ingevolge der onderhandeling iets was gedaan, dat den scand der wederpartij had veranderd. Zoodra de Groot-Hertog zag, gelijk werke. lijk het geval schijnt te zijn, dat de aanneming der overeenkomst verderfe lijk voor zijne onderdanen zou worden, was hij niet alleen bevoegd, hij was verpligt de ratificatie te weigeren. Ik meen, tot betoog hiervan, mij te mogen beroepen op de bekende stelling, dat een volkenverdrag niet enkel eerst executoir wordt, maar eerst kracht van regt erlangt door de ratificatie Kan dit niet weêrsproken worden, dan is de geteekende overeenkomst als een ontwerp van overeenkomst te beschouwen, dan is de Vorst niet door hetgeen zijn onderhandelaar deed, maar slechts door de goedkeuring, welke in de ratificatie wordt verleend, gebonden. Van waar anders, dat de onderhande laar niet teekent, dan onder uitdrukkelijk voorbehoud der ratificatie? De staats-regtelijke geschiedenis van Holland bewijst voldingend, dat men in dat land de waarheid der zoo evet, vermelde stelling altijd heeft |gehuldigd. Sla de constitatien op van de jaren 1798, 1801 en 1805, en gij zult vinden, dat het uitvoerend bewind en het staats-bewind iractaten konden sluiten, doch dat de ratificatie en bekrachtiging slechts konden geschieden door eene hoogere magt, het wetgevend ligchaam. Een alles afdoend bewijs, dat hec tractaat eerst kracht van regt erlangde, door de ratificatie. Ten slotte dient nog te worden in het oog gehouden, dat de Koning Groot Hertog ten overvloede, en alvorens de ratificatie te weigeren, zich door een eigenhandig schrijven van den Koning van Pruisen, de stellige ver- zekering heeft bezorgd, dat men, van den kant der wederpartij, de weige ring der ratificatie volstrekt niet ten kwade duidc. Waarvoor is men dan te 's Gtavenhage zóó bevreesd? De tijding van het niet ratificeren van het tractaat, waarvan in boven stamden brief gehandeld wordt, had in Luxemburg veel vreugde verwekt en door den Regeringsraad zou het volgend dankadres naar 's Gravenbage ge zonden worden: „Sire! De ingezetenen dezer stad hadden naanwelijks vernomen, dat Uwe Maj. besloten heeft het tractaat van den 8 Augustus II, niet te bekrach. tigen, of zij haasten zich, door ons als hnnne tolken, de levendige betui. ging hunner denkbaarheid aan de voeten van Uwen Troon te doen neêrleggen. „Door Hoogstdeszelfs adhesie te weigeren aan de acte, die ons land met het Duitsehe Tolverbond moest vereenigen, heeft Uwe Maj. Hare verlichte deelneming bewezen, aan al hetgeen de ware materiele belangen des Groot- Hertogdoms geldt. Uwe Maj. heeft tevens begrepen, dat de zedelijke be langen der ingezetenen, zoo wel als de staatkundige waardigheid van den Grooc-Hertogelijkeo Kroon, hec geboden,dit land aan allen vreemden invloed te onttrekken. „Door die gedenkwaardig besluit, Uwe regten en die Uwer onderdanen handhavende, heeft Uwe Maj. een sprekend bewijs gegeven van Hoogstdes. zelfs verlangen, onze handelsbetrekkingen en de belangen der nijverheid te vestigen op de grondslagen van een nieuw handelsverdrag met de naburige Staten en op eene toenadering, tot welke onze belangen ons meer stellig nopen. „Uwe wijsheid strekt ons tot waarborg, Sire, dat Uwe Maj., ten einde zulk een gewigtig werk te kunnen volbrengen, zich zal gelieven te doen voorlichten door mannen van de meest mogelijke naauwgezetheid en op wie geen vlek hoegenaamd kleeft, en dat door de instelling van eene Kamer van Koophandel voor het Groot-Hertogdomdit groote voordeel aan het Land en deszelfs geliefden Souverein zal verzekerd worden. Bii| de hernieuwing van dezen wensch, gelieve Uwe Maj. ons te ver. gunnen ook dien daarbij te voegen, dat het Uwe Regering moge behagen, in spoedige en ernstige overweging te nemen de noodzakelijkheid van het wijzigen van het provisionele tarief, waaraan wij onderworpen zijn, en zondet welker zoo onverwijld mogelijke hervorming voor hetgeen de daarin voörkóffiélicle tirtokkehde bejjalingëli betreft, het Land in den öSrff4gê1i;'kiH toestand zon blijven, waarmede wij sedert zoo langen tijd te worstelen heb* ben gehad. „Moge Uwe Maj. dezen wensch vervullen, welke ons het zedelijke zool wel als het stoffelijke belang des Lands tot pligt maakt, en moge Hoogst, dezelve verzekerd zijn, dat het aigeheele verderf van den handel het onver, mijdelijk gevolg zou wezen van de voortduring der thans heerschende ordé van zaken. De betrekkingen tnsschen den Pauselijken Stoel en de Portugesche Re. gering zonden nu bepaald geregeld zijn, en er reeds een Gezant van dé laatste te Rome zijn aangekomen. Men meende dat Capaccitii uit 's Gra. venhage als Pausselijk Gezant naar Lissabon vertrekken zou. GROOT-BRITANNIE. Londen den 22 September. Het Lager-Huis houdt zich thans bezig mee beraadslagingen over eenige hoofdstukken der begrooting, de gewone dienst betreffende, welke allen met eene groote meerderheid worden aangenomen. De heer Crawford had wel verlangd, dat over het toestaan van gelden niec zou beraadslaagd worden, voor er onderzoek zou gedaan zijn naar de oorza. ken en uitgestrektheid van her gebrek, waaronder de mindere standen gedrukt waren, doch dac voorstel is met de aanzienlijke meerderheid van 136 tegen 22 stemmen afgekeurd. Een ander lid wilde weten, hoe lang de Ministers het plan hadden hec Parlement te prorogeren. Lord Peel heeft daarop een onbepaald antwoord gegeven, zeggende, dat dit van omstandigheden zon afhangen. Verder heeft Lord Peel aan het Muls de verzekering gegevendat hij tegen de volgende bijeenkomst van het Parlement een maatregel ontwerpen zou tot betere registratie der stemgeregtigden in Ierland, welite maatregel door Lord Peel in het vorige Parlement reeds in omvraag gebragt, doch toen on. afgehandeld gebleven is. De Graaf de St. Aulaire, Gezant van Frankrijk bij het Engelsche Hof, is te Londen aangekomen, Er zijn reeds twee schepen met ladingen thee uit China gearriveerd welke het, benevens onderscheidenen anderen, aan Kapitein Elliot gelukc was te bevragten. In Engeland heeft men een zuinig en roordeelig middel uitgedacht en met goed gevolg in werking gebragt, om de kamerkleeden te vervangen. Men neemt eenvoudig fraai geteekend en gekleurd behangselpapier, plakt dit op den vloer en legt er eenige lagen gom-elastiek vernis ovetwaardoor deze nieuwe soort van tapijt, glad en glinsterend als een spiegel, en, wac meer is, voor het water ondoordringbaar wordt. In plaats van gedrukt kan men gebruineerd goud papier bezigen, waardoor de oppervlakte eeneri metallieken weerschijn verkrijgt, die eene fraaije uitwerking doet. Dit tapijc kan men, even ais eene marmeren tafel, met water schoonmaken, zonder oe minste voorzorg te gebruiken. Van gekleurd papier komt de vierkante el op i8j cents, en van zilver of goud papier, op a.50 h f 3.75. F R A N K R IJ K, Parijs den 24 September. Men wil weten, dat er onderhandelingen zouden gaande zijn over een huwelijk van den Hertog van Aumale met de tegenwoordige Koningin van Spanje, IsabellaII-, zoodat de Hertog alsdan zou strekken om den band, die beide Vorstelijke famielien aaneenhechten, nog vaster te vereenigen. Het Hof der Pairs, om, volgens het bevelschrift des Konings, den aanslag tegen de Hertogen van Orleans, Nemours en Aumale te oordeelen heeft reeds eene zitting gehouden. De woelingen en zamenscholingen hebben in Parijs geheel opgehouden. De gewezen Spaansche ('Koningin-Regentes heeft dezer dagen den Spaanschen Gezant bij zich in gehoor ontvangen. Be'igten uit Duitschland spreken thans formeel het gerucht tegen, als of de Hertog van Bordeaux, ten gevolge van den val van zijn paard, waarbij hij hec sleutel- of dijbeen gebroken had, overleden zou Zijn. Op het einde van Augustus II, bevond zich de Fransche zeemagc in den volgenden staat: Zeven oorlogschepen van 120 stukken, van welke slechts 4 gewapend en 3 nog In constructie zijn; 13 oorlogschepen van loostukken, van welke 2(gewapend en 11 in opbouw; 17 oorlogschepen van 86 a 96 stukken, vart welke 7 gewapend, 1 ontwapend en 9 in constructie zijn; 9 oorlogschepen van 80 stukken, van welke 7 gewapend en 2 ontwapend zijn. Dit bedraagt in het geheel 46 oorlogschepen, van welke 20 gewapend, 3 disponibel en 23 in constructie zijn. Onder deze laatsten zijn 14 oorlogschepen tot hec gedeelte opgebouwd, en zullen vóór het einde van het jaar gereed zijn. Aan fregatten bezit Frankrijk: 17 van 60 stukken, 5 gewapend, 3 disponibel en 9 in constructie; 18 van 52 stukken, 8 gewapend, 3 disponibel en 7 in constructie; eindelijk 12 fregatten van 46 stukken, waarvan 8 gewapend, I disponibel en 3 in constructie; in het geheel, derhalve, 47 fregatten, waarvan 21 gewapende, 7 disponibel en 19 in consiruccie. Onder de 31cor- vetteu telt men 22 gewapende en 9 disponibele onder de 53 brikken van 20 en 14 stukken, 37 gewapende, 8 ontwapende en 6 in constructie lig gende, die niet vóór 1842 kunnen van stapel loopen. Buitendien telt de Fransche zeemagt 81 kleinere flottilje-vaartuigen, betzij gewapende of dis ponibele, voorts 55 Iandings-vaartuigen eindelijk 42 stoomschepenwaar- van 8 nog in conscruccie liggende, 4 in 1841 en 4 in 184a van stapel te loopen. Krachtens bijzondere besluiten zullen nog buitendien gedurende dit jaar gebouwd worden 3 fregatten van 40 stukken en 4 stoomschepen, van welke 3 van 450 en 1 van 222 paardenkracht. PROMOTIE aan de LEYDSCHE HOOGESCHOOL. Den 23 September, de Heer J. C. G. Evers, van 's Hage, in de Medicijnen, na dé verdediging zijner Dissertatie: continens Brevem Conspcctum Morborum koe anno in clinici Cl. Pruys van der Hoeven Observatorum MENGELINGEN. kap,El-jan aan de graven van upsala. Geen deel van Zweden biedt den oudheidkenner meer gelegenheid tot studie aan, dan de provincie Upland. Deze landstreek, waaromtrent de geschiedenis en de Noordsche mythologie eene zoo levendige belangstelling inboezemen, heeft talrijke sporen van de heidensche tijden behouden. Men vindt er nabij het dorp Mora de vermaarde steeoen, bekend onder den naam Mora-stenar, waarop de oude Zweedsche Koningen gekroond en aan het volk voorgesteld werden. Dezelve bezit eene menigte Runische halve zuilen en is niet minder vermaard door hare grafhoogten, nederige gedenkteekenett van keizand, als eenig sieraad met graszoden bedekt, en welke, zoo men verzekert, de asch der eerste Scandinavische Koningen en half-goden bevat. Het is midden in de uitgestrekte en vrnebtbare vlakte van Upland, dab Ingoc-Frey, zoon en opvolger van Odin, den vermaardsten tempel van het Odi. nismqs oprigttemen vindc er hoogstens nog slechts de grondvesten van. Op deszelfs overblijfselenheeft het Christendom, aan den voet zeiven der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 3