T U R K Y E.
flat daarover in géval van oorlog, met eenig uitzlgt op goed gevolg, kan
worden beschikt.
Dit alles in het oog houdende, en we! bijzonder lettende op art. 202
der grondwetvolgens hetwelk de Koning zorgen moet dat er t.en allen tijde
eene toereikende zee- en landmagt onderhouden worde, meent men, dat de
sterkte der onderscheiden wapencorpsen van het leger niet voor verdere
vermindering vatbaar is, als zijnde het voorname doel toch geen ander dan
de verdediging, in tijd van nood, van den vaderlandschen grond De mo.
gelijkheid moet dus bestaan, om dit doel te bereiken. De berekening van
her benoodigde, om in geval van oorlog ten minste die hoofdpuiiteïï té be
zetten, die zulks volstrekt vorderen, en eenige magc bijeen té boneen om
zich tegen over den vijand te stellen, of buitengewoon bedreigde plaatsen
te buip te komen, heeft tot grondslag gestrekt van de thans bepaalde sterkte
en der gegeven organisatie aan het leger."
Omtrent de organisatie worden vele bijzonderheden aan de Kamer mede
gedeeld, en gezegd dat het aantal manschappen, hetwelk m vredestijd voort
durend onder de wapenen mag worden gehouden, ternaauwernood toereikend
is om de dagelijksche dienst te verrigten.
Overigens wordt gezegd, dat het cijfer voor oorlog, met 1 Januari) 1840
vastgesteld, ruim 14 millioenen bedroeg; dat de vermindering tot 12 railii-
oenen grootendeels op het personeel van het leger gedrukt heefc en heeft
moeten drukken, en dat het verleenen van veelvuldige pensioenen het on
vermijdelijk gevolg daarvan geweest is.
Wijders wordt opgemerkt dat, bij de tegenwoordige organisatie van het
leger, de strijdkrachten inderdaad zijn vermeerderd, door het grooter aantal
vrijwilligers, in de zamenstelling der corpsen opgenomen, en de kosten voor
het personeel aanmerkelijk zijn verminderd; dar de ingezetenen eene belang
rijke verpligtiug zullen vinden in de bepalingen, volgens welke de miliciens
die voor de vroegere organisatie, in lijd van vrede, gedurende hunne vijf
jarige dienstpligtigheid15 maanden onder de wapenen moesten wezen,
thans, bij vrede, slechts 7 maanden werkelijke dienst zullen te verrigten
hebnen.
De Regering zegt, dat op de kosten voor het departement vermindering
plaats heeft; dat het lot veler officieren op eenen voegzamen voet moest
worden verzekerd; dat het houden van eene naauwkeurige en volkomen
contróle op het werkelijk aanwezen der paarden, waarvoor de fourrages
moeten betaald worden, onuitvoerlijk is, en dat men hier wel vertrouwen
moet schenken.
Op den generalen staf en de officieren der administratie acht men, in ver
houding tot de sterkte van het leger en tot de diensten, die zij te verrigten
hebben, geene verdere vermindering raadzaam of doenlijk. De siaf der ar-
tillerie is op het minimum gebragt.
De verlangde vermindering der rijdende artillerie van 7 tot op 4 batterijen
mag met regt voor ondoenlijk worden gehouden. De veld-artillerie is reeds
van 12 op 8 batterijen gereduceerd; verdere reductiên zijn dus onraadzaam.
Ook bij de genie is reeds veel bezuinigd en verminderd. Eene verdere «er.
mindering van het wapen der cavaiierie wordt volstrekt onraadzaam geacht.
Zij telt slechts 4120 paarden, en is dus inderdaad reeds te gering, in ver.
geiyking met de sterkte der andere wapenen. Het corps marechaussée
hoe gewigtig in vredestijd, is echter voor het departement van oorlog van
zeer weinig nut.
De opheffing van de stoeterij te Borculo wordt toegegeven.
De nadere toelichting van het uitgetrokkene voor reiskosten vindt men
onmogelijk.
Ook omtrent, de bedenkingen betreffende de marine, is geantwoord. De
veronderstelde neiging tot uitbreiding bestaat niet, zegt de Regering, Wei
bedraagt de begrooting ruim ƒ11,000 meer, ooch dit is ontstaan door de
voordragt van eene som voor het departement van koloniën, dat voor ge.
lijke som is verminderd.
Er zijn wijders voortschreden gemaakt in de vermindering van het getal
vaste werklieden op de etablissementen. Die verminderingen zullen stelsel
matig worden voortgezet. In het administratief personeel der werven zul.
len organieke bezuinigingen worden daargesteld. De overweging der vraag,
hoedanig het etablissement te Vlissingen in het welbegrepen belang van het
Rijk zou behooren te worden ingerigtdient afhankelijk te blijven van de
aflooping der vijf thans aldaar op stapel staande bodems.
De bepalingen, nopens het loodswezen, zullen tot het onderwerp van een
algemeen onderzoek worden gemaakt, zoodra het loodswezen op de Schel
de, in verband met het tractaat van 19 April 1839, cp saste grondslagen
zal zijn gevestigd.
Den 1 Jnnij 1841 bedroeg het getal werklieden op 's Rijks werven 2609,
zijnde 515 minder dan het jaar te voren, waarvan 160 behoorden tot het
etablissement te Willemsoord,
Sedert verscheiden jaren zijn geene groote schepen op stapel gezet. Die
welke op de hellingen staan, worden langzaam voltooid. Hoezeer het nog
niet uitgemaakt is, zegt de Regering, of de verandering, die zich alom in
het voeren van den oorlog ter zee schijnt voor te bereiden, ten gevolge
hebben zal dat men zich uitsluitend of grootendeeis van het stoomvermogen
zal bedienen, en dat men meer en meer zal uitgaan van het beginsel, dat
de waarde der wapening meer afhangt van het caliber, dan van het getal der
stukken geschut; en hoezeer dan ook, in de nog bestaande onzekerheid
door de meeste Zeemogendheden wordt voortgegaan me: hes bouwen van
zeil-ooriogscliepen van groot charter, zoo blijkt uit hetgene ia hst begin
van dit antwoord is gezegd, dat men ten deze bij ons de voorschriften eener
doelmatige voorzigtigheid volgt. Men voltooit hetgene reeds voor eenige
jaren begonnen wasmaar zorgt om bjj nieuwe constructie het oude te ver.
mijden.
De groote afstand onzer Overzeesche Bezittingen zal welhgt verderen
dat Nederland langer zeil-oorlogscbepen zal behoeven dan andere volken
maar ook bij de zamenstelling van deze zal, in verband tot de in ds ofdee-
lingen gemaakte aanmerking, gelet worden op hetgene onze staatkundige
positie meer bijzonder vordert, met vermijding derhalve van eene ondoelma.
tige navolging der volken, die het bezit van een atntai schepen van het eerste
charter steecis tnogten blijven beschouwen als een noodwendig bestanddeel
van hunne milita re marine.
De voorraad der marjne is niet ruim, als een gevolg van de karig bedeelde
marine-begrooting; zijnde op den j Julij 1841 de totale sterkte der marine
in werkelijke dienst 5337 hoofden, zoowel officieren, onder-officieren en
matrozen, als geëmoarqueerde mariniers.
Bij de beantwoording op de aanmerkingen omtrent het Departement van
Financien wordt onder anderen gezegd, dat de daarstelling van de leening
van 18 millioenen, bij de wet van 27 December 1840 toegestaan, in het
belang der Schatkist, zoo veel mogelijk is verschoven.
Wat het bedrag der werkelijke schuld aangaat, op 10 Junij 1841 was in
het grootboek der 2J pCcs. nationale werkelijke rentegevende schuld inge.
schreven ƒ768,862,000; hierbij komt nu het kapitaal, vereischt ten gevolge
van den maatregel nopens de uitgestelde schuld, te weten ƒ71,396,032;
dus gezamenlijk kapitaal 840,258,032 en jaarlijksche rente 21,006,450.80.
De Regering kan niet toegeven, dat nopens pensioenen geen verkregen
regten zouden bestaan.
Wat het pensioen van den heer van Gobbelschroy betreft, het is de Mi-
nister van Financien die, door het con:rasigneren van het besluie daartoe, er
de verantwoordelijkheid van op zich heeft genomen.
Het pensioen is verleend, zegt die Minister, omdat de heer van Cobbel
schroy, die aan de Regering steeds getrouw gebleven is en, naar aanleiding
van hec tractaat van Londen, verkiaaid heelt Nederlander te blijven, op
grond van bestaande verordeningen, daarop legtuiatige aanspraak had; ander
deels, omdat door die toekenning eene besparing van 3000 wordt verfcre.
gen, hebbende genoemde heer voortdurend 9000 genoten. De vergunning
van het alzoo toegekend pensioen buiten 's lands te verteren is bij wijze van
uitzondering op, maar geenzins in strijd met de bestaande verordeningen
gegeven, tén einde tot geen voedsel te vers-rekken aan het vermoeden, dat
bet oponthoud alhier van dien gewezen staatsdienaar met eenigerlel staatkun
dige bedoelingen of pogingen in verhand zou staan.
Zijne Maj. heeft benoemd tot Ridder der orde van den Nederlandschen
Leeuw den hèer P. J. J, MFauckey te Rotterdam en tot Ridder der Miii
taire Willemsorde 3de klasse, oen Baron Carl von Culmbach, Colonel in
ÏJoitenrijksche dienst, zich thans in *s Gravenhage bevindende.
Aan den Generaal Trip zou, op zijn verzoek, pensioen zijn toegelegd.-
Heden avond heeft in den Koninglijken schouwburg het aangekondigde
tweede concert van den heer Rubi.ni en Mevrouw Persiani plaats gehad,
Vcortreffoüik hehhen zij gezongen, en zij zijn met de meeste geestdrift
toegejuicht. Onderscheidene stukken werden door het opgetogen publiek
ten tweeden male gevorderd.
HH. MM. ae Koning en Koningin, alsmede H. K. H. Prinses Sophie
hebben het concert met Hoogstderzelver tegenwoordigheid vereerd.
Het heeit Z. K. H. den Prins van Oranje behaagd, aan den heer Ré.
vialeersten tenor van den Koninglijken Franschen schouwburg alhier, en
die, eenigen tijd geleden, de eer heeft gehtd zich op het paleis van Z.K. H.
te doen hooren, een kostbaar heicostume der XVI eeuw ten geschenke
te geven.
De heer Baron van der Cape'.ler., oud Gouverneur-Generaal van Ne.
deriandsch-Indiê, heeft dezer dagen deze Residentie bezocht, is- een en
andermaal bij Zijne Mai. den Koning toegelaten, heeft ten Hove gedineerd,
■maar is thans reeds wener naar Utrecht vertrokken. In de tegenwoordige
omstandigheden is daamoor bij velen de gedachte opgekomen, dat de por-
teieuille van Bnirenlandsche Zaken dien Staatsman opgedragen zou zijn;
zeiis heeft het gerucht zich verspreid, dat die werkelijk door hem zou zijn
aangenomen. Anderen meenen echter redeu te hebben cm, voor als nog
althans, hieraan te moeten twijfelen.
De beeren Dams, Servais, Jurion, Filrij en Pitcattreleden der Com.
missie uit het Groot-Hertogdom Luxemburg, die zich, sedert eenigen tijd,
in deze Residentie bevindt, hebben gisteren de eer geDOten, aan de Ko-
ninglijke tafel te worden toegelaten.
Van wege het Ministerie van Marine en Koloniën is bekend gemaakt,
dat ter Secretarij van het Ministerie van Marine en Koloniën, en bij de di.
rectien der Marine te Amsterdam, te Rotterdam en te Vlissingen, verkrijg
baar is gesteld, eene nieuwe Kydrographiscbc kaart der Texelsche zeegaten
en vaarwaters, opgenemen in bet jaar 184c, in twee bladen, met de daarbij
behoorende beschrijving, en zulks te zareen voor een prijs ven 2,25, ter-
wijl de beschrijving afzonderlijk voer 25 cents kan worden verkregen.
Te Scheveningen zijn de heeren Med. Doet. J. van Reneise en de Ge-
nees- Heel- en Vroedmeester P. J Hencternntabeide aldaar gevestigd,
voornemen; om, in navolging van zoo ve!ï inrigtingee, als van dien aard in
de laatste jaren in ons Vaderland uijn tot stand gebragt, op te rigten eene
Maatschappij voor Genees- en Heelkundige hulp. Dcor die inrigting zal
dus ook in het volkrijke Scheveningen aan de lijdende menschheid gelegen,
heid worden gegeven, op eene min kostbare wijze, geneeskundig te wor.
den behandeld. Bij velen ontstond reeds lang de vraag, waarom in dat ge.
deelte van's Gravenhage nog niet was teproefd, hetgeen elders met zoo
veel vrucht was gevormd. De zaak zelve werdt zeer toegejuicht, en men
wenschtdat het werk der stichtersmet een goed gevolg zal wordeu bekroond.
Nog meldt men van daar dat er drie pinken, ter Stenrharing-visscherij
uitgerust, met eene redelijke lading van de Engelsche kust zijn teruggekeerd.
De berigten door de visschers medegebragt, luiden niet ongunstig. Het is
te hopen dat zich het goede vooruitzigt zal verwezenlijken, vermits de
visscherij gedurende dit jaar, over het algemeen, nadeelig is uitgevallen.
De pink, die het grootste getal haring medegebragt heeft, ic van den ree.
der J, Hoogenraadzijne lading bestend uit 60,000 stuks.
Bij akte op den ióden dezer te Amsterdam verleden, L eene vennoot,
schap aangegaan tusschen den heer A. J. J. da Leutre dc Gnyenacrd, van
's Gravenhageais commanditair vennoot, en den heer R. .7. w. Bennet,
koopman en scheepsreeder te Amsterdam als handelende vennoottot hec
vervaardigen en verkoopen van coestelien ter overhaling en zuivering van
zee- en ander water aan boerd van schepen, geoctrooijeerd door Zijne Maj,
den Koning, bij besluit van u Anguctus 1841 n°. 77, onder de firma T,
Bennet en Corip., welke firma alleen door laatstgenoemde zal worden ge,
ceekend, aanvangende op den dag van hec verleeden van de overeenkomst,
en eindigende 18 Maart 1863.
z. K. H. Prins Hendrik heeft zich .near Soectdijk begevenom aldaar
eenige dagen door te brengen.
De beurtman van Harderwijk op Amsterdam is In den nacht van den
oosten dezer overzeild geworden, ten gevolge waarvan dat vaartuig is ge
zonken, doch het scheepsvolk en de passagiers door een visscher gered.
De beurtman van Kampen op Amsterdam, welke van het ,feit verdacht ge.
houden werd, heeft reeds eene bekendmaking in de bladen doen plaatsen,
dat hij van hetzelve niet te beschuldigen is, zoo als het onderzoek in de
zaak zou leeren,
Te Zierikzee is den 23sten dezer de schuur van den landbouwer
Giljarn, geheel gevuld met hooi en granen, eene prooi der vlammen, den.
keiijk ten gevolge van het brceijen van het hooi, geworden. De boel was
gelukkig verzekerd.
De Generaal-Majoor Coc'iijs, Commandant van het Oost-Indisch leger,
heeft, onder dagteekening van 5 Mei, eene dagorder uitgevaardigd, waarin
het manmoedig gedrag der officieren en militairen bij de toen onlangs gedemp-
ten opstand op Sumatra, met veel lof verheven wordt.
De Porte bewerkstelligt eene groote vermindering in ambtenaren, dit
bijna niets te doen hadden en dus geen nut aanbragten, en toch hooge trac.
tementen trokken,
De kleinzoon van Mehemeè-AHSaid-Bey, zou aanzoek gedaan heb
ben om de hand der jeugdige Turkcche Prinses Adlich, thans 11 jaren oud,
en dat verzoek door den Sultan gnnstig opgenomen zijn.
Uit Alexandrie wordt gemeld, dat Mehemed-Ali zich op alle gehelmi
en listige wijten verzette, tegen de uitvoering van den Hztti-Scberif. Zul
moet hij, volgens denzelven, a'rle Syrische soldaten uitleveren, dienogonda
zijne vanen dienen; en hoewel r,n dat getal op 12 4 15,000 geschat wordt,
geeft hij echter voor, dat er niet meer dan 4000 zijn en de overigen zijl
omgekomen |of weggeloopen. Hij moet thans uiet zeer Engeischga
zind wezen.
DUITSCHLAND.
Zijne Majesteit de Koning van Pruissen heeft aan den Oostenrjjkschen Ml
nister van Staat en Voorzitter der Duitsche Bondsvergadering, den Graaf»
Munch Bellinghausende orde van den Rooden Adelaar iste klasse met bril
lanten geschonken.
Zijne Maj. Koning Willem, Graaf van Nassau, zou den winter wedero!
te Berlijn doorbrengen. Men hechtte te 'Berlijn geen het minste geloof
het verspreide geruchtdat de Graaf tmr Nederland zou komen.