A". 1841. LEYDSCHB WOE NS DAG, -• - V' 4 COURANT. 15 SEPTEMBER. NEDERLANDEN. Ley den, 12 September. Uit *s Gravenhage meldt men van den j3«e-i dezer: In de zitting van de fwecde Kamer der Sta en-Qencraal van lieden, waarin Ril. Kicc. de Ministers Van Kinancien, van Justitie en van Marine en Koloniën tegenwoordig waren, en welke door al de leden der Kamer bijgewoond werd, is ingekomen cene mis sive van Zijne Exc. den Minister van Biunenjandsclie Zaken, waarbij door Zijne fixe. op last des Konings, eene conceprwtt wordt aangeboden, weike ecnige transitoiie bepa lipgen vpor het Hertogdom Limburg behelst, en zulks in verband tnct art. 6 der grond wet, betrckkclyk de oefening van liet stemregt in de steden en ten platten landeenz. Vcrzendidg aan de afdeclingen. Uit de aanbieding van dit wetsontwerp blijkt, dat de Regering van de dadelijke be handeling der oiJangs voorgedragen ontwerpen, nopens het stemregt, die algemeene bc palingen voor het gehcelc lltjk bevatten, heeft afgezien. Aan de Kamer wordt nu!d_c gedaan van het geschrift van den heer L. Druckerbehel zende staatkundige en financiële beschouwingen enz. Plaatsing in de boekerij Daarna zijn de beraadslagingen geopend over het ontwerp van wet, houdende eene Instructie voor de algemeene Rekenkamer Negen leden hebben over dat ontwerp heden het woord gevoerd, waarvan zes bepaalde lijk tegen, een voor hetzelve, terwijl twee leden nader hunne siein zouden bepalen. De voordragt is bestreden door de licercn dc Manvan AkerlakenLuzacde Hacker yan Rechtercn en Bruce. Zij erkennen, dat de voordragt groote verbeteringen tichelst wanneer uien' dezelve vergelijkt met de tegenwoordige bestaande wet op de Rekenkamer. Zij geven toe dat er in de voorgestelde instructie vele hoogst nuttige bepalingen Wor den 'aangetroffen. Maar zij gelooven tevens, dat de voordragt nog vele'gebrekkige be palingen bevat of in vele opzigten nog onvolledig is, en zij komen alzoo tot het besluit du de aanneming der voordragt onraadzaam is. Hier toch geldt het eene wet, merkte men aan, die niet voer een jaar wordt vastgesteld, doch die voor het minst, naai men ver trouwt, voor éeue reeks van jaren worde daargestcideene wet, waarvan dc toekomstige r.gting en het eerlijk be'icer van 's lands gclduiiriueienhet zuinig en wettig gebruik der uitgaven, de behoorlijke verantwoording der ontvangsten afhangt. Zij voeren aan, dat eene zoodanige voordragt zoo na mogelijk aan de volmaaktheid moet grenzen en dat men haar-moet afstemmenindien zij niet al die waarborgen bevatwelke men met grond dkarin verwachten mag. Bij de heoordcclii.g van een wets ontwerp, kunnen'geene rede nen "buiten de voordragt meer in aanmerking komen. Zij vermecnen, dat dc lessen der ord'.rvindihg voor dc Kamer niet verloren behóoren te gaan, en datwanneer die zich herinnert, niet welk eene kwistige hand men onder dc vorige Regering is te werk ge gaan, welke onwettige handelingen er gepleegd zijnwat de uitslag daarvan geweest is, dit men met \ien oiïgelukkigen staat B. voor den dag is m-«eten köinei)wanneer men zich V-lijm herinnert, wat er inet de fondsen van den Arnhenischen spoorweg en met de Mi.r.r.jhappij *aiL Weldadigheid is voorgevallen; men alsdan dubbel voorzigtig behoort tc -"ezep en voor tc komen, dat dc terugkeer op dién ouden, ongclukkigcn weg voor al rijd onmogelijk wordt gemaakt Men heeft, zei men, wel geene de minste reden, 0111 de "tverve Regering of den Minister van Financiën te mistrouwenmaar 1.iet altijd zijn dezelfde bewindslieden aan liet roer van het schip vaii Staat; niet altijd worden zij door deuztlfdén gids geleid;, tn uit dien hoofde .he rijpen zij 'voor de toekomst te moeren waken en zorg tc draden, int de terugkeer op den ouden weg voor altijd onmogelijk zij. Na dc algemeene bc-chouvvingenwaartoe dit- wets'-"ontwerp- aanleiding geeft, ismen overgegaan toi de omwikkeling-'der bedenkingenweike men nog tegen de voordragt heeft, en welke hierop nederkomenI. Men wcnsciit, dat na dc verevening der uitgaven cn de coiurolering der ontvangsmir door de Rekenkamer, dat werk der Rekenkamer, aan de b ••«■wdeeling der Staten-Gcncraal zou worden onderworpen eb deze bij eene wet de finale aisK.ifi .-! van ccn cn ander zouden bekrachtigen; il. Men verlangt, dat de Oost-Indische peliimuL.elen aan de Rekel.kamer bekend gemankt e.11 aan hare cpntróle- onderworpen Z'mt-en worden; zij doen zien, 'dat de gcheele beschikking over die gelden, de facro in handen der Regering'gebleven is; 111. men verlangt, dat aan de leden der Staren-Gene raal het regt.wordt veneend, om inzage van stukken of bescheiden, ter Rekenkamer berustende, ie vragen; iVVMcti verlangt, dat de Secretaris van de Rekenkamer, doorden Koning worde benoemd uit eene lijst van dr.e Kanuidaten, door de Rekenkamer zelve op te maken, of dat dc Rekenkamer ten minste liet regt hebbe eene lijst van drie per sonen op te geven, die, baars bedunkens, voor die betrekking in aanmerking konden komen; V. men. verlangt dar aan de Rekenkamer het regt wórdt verleend, om, evenals tic Hooge Raad der Nederlanden, cene lijst van zes of van drie personen aan de Tweeden KatM'C aan te bieden, die door de Tweede Kamer, bij het opmaken eener lijst van drie kandidaten, tot aanvulling eener opengevallene plaats in de algemeene Rekenkamerin aui.uerkme zouden kunnen worden genomen; VI. men dringt aan op liet daar stollen van het visa der iihgn en dóór de Rekenkamer, vóór dit dezelve werkelijk plaats hebben; Vli. -yen verlangt, dat er eene behoorlijke toezigc op 's Rijks schatkist wordt daargesreld dat de tekenkamer ook de rekening van 's Rijks kas zal opnemen, en dat de agenten van den Rijks kassier aan dc Rekenkamer rekenpligtig worden gesteld; enz. De heer 'de Man ziet zichna rijpe overweging, tot zyn leedwezenverpligt zijne goedkeurende stem aan de voordragt te weigeren. F.enc wet op de Rekenkamer is geene gewone wet; zij is de grondwet van finantiëel bestaandie eenmaal vastgesteldook vastgesteld moet blijven, en, buiten de hoogste noodzakelijkheiddan ook geene verandering moet ondergaan. De spreker heeft het daarom afgekeurd, dat er in dc ze voordrage zoo vele bloot reglementaire bepalingen voorkomen-, waaronder de constitutionele beginselen als bedolven zijn Leert de onder vinding later hetgebrek kigefvahzoodanige reglementaire bepalingen kennen, dan is verbe- tcnug vécl "bezwaarlijker, dan wanneer die in een zoogenaamd reglement van orde waren vo «rgcschreven. Maar er zijn nog andere gebreken, waaromtrent de spreker niet met zichzelven heeft kunnen transigeren Gaarne gelooft hij dat de Regering ter goeder trouwe is te werk g:gaan met het opstellen van dit ontwerpdoch bij hei oordeel over hetgeen in een w^sóntwerp coed of kwaad is, komt dit nimmer te pas. De aard van deze wet brengt trouwens mededat mistrouwen geoorloofd ja pligt is. Onwettige handelingenkwade praktijken moesten door middel van deze wet geweerd worden. De mogelijkheid daarvan moet aangenomen ja op den voorgrond gesteld worden. En waarlijk, zegt de spreker, wanneer men de ondervinding van het voorledene raadpleegt, fc het i-iet noodig veel van zijne verbeelding daartoe te vergen De redenaar treedt nu in eene beschouwing der voordragt. Hij hoopte dat door het verslag, bij art. 14 bedoeld, geenszins dat verslag zal gemeend zijn, bij art. ia^der grondwet voorgeschreven. Dc uitdrukking van het resultaat van de uitkomst van werk zaamheden, kwam hem onmogelijk voor, doch de uitlegging, die de Regering al dade lijk bij deze gelegenheid daarvan gaf, maakte veel indruk op hem. Zij scheen de ken nis van de Staten-Generaal te willen bemoeijel ij ken. Zij weigerde volstandig om te vuldoen aan liet verlangen der afdeelinsendat in het bijzonder de voordragten en mede- dcclingen, bij art. 15 bedoeld, in het verslag zullen worden opgenomen. Zij wil zelfs aan dé leden der Staten-Generaal het vermogen niet toekennen tot inzage van de beschei den ter griffie van de Rekenkamer, als zulks noodig wordt geoordeëld. Dit verslag en de rekening zijn nogtans de grondzuilenwaarop het verband tusschen de Rekenkamer en dc Vertegenwoordiging berust, waarop d.e algemeene kennis gebouwd zal worden, die de Staten-Gcncraal over 'slands geldelijk beheer moeten dragen, willen zij aan hunne gewietige pligten voldoen Alle denkbeelden tusschen de Regering en de Rekenkamer gewisseld behoeven hierom 3og niet ter kennis van de Vertegenwoordiging te worden gebragt. Maar het staat aan c Vertegenwoordiging niet vrij, afstand te doen van een regt, hetwelk zij bezit, often minste de uitoefening van dat regt, aan het oordeel van een ander gezag (hier de Re kenkamer) over te laten. Van nog grooter belang acht de spreker de weigering der Regering tot het verlecnen van eenig£ de minste contróle aan de Rekenkamer on de ontvangsten uit 's Rijks Over- zceschc Rezittingen. Alles is ongedaan werk, wanneer dit vereisebte niet wordt toege geven. De noodzakelijkheid daarvan te betoogenacht de spreker overbodig; de be ruchte staat B ligt voor Hun Ed. Mog., het verslag nopens de handelingen met de Maaischappij van Weldadigheid ligt nog versch in hun geheugen. Op *s Konings opperbestuur behoeft hierom geen inbreuk te worden gemaakt. Boven dien arr. 59 der grondwet verlangt dat het batig slot van de inkomsten der Overzecsche Bezittingen bij de wet zal worden geregeld. Die wet zal dan toch wel gegrond moeten 7.ijn op vaste en erkende grondslagen, en op de kenni» daarvan hebben de Staten-Gcne- r~nl regt. Zoodra de gelden onzer volkplantingen in producten of in specie, in het Moederland zijn gekomen, vallen zij onder het bereik van art. 200 der grondwet. Dc zaak is van het allergrootste belang. Men bedenke toch dat de uitgaven in de voorgemelde begrooting voor een zesde gedeelte uit de koloniale middelen moeten gedekt worden, die geheel globaal, zonder eenig bewijs of grond van berekening, op t2 mil* lioenen worden geraamd. Dc voorafgaande verrekening (art. 25) alleen toe te passenals het nut der zaak het medebrengt, is deze bepaling tot nul terug te brengen. Men -bepaalt nier eens wit over het rut zal oordeelcn. Overigens is bet vroegere sielsei van voorbetalingenverstrekkingen in mindering verstrekkingen der goede rekeningvoorschotten en welke benamingen men al meer aan treft, by behouden. Waarom zulk een stelsel hier tc lande, als bij uitzondering, gehand haafd? De Rekenkamer moet vooraf weten of eene betaling geschiedt. Het middel daartoe is liet visa. Daarmede bedoelt men geene andere medewerking^ dan dat ook de Re kenkamer op hare regist rs de eenvoudige daadzaken aaiueekene, cn op het stuk zelve conotatere, dat zij «jat mandaat gezien heeft. De verantwoordelijkheid, de wettigheid enz. blijven daardoor nog in het midden. Zonder deze contróle blijft de wijde deur geopend voor die ullooze vroegere ongewettigde betalingen, die dagelyks meer en meer aan het daglicht worde gebragt. De spreker komt nog op tegen het gebruikom eene op zicbzelve staande met cene algemeene som aan te wijzen, die voor alle onvoorziene uitgaven zal moeten dienen, en daarop betalingen op die som als geheime uitgaven te justificeren. Na deze punten ontwikkeld te heuben, zegt de redenaar: Hoe dringend noodzake lijk, moge ik mijne hand niet leenen aan een werk, hetwelk ik in de hoofdbeginselen als gebrekkig beschouw: ik mogt dit te minder doen, nu mij, in den korten tijd myner wetgevende betrekking, zoo vele handelingen kenbaar zijn geworden, die ik vroeger, in den kring van het private leven, als onmogelijk zoude hebben geacht, en waartegen eene goede wet op de Rekenkamer alléén ons beveiligen kan voor de toekomst Dc heer Luzac doet het gevaarlijke inzien, om, gelijk dit helaas! maar al te veel is geschied, onvolledige of gebrekkige wetten aan te nemen, waardoormen genoodzaakt wordt, om, 11a een kort tijdsverloop, op de zaak terug te komen. Deze onregelmatige wijze van handelen is oorzaak, dat de Kamer telkens op de oude zaken moet terugkomen. Laten wij, zegt net geachte liddan toch trachten de wetten zoo goed mogelijk tc ma ken. Hansten wij ons den goeden weg in te slaan, en in de voordragt die verbeteringen te brenten, die door de meerderheid der Kamer nuttig of noodzakelijk worden geoordeeld. Hij betoogt de noodzakelijkheid, dat het reglement van orde der Kamer worde herzien, waaraan men sedert lange werkzaam iszonder dat die arbeid tot dus verre eenige vruch ten heeft opgeleverd. Hij hoopt dat alsdan aan den gang der werkzaamheden zoodanige rigting gegeven worde, d.it er steeds van het verlangen der meerderheid van de Kamer duidelijk blyke. Dit is volstrekt noodzakelijk, indien men de Regering in de gelegenheid wil ütelicn aan de wenschen der Kamer, tot verbetering van eenig voorstel, te voldoen, llij vertrouwt, dat de Kamer iu hare eerstvolgende gewone zitting, dadelijk bij de her vatting,'haren werkzaamindenhet nieuwe reglement van orde der Kamer, afwerke. Sprekende over de voordragt zelve, somt ook hij op in welke opzigten dezelve nog oijvoMedig is. Ook hij gewaagt vai. het gemis der contróle van de Rekenkamer op de Oost-Indische geldmiddelen en oetoogt het nadeelige daarvan. Hij gelooft gaarne, dat tlians a.les opregt en eerlijk geschiedt, doch dit waarborgt de toekomst niet. Vooral behoort men zorg te dragendat de Oost-Indische geldmiddelendie tegenwoordig de sicun van ons geheel bestaan uitmakenniet aan altijd mogelijke onvoorzigtige handelingen worden prijs gc-gevcn Hij geefi het overigens toe, dat er veel afhangt van de mannen, die tot leden der Kekenkanur zu len worden benoemd,van hunne kunde, zelfstandigheid, onafhankelijkheid, eerlijkheid en goede trouw. Maar dit neemt niet weg, dat de wet, de grondslag van het coiiegie, goed behoort te zijn. Hy bejammert het, dat de goede bepalingen 111 het ontwerp vervat, niet dadeijjk tot stand zullen komen; maar hy twijfelt er, aan den anderen kant, niet aan, dat bij eene afstemming der voordragt, de Kamer onmiddellijk eerbiedig een voorstel aan den Koning zal aanbieden, waarin zij Zijne Maj. zal bekend maken met dc instructiewelke de Kamer aan de Rekenkamer wenscht te geven. ue heer van Reciteren heeft ook in het breede aangetoonddat de voordragt de hoofdbepalingen cn grondbeginselen eener goede wet op de Rekenkamer miste; dat zij niet de gevorderde waarborgen «>or een ftgtig beheer van *s lands geldmiddelen aanbood dat uc ...sts cliug dezer organisatie-wet van zeer veel belang was; dat zij eene van de grondzu-len vim het Staarsgc ouw uitmaakte, en dat het toekomstige goede beleid van 's Rijles financiële aangelegenheden daarvan afhing. Eene voordragt van wetdie nog zoo vele ilebreken bevat, als de onderhavige, kan hij niet aannemen. De h«.er Bruce acht het onverantwoordelijk, dat het ontwerp worde aangenomen, zoo lang het nog voor verbetering vatbaar is. Hy vraagt het, wat eene controle der Reken kamer zal baten, zoo lang nog de mogelijkheid bestaat, vele ontvangsten en uitgaven a.in bare controle te onttrekken. Hy meent dat de onafhankelijkheid van het collegie niet geheel en al in het oog gehouden >s. Hij gelooft niet, dat alle dc gelden, waarover de Minister van Finnntien het beheer voert, aan de controle onderworpen zullen zijn. Hij vermeent, dat het ontwerp maar ai te veel te wenschen overlaat. Al hetgeen het Rijks- kassierschap betreft, blijft aan dc contróle onttiokken. Er wordt niet voorgekomen d't andere, dan by de wet toegestane gt Identot Staatsuitgaven kunnen worden gebruikt. Er bestaan andere gelden, dan in de wetten der middelen vervat zijn, waarover door de Regering kan worden beschikt. Deze zijn behendig aan alle toezigt onttrokken. De Minister van Financiën is in het bezit van veie millióenen, waarover Zijne Exc zonder medewerk ng der Staten Geneiaal zal kunnen beschikken. Heeft dit plaats, dan zou het andermaal kunnen gebeuren, dat de wctgevinó geroepen wierd, om de daaruit onstane kosten aan te vullen Lr ue-taat wel geene de minste reden om dit van de Regering of van den Minis er van Financiën thans te veronderstellen, maar men moet voorzien wat gebeuren kan,eu hij zou het onverantwoordelijk achren, dat men willens en wetens cene wet aann.iiiiwaardoor dc mogelijkheid daartoe zou blijven bestaan. Wat aangaat de Oost Indische geldmiddelener is dienaangaande in de voordragt geen woord te vinden. Iniusschen heelt nou laatstelijk de o; verantwoordelijke en treurige geschiedenis van het- gren er met de Maatschappij van Weldadigheid is voorgevallen, geleerd, hoe slecht het geld bestierd is cn kan worden E11 daaruit mag men dan wel het gevolg trekken, dat het beheer over die geldmiddelen aan den Mirister voor de Koloniën niet alleen moet word.n opgedragen. Hei is er verre af, dat hij het opperbestuur over de volkplantingen van den Staat, bij art. 59 der grondwet aan den Koning opgedragen, zou willen verkorten, doch hij blijlt liet er voor honden, dat dc gelden of producten van de Indien, van het oogenblik al, dat zij zich 111 Nederland bevinden, Nederlandsch eigendom zijn en als oezittingcn van den Staat zijn te beschouwen. Mogt de Koning vermeenen, dat daarvan nog eenig deel ten behoeve van de koloniën moest worden gebruikt, wel nu, hij bevele zulks, doch al het overigewat er gekomen is en wat er overblijven mogt, daarop heeft het land aanspraak dot moet aan dc vereischte contróle onderworpen worden. Hij hoopt dat men thans eindelijk wetten zal vaststellen, die aan or.ze behoeften voldoen, en dat de Kamer zich nooit over eene onvoorzigtige inschikkelijkheid zal behoeven te beklatten, Het komt hein ook onbegrijpelijk voor, waarom de Regering zoo volstandig heeft blijve. weigeren, aan de wenschen der Kamer te voldoen. Waaruit onstaat dat wantrouwen jeaens de Vertegenwoordiging? Spreker schetst wijders denkbeelden, die uit de daarstelling ccncr gebrekkige wet kunnen voortvlueijen en hoopt, dat de afstemming der voordragt bet overtuigend bewijs zal opleveren, dat het welbegrepen en duurzaam belang van Va derland en Vorst, der Kamer naauw aan het harte gaat. De heer van Akerlaken heeft zich wel tegen de voordragt verklaard en ook de meeste bezwaren tegen de wet gemaakt, geduld, doch kan het nut of de noodzakelijkheid eener zoogenaamde rekenwet niet erkennen. Vooral dringt hij aan op het verlangen van het rest aan de Rekenkamer, om den Rijkskassier te controleren; zonder dit beteekent da controle der Rekenkamer niets. Al ware de voordragt in de laatste jaren wet geweest dan had zij het on si-.au van den sraat B niet verhinderd. De heer Verwey Mejan erkent dat het ontwerp groote verbeteringen bevat, wanneer men hetzelve bij de bestaande wet nopens de Rekenkamer vergelijkt, doch verneemt, dat het voorgestelde nog voor groote verbetering vatbaar is. Hij geloofr dat de Natie aanspraak maken mag op vestiging van instellingen, die zoo veel mogelijk de volkomenheid naderen. Hij scheist dc noodzakelijkheid, dat de wetten niet langer bij transactie en kunstmatige vei Leniging van vreemdsoortige bestanddeelen worden tot s and gebrast. Hij acht het meer dan tyddat de Regering zich vertrouwelijk aan de Vrteeenwoordiging aansluite» niet door opoffering van regten of pligten van de eene of andere zijde, maar door eenheid in doel en beginselenwaardoor alleen die harmonische eenheid kan worden daargesreld, waardoor alle staatsmagten tot één doel zamenwerken. Hij geefr te kennen'dat her monarchaal beginsel hier te lande door zich zelf geleden heeft, en dat her onderwerpen van de Rekenkamer aan Koninglyke besluiten, daartoe zeer veel heeft moeten bijdragen. Hij vraagt het, of dc wenschen der Kamer, tot verbetering van het aanhangige ontwerp. Onbillijk kunnen genoemd worden? Is het onbillijk, vraagt hijdat de Rekenkamer zelve haren Secretaris, die zulk een gewigrigen invloed op deri gang van zaken zal hebben, henoemcIs het onbillijk, dat men verlangt dat, wanneer er rekening en ver antwoording v.111 's lands gelden wordt gedaan, er visie van de stukken en bescheiden worde geven, welke tot die rekening behooren? Is het onbillijk dat men nopens de contróle van de ontvangsten vau den Slaat, eene niet blootelyk materiele, maar meer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1