A". 1841.
LEYDSCHE
A N T.
WOENSDAG,
14 J U L IJ.
T£
Gb'
zesi
NEDERLANDEN.
Leyden, 13 Julij.
Gisteren had het examen en de Prijsurtdeeling onder de Kweekelingen van
het Paedagogium voor het onderwijs der Oude Talen, onder het Bestuur van
den Wel-Ed. Zeer Gel. Heer J. J. de Gelder, Phil. Thcor. Mag. Lit. Hum.
Doctor, in de Siads Gehoorzaal plaats. Vier verdienstelijke Jongelingen, die
naar ae Hoogeschool vertrekken zulleD, droegen door hen zeiven opgescelde
Declamatien voor. Namenlijk A. A. van Bergen IJzendoorn, de Horatio
poëseos et poetarum ju diceC. Ekama, de Dionjsio Cat one poëta gnomico;
W. Everwijn, de Scuto ichiiiii et Herculit in Carminibus epicis; J. k. Hum
mel de praestantia carminis Catulliani quod epithalamium Pelei et Thetidis
vacatur. Vervolgens werden de volgende eereblijken uitgereikt: Aan A. A.
van Bergen IJzendoorn, een prijs voor het Grieksch, bet Latijn en het
Engelsch, benevens een getuigschrift, dat hij den prijs voor de Geschiedenis
door bet Jot verloren had. Aan C. Ekama, de eerste prijs voor het Grieksch
ie. kl., te. afd. Aan W. Everwvn, de eerste prijs voor de Geschiedenis
ie. kl., alsmede een Getuigschrift, dat de prijs voor de Wiskunde te. kl.
door het lót verloren werd. Aan J. K. HummeL, de eerste prijs voor het
Latijn te. kt.ie. afd. Daarna werden den Jongelieden eenlge vragen ter
beantwoording voorgesteld en eindelijk de overige eereprijzen aan onder-
,cheidene jongelingen in de verschillende klassen uitgedeeld. Aan P. C. Le-
zwYNde tweede prijs voor het Grieksch te. kl., ae. afd.; aan J. B. Vos
de eerste prijzen voor het Grieksch en het Latijn te. kl,, ae. afd.; aan
H. Tomas een prijs tot aanmoediging in de Oude Talenaan J. van Andel
de eerste prijs voor het Grieksch ae. kl., ie. afd., voor het Latijn ae. kl,
voor de Wiskunde 3e. kl., benevens een Getuigschritt voor de Teekenkunde;
aan B. M. Verbrugge, de tweede prijs voor het Latijn ae. kl.; aan J Vos,
een prijs tot aanmoediging voor de Oude Talen; aan P. W. Peskens, een
prijs tot aanmoediging voor de'Oude Talen, benevens een eerste prijs voor
het Duitsch ae. kl.; aan F. A. Eckhart de Mes^uita, de eerste prijzen
voor bet Grieksch ae. kl., ae. afd., voor het Latijn 3e. kl., te, afd., voor
de Wiskunde ae. kl., voor het Fransch te. kl., voor het Hollandsch en voor
oe Geschiedenis ae. kl.; aan J. C. J. van der Schalk, de tweede prijs
voor het Grieksch ae. kl., ae. afd, de eerste prijs voor het Duitsch ie. kl.,
de ptijs voor het Teekenen te. kl., benevens een getuigschrift, dat hij de
prijs voor het Engelsch ie. kl., door het lot verloor; aan W. P. A. Dozy,
de tweede prijs voor het Latijn 3e. kl., ie. afd.; aan C. Cock, de eerste
prijzen voor het Grieksch 3e. kl., ie. ai'd., voor het Latijn 3e. kl., te.afd.
en voor de Wiskunde 4e. kl.; aan J. H. van Gorkum, de eerste prijs voor
het Grieksch 3e. kl., ae. afd.; aan W. Terpstra, de tweede prijs voor het
Luijn 4e. kl., ie. afd., benevens een buitengewone prijs voor het Duitsch
ae. kl.; aan E. Ringeling Gillard, de eerste prijzen voor het Grieksch
4e. kl., je. afd., voorbet Latijn 4e. kl. ie. afd. en voorde Wiskunde ie. kl.;
inn C. van Staveren, de eerste prijzen voor het Latijn 4e. kl., ie. afd.en
voor het Engelsch ae. kl. Op de voorbereidende kiasse tot de studie der
Onde Talen werden uitgereikt aan A. N. Hubrecht, de prijs voor bet
Fransch; aan H. P. van Kaathoven, de eerste prijs voorde Cijferkunst;
a.n P. F. Hubrecht, de eerste prijzen voor de Vaderlandscbe Geschiedenis
en voor het Fransch ae. kl.; aan C. C. Stegerhoek, een Getuigschrift
vior het Fransch, De navolgende Jongelieden: T. C. Smulders, F. A. Ver
ster, L. J. Smulders, J. J. L. Peskens, B. H. Brinkman, A.Nederburg
en S. H. C. Nederburg, hadden de lessen te korten tijd bijgewoond om
naar prijzen mede te dingen: aan twee hunner F. C. Smulders, werd een
buitengewoon Getuigschrift voor het Grieksch en aan F. A, Verster, een
buitengewoon Getuigschrift voor het Latijn uitgereikt. Na den afloop van
uit alles bedankte de verdienstelijke Jongeling J. van Andel, uit naam zijner
medemakkers de talrijke Toehoorders voor hunne tegenwoordigheid.
Uit 'sGravenhage meldt men van den iaden dezer:
Bij Zijner Majesteits besluit van den 10 Julij, N°. 18, is tot Griflier der
Provinciale Staten van Zuid-Holland benoemd de heer D. J. ten Zeldam
Canswijk, thans commies-chef der Provinciale griffie van Zuid-Holland, in
plaats van den heer Mr. J. van der Sleijden, aan wien uit die betrekking een
eervol ontslag was verleend.
Heden hebben Z. K. H. de Grootvorst Komtantijn van Rusland en
Z. K. H. Prins Alexander der Nederlandendoor eenige Russiscne en Neder
iandsche officieren vergezeld, verschillende gedeelten der stad bezocht. Heden
middag is er groot diner op 's Konings buitenverblijf Buitenrust gehouden
hetwelk door Z. Keiz. H. en onderscheiden leden van het Koninglijk Gezin
is' bijgewoond.
De gezondheidstoestand van H. K. H. Prinses Frederik en de jonge
Prinses blijft bij voortduring gunstig.
Den ioden heeft eene deputatie uit de algemeene Synode der Neder.
Iandsche Hervormde kerk de eer gehad, ter audiëntie bij Zijne Maj. den Ko.
ning te worden toegelaten.
De Commissie, door de Provinciale Staten van Zuid-Holland benoemd,
bestaande uit de heeren Jhr. Mr. J. Caan, L. C. F. Copes van Cattenburch,
en Mr. L. A. Anemaet Pzn., om, ingevolge art. 54 der grondwet, de acte
van hulde der Staten van deze provincie aan Zijne Maj. aan te bieden, is
gisteren morgen daartoe op het bepaalde uur bij Kcogstdenzelven ter audiëntie
toegelaten.
De Koning heeft die acte eigenhandig overgenomen en gezegd:
„Ik ben erkentelijk voor de gevoelens van uw gewest, dat in het jaar
„1813 het eerste was, om deszelfs gehechtheid tan mijnen Vader en Ons
Huis aan den dag te leggen.
Ik reken verder op uwe trouw en de diensten die gij aan het algemeene
„welzijn kunt bewijzen, gelijk ik van mijne zijde alles zal aanwenden, om
„het geluk in het algemeen te bevorderen. En zco niet alles en altijd naar
„wensch gaat, hetzij de wild voor of tegen is, weest verzekerd, dat de
„bedoeling dezelfde blijft, om immer het goede te bevorderen, voer zoo
„ver zulks bij menscbeljjke krachten mogelijk is."
Eindelijk daarbij voegende:.
„Ik zeg u mijnen dank voor uwe geuitte gevoelens, en Ik neem volgaarne
„ae huldigingsacie uit uwe handen over."
In de vergadering der Staten van de provincie Zuid-Holland, is, op
voorat el van den heer S. Rjnbende, Afgevaardigde wegens de stad Schiedam,
Beslotentot het indienen van een eerbiedig adres aan Zijne Maj. den Ko-
m'ng, om de noodige maatregelen te willen nemen, ter opbeuring vin de zoo
ster kwijnende korenwijnstokerijen in al de gedeelten van dit gewest, en in
liet algemeen belang van onderscheidene daaraan verwante bedrijven en tak
ken van nationale nijverheid. Gisteren is de vergadering der Staten van
genoemde provincie gescheiden.
Vervolg van het Verslag, gedaan door de Gedeputeerde Staten, aan dd
Staten der provincie Zuid-Holland, in derzeivengewone vergadering, gehou
den re 's Gravenhage, op Dingsdag den óden dezer: (Zie ons vorig Nommer).
IVaterstaatwegen, enz. Nog mogen wij hier de aangenamene herinnering
bijvoegen, dat Zuid-Holland, ook in andere opzigten, van belangrijke ram
pen is verschoond gebleven, en dat de bewarende hand der Voorzienigheid,
inzonderheid gedurende den ijsgang en de hooge rivierstanden van den afge.
loopen winter, te Gorinchem, Hardinxveld en elders, zigtbaar was; hebbende
zelfs de dijken, door volkomen windstilte, geenzins van den golfslag geleden.
Wij mogen evenwel niet nalaten op te merken, dat het steeds afnemende
strand van het ilaauwe werk, op Goedereede, bij voortduring uitgaven vor
dert, welke, gevoegd bij die der aan te wenden, misschien zeer kostbare,
voorzieningen aan de dammen en aan den oever beoosten de haven in ver
band met de door de belanghebbenden te verrigten werken aan de haven van
Stellendam, zoodanige hoogte kunnen bereikendat wij genoodzaakt zouden
kunnen zijnom de medehulp van het Rijk in te roepen.
Aan de uitwatering in de Noordzee, bij Scheveningenzal, ingevolge
'sKonings begeerte, vooreerst geen gevolg worden gegeven.
De kanalen en sluizen zijn in den besten staat. De voorziening van de
sluis in de haven der stad Schoonhoven zal echter buitengewone en belang-
ryke kosten vorderen.
Door het kanaal va» Voorne zijn, in 1840, binnengekomen 1398 en ultge-
gevaren 1092; dus te zamen 2490 zeeschepen; zynae 310 minder dan in het
jaar 1839.
In de vier eerste maanden des loopenden jaars zijn door genoemd kanaal
<05 zeeschepen gepasseerd.
Dit kanaal, en het Brouwershavensche zeegat, bewijzen, bij voortduring,
aan de scheepvaart uitmuntetnae diensten. Met verlangen ziet mgn het ge
projecteerde kanaal van dat zeegjat, door bet eiland Goedereedete gemoet,
waardoor tevens eene goede veiligheidshaven zal worden vorkregen.
De gesteldheid onzer rivieren is dezelfde geblevende droogten zijn niet
verergerd. -
Het noodige onderzoek wordt gedaan, om, met overleg van het gewestelijk
Bestuur van Utrecht, den toestand van den Goudschen IJssel Zoo veel moge.
lijk te verbeteren, in het belang der scheepvaart en der waterloozingen van
de Lopiker- en Krimpenerwaarden.
De droogmaking van den Zuidpias is voltooid. Alleen zal nog noodig zijn
het doen der vereischte uitbaggeringen in de ringvaart, die door het uitmalen
van het met stoffen bezette piaswater aanmerkelijk is opgeslibt.
UEd Groot Achtb. zullen opgemerkt hebben, dat tot den openbaren ver.
koop van eemge sectien der droogmakerij, en van eene kleine veenderij, is
overgegaan.
De we.ken voor de droogmaking van het Haarlemmermeer worden behoor,
lijk voortgezet. De ringvaart en ringdijk is gemaakt langs de west- en zuid.
zilde van het meer, van de grensscheiding tusschen de provinciën Zuid- en
Noord-Holland af, tot aan de Oude Wetering met uitzondering van eenige
kleine gedeelten, die, om verschillende oorzaken, nog bij valtken zijn open
gebleven. Aan de oost- en noordzijde van het meer is de ringvaart onder
handen genomenen voor het grootste gedeelte opgeleverd van den Schen.
kelpolder onder Aalsmeer, tot aan de sluizen van ZwanenDurg, halfweg
Haarlem en Amsterdam; zullende men, langs de oostzijde van het meer, den
ringdijk en de ringvaart in het tegenwoordig werksaizoen aanvangen.
Het kanaal, waardoor het water van de Leede, in eene verkorte lijn,
naar het Katwijksche kanaal zal worden geleid, is met deszelfs bruggen
daargesteld. Men is thans bezig met de verwijding van het Katwijksche
kanaal zelve, teil einde den waterstaat van Rijnland, daardoor, in verband
met de droogmaking van het Haarlemmermeer, aanmerkelijk te verbeteren.
Het voornemen, oin het onteigenen ten algemeenen nutte, en het zoo
dikwerf behandelde punt van de regtsmagt der Heemraadschappen, bij Va-
derlandsche wetten te regelen, heeft aller bijval verworven. Intusschen
heeft de steeds bestaande onzekerheid omtrent de uitoefening dier regtsmagt
ons verhinderd in de voldoening aan de ons, bij dispositie der Staten van
holland, van den ujulij 1840, opgelegde taak, ten opzigte van de herzie,
ning en wijziging der bestaande reglementen van Dijk- en Polderbesturen.
De ontwerpen van wettelijke bepalingen dienaangaande, door het Hooge
Bestuur aan de neraadslagingen der Staten-Generaal voorgedragen, geven
echter het gewenscht vooruitzigt, dat de tegenwoordige staat van onzeker,
heid eerlang zal ophouden: als wanneer met vrucht, en op eene doelmatige
wiizeaan de herziening der Dijk- en Polderreglementen gearbeid zal kun.
nen worden.
Betrekkelijk de toepassing der kadastrale meting op de omslagen van dijk
en polderlasten, kunnen wij de eer hebben UEd. Groot Achtb. te berigten,
dat Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland daarmede bezig zijndan toe
nog toe vele en gegronde bezwaren schijnen te ontmoeten, waardoor de uit
slag vertraagd wordt. Dat Collegie heeft echter, tot stuiting van een stilzwijgend
weder aanvangen van eenen nieuwen en langdurigen termijn, waardoor de
ambachten van dat Waterschap geregtigd zouden zijn, om nog eene lange
reeks van jaren den omslag op den ouden voet te heffen, zoodanige voor-
loopige voorzieningen genomen, dat althans, uit dien hoofde, de onderwer.
pelijke maatregel geen hindernis zal ondervinden. Dijkgraaf en Hoogheem
raden van Delfland hebben bereids pogingen in het werk gesteld, om het
bewuste doel te bereiken, maar dusdanige bezwaren ondervonden, dat zij,
na deswege met ons te hebben onderhandeld, gemeend hebben zich tot den
Koning te moeten wenden, met verzoek, dat wettelijke bepalingen mogten
worden daargesteld, ten einde de kadastrale meting ook toepasselijk op dijk
en polderlasten wierde gemaakt. Dijkgraaf en Hoogheemraden van hec
Groot Waterschap van Woernen, eindelijk, hebben van het Hooge Bestuur
niagtiging bekomen, om in dat district de kadstrale meting op de omslagen
toepasselijk te maken, voor zoo veel zulks door minnelijke schikking zoude
kunnen worden verkregen, maar tevens om, bij het ondervinden van tegen
kanting, door ons intermediair, daarvan aan het Hooge Bestuur kennis te geven.
Hoe wenschelijk de uitvoering van dezen maatregel ook wezen moge,
hebben wij thans de overtuiging bekomen, dat, over het algemeen, bet doel
nooit zal kunnen worden bereikt, dan door zoodanige wettelijke bepalingen,
door welke ingelanden zullen genoodzaakt zijnom zich aan het beginsel te
onderwerpen.
De, bij Koninklijke besluiten van den 22 en 27 Maart II., N°. 112 en 91
bepaalde overdragt van het materieel beheer der wegen en kanalen aan hec
Departement van Binnenlandsche Zaken (afdeeling waterstaatten gevolge
van de opheffing van het Amortisatie-Syndicaat, wordt, door zaakkuiidigenc
als een nuttige maatregel gewaardeerd.