leydscfie courant. VRIJDAG, 2 JULIJ, NEDERL.ANDE N. Leyden, t Julij. Gisteren namiddag is alhier doorgekomen Hare Maj. de Koningin, vergezeld Van H. K. H. Prinjes Sophia, zich van Soestdijk naar 's Graver.hage begevende. Dezer dagen zijn binnen onze s:ad eenige honderden rekruten aangekomen, Welke bij de ingezetenen in kwartier worden gelegd en vervolgens haar de Verschillende corpsen, waarbij zij gedesigneerd zijn, vertreksen. Uit 'sGravenhage meldt men van den ïsten dezer: Zijne Maj. de Koning is eergisteren namiddag om 6 ure van zijne reis naar Gelderland, Limourg, Luxemourg en Noord-firaband in goeden welstand ze 's Gravenhage aangekomen. Zijne Maj. heeft tot Ridder der orde van den Nederlandsche Leeuw benoemd, den hoog eerw. heer R.J.Gerving, Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Vriesland. Hare Maj. de Koningin en H. K. H. Prinses Sophia zijn gisteren avond, van Hoogstderzelver buitenverblijf Soestdijk, in deze Residentie terugge- keerd. Eerstdaags wordt in deze Residentie verwacht Zijne Keizerl. H. de Grootvorst Konstantijntweede Zoon van Zijne Maj. den Keizer van Rusland. Het Nederlandsch exercitie-eskader is in den ochtend van den 23sten dezer, op de hoogte van St. Albans-Head, in goede orde waargenomen. Den 28sten dezer zal te Hillegom worden aanbesteed het graven van de ringvaart langs den in verveening zijnde Schinkelpolder, onder Aals meer, alsmede het opwerpen van de daarnevens gevorderd wordende be dijking, zoowel voor gemelden polder als voor de droogmaking van het Haarlemmermeer. Uit Grave meldt men, dat Zijne Maj..aldaar met luister is ontvangen en er tot Ridders der orde van den Nederfandscben Leeuw benoemd heeft J. van den Heuvel, Roomsch-Katholijk Pastoor te Oploo, B. de la Geneste, Kantonregter en P. J. Walter Wethouder te Grave. Uit Luxemburg worden nog de volgende nadere berigten medegedeeld omtrent Zijner Majs. verblijf aldaar: Zijne Maj. de Koning-Groothertog, heeft, dèri masten dezer, den Baron van Blockausen van Butrange, tot Hoogsideszelfs Kamerheer in gewone dienst benoemd, vooi de dienst van het paleis in het Groothertogdom Luxemburg, Verder heeft Zijne Maj., gedurende deszelfs verblijf in gemelde stad, be. noemd tot Ridders der orde van den Nederlandschen Leeuw, de heeren Baltia, lid van de Regering van het Groothertogdom; Wellemtein en Desert Raadsheeren in het Hoog Geregtshof; Schrob: IgenGriffier van hetzelve Ilof; Schmit Bruck eersten Wethouder der stad; Muller, Hoogleeraar In de welsprekendheid en Directeur van het Athenaeum; Wurth-PaquetPro cureur bij de Arrondissemeuts-Regtbank; Probst, Administrateur der schat kist; Scheid, Desservant van de parochie van Ehnen en van Wydenbruck, Provincialen inspecteur der belastingen. Zijne Ma), heeft ringen, mee edelgesteenten versierd, en prijkende met Hoogstdeszclfs naamcijfer, doen uitreiken aan de heeren Metz en Huguste Bevelhebber van de eerewacht en Adjudant van dien Bevelhebber; aan den heer F. FratifoitBevelhebber van de compagnie te paard; F. Fischer-Gamier Bevelhebber van de compagnie te voet. Ook is de heer Frisez, Hoogleeraar in de teeken- en bouwkunde aan de Plaatselijke School en aan het Athenaeum, met eenen kostbaren diamanten ring begiftigd. Hij had zes aquarellen vervaardigd en den Koning aangebo. Jen, welke eenige fraaije plaatsen van het land voorstellen, waaronder het gezigt der bouwvallen van het kasteel van Vianden. Zijne Maj, heeft aan den heer Frisez opgedragen, nog meerdere dergelijke stukken te vervaardigen. Deze fraa(je teekeningen zullen door den Koning naar 'sGravenhage mede genomen en in Hoogsideszelfs paleis geplaatst worden. Gedurende's Konings verblijf te Luxemburg, heeft Zijne Maj. gratie of vermindering van straf aan een aantal veroordeelden geschonkenen aan vele personen kwijtschelding van de hun opgelegde boeten en geregtskosten verleend. Eindelijk heeft Zijne Maj. eenige Notarissen, die vroeger in de waarneming hunner betrekking geschorst waren, als zoodanig hersteld, sommigen op hun verzoek eervol ontslagen en anderen verplaatst of nieuwe benoemd. Woensdag, den 23sten dezer, heeft Zijne Maj. te Luxemburg de gasthui zen en hospitalen bezocht. Daarna heeft Hoogstdezelve, te paard, de vestingwerken in oogenschouw genomen. Des avonds is Zijne Maj. in de vergaderzaal van den Raad der stad, op het stadhuis, ontvangen. Een groot aantal heeren en dames bevond zich hier bijeen. Gedurende deze vereeni ging, werd er eene voortreffelijke cantate uitgevoerd. Terwijl Zijne Maj. al de zalen van het stadhuis bezocht, trof het Hoogstdenzelvendat deze over bet algemeen in een' slechten staat verkeerden en dat de werken, die tot derzelver herstelling waren aangevangen, waren gestaakt. Men maakte Zijne Maj. kenbaar, dat de hulpmiddelen der stad, voor het oogenblik niet in zoodanig gewenschten staat waren, om aan de voorgenomene herstelling gevolg te geven. Zijne Maj. gaf hierop te kennen, dat Hij de middelen zou trachten op te sporen, om in deze behoeften te voorzien. (Even zoo had Zijne Maj. des morgens geldelijken bijstand toegezegdtot herstel van de kapel St. Matbias.) Donderdag, 24 Junij(jbeeft Zijne Maj. eene algemeene audiëntie gegeven, Welke zeer druk is bezocht geworden. Onder anderen is op dezelve toege laten eene bezending, die den handel en de nijverheid vertegenwoordigde, welke Zijne Maj. de dringende noodzakelijkheid heeft bloot gelegd, dat er een einde kome aan den geisoleerden toestand, waarin het Groothertogdom zich bevindt, en wel door de sluiting vaneen verdrag met een naburig volk, en, in afwachting van de bereiking van dat doel, door de wijziging van het tegenwoordig voorloopig tarief van regtenhetwelk alle belangen banadeelt en drukt. De ernstige en openhartige taal van deze bezending, aan het hoofd waarvan zich de heer Warth, Wethouder en koopman te Luxemburg, bevond, maakte eenen levendigen indruk op den Koning, die der bezending toezegde, dat hare wenschen in onmiddellijke overweging zouden worden genomen. Daarna is de stedelijke Raad van Luxemburg toegelaten. De Raad heeft aan den Koning een breedvoerig verslag gedaan nopens de behoeften en den toestand der stad, alsmede oer belangen, welke dadelijke en afdoende maatregelen vorderen. Onder de opgenoemde punten bevinden zich: de plaatselijke lasten, vooral met opzigt tot den vrijdom der bezetting; de her ziening van het stelsel der personele belasting; de regeling van het lager onderwijs; het onderhoud der zijtakken van den grooren weg, hetwelk thars ten laste van de stad komt, en waarvan zij de ontheffing vraagt; deoprigting eener kamer van Koophandel; de noodzakelijkheid de handelskrisis, door dfi hervorming van het tarief, te doen eindigen; het stelsel van plaatselijke ver kiezingen en de zamenstelling van de gewestelijke staten, door Zijne Maj. Willem I toegezegd. De Kor.ing heeft dit verslag met groote belangstelling en welwillendheid aangehoord en de verzekering gegeven, dat alle de grieven in aandachtige overweging zouden worden genomen. Na den afloop van dit openbaar gehoor, heeft Zijne Maj. eenige kerken en gestichten bezocht, als ook het athenaeum en andere instellingen van omë'- ,wijr en liefdadigheid. In eene derzelve, de werksChool voor behoeftige meisjes, had een treffend voorval plaats. De Burgemeester, die Zijne Maj. vergezelde, bedankte den Koning voor de hooge bescherming, welke hec Zijner Doorluchtige Gemalin behaagde, aan deze belangwekkende instelling te verleenen. Zijne Maf. ontving deze betuiging met het grootste weibeha gen en merkte tevens op, dat wijle Hare Maj. de Koningin, Hoogstdes teifs Moeder, de eerste beschermster van deze instelling was geweest. Op dac oogenblik ontwaarde Zijne Maj., dat het afbeeldsel van Hoogstdeszelfs waardige Moeder den muur der zaal versierde en wel met een opschrift, hetwelk de erkentelijkheid der jeugdige leerliDgen voorde uitmuntende Vorstin deed uitkomen. Hierdoor werd de Koning zoo levendig getroffen, dat tranen uit zijne oogen vloeiden. Ook Prins, Alexander, die aan de zijde van Zijne Maj. stond, werd zigtbaar bewogen. Eene zijden beuis, die het hoofd der instelling aan den Prins, namens de kweekelingen, aanbood, werd door Zijne Maj., als eene herinnering aan het bezoek, met erkentelijkheid aangenomen. Hoogstdezelve heeft later aan deze instelling eene gift van ƒ1000 doen toe komen, en er de verzekering doen bijvoegen, dat 's Konings zorgen voor deze insteliing, zich geenszins tot deze gift zouden bepalen. Zijne Maj. heeft daarna de handschoeneufabrijk van den heer Lasabatie bezigtigd. Deze scnoone inrigting verschaft aan meer dan 1200 personen, buiten de fa- brijk werk en onderhouden levert in dezelve aan 100 werklieden arbeid. In het magazijn deed de Koning belangrijke aankoopen. Des avonds was de stad wederom luisterrijk verlicht. Ten elf ure verliet Zijne Maj. de vesting.- 's Konings verblijf gedurende vijf dagen in deze stad, zal er steeds met ge. noegen herdacht „tyorden, en heeft allerwege moed, hoop en vertrouwen in geboezemd. De stedelijke Raad en de eerewacht deden den Koning uitge leidde. Zijne Maj. gaf aan den Burgemeester Hoogstdeszelfs leedwezen të kennen, dat hij ditmaal niet langer in de stad kon verblijven; dat het ont haal van zijne goede Luxemburgers hem levendig getroffen had; dac 's Konings Zoon en Zijne Maj. zelfs het zich steeds aangenaam zouden her. inneren, en dat Hoogstdezelve hoopte, binnen het jaar, de Luxemburgers weder te bezoeken. Deze laatste woorden des Konings werden door hec volk, dat, niettegenstaande het ver gevorderde uur, op den weg vereenigtl was, door het levendigste gejuich beantwoord. Het Leve de Koning! Levé de Groothertog! wêergaimde in de lucht, De Belgische Graaf de Borggraeve, die te Maastricht bij Zijne Maj. een bezoek heeft afgelegd, is bij die gelegenheid door Zijne Maj. benoemd tot Commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw. T U R K Y E. De Turksche Ministers hebben reeds beraadslaagd, omtrent de nieuwe door de groote Mogendheden verlangde instellingen in Syrië, en hoewel nog tot geen bepaald besluit-gekomen, zouden zij echter willen toestaan: af scheiding van het militaire, burgerlijke en geldelijke beheer inde geheele provincie; vermindering der belastingen; bevestiging van alle vroeger bestaan hebbende privilegiën opzigtelijk de vrijheid van godsdienst voor alle Chris, telijke gezindheden; verheffing van Jerusalem tot eene vrije stad onder Turksch oppergezag; oprigting van een patriarchaat aldaar, hetwelk onmiddellijk en zonder tusschenkomst van eenig ander gezag, onder den Sultan zoude staan. De nieuwe Grieksche Patriarch heeft den 2 Junij eenen firman van den Sultan aan de te Konstantinopel residerende Primaten en Bisschoppen oer Gneksche kerk voorgelezen, bij welke de Porte hen aanmaant, om zich' naar hunne stiften te begeven en dezelve in persoon te besturen. Ook wor den zjj in dien firman aangespoord om voor het welzijn hunner geloofsge- nooten te waken, zich door zachtheid en vaderlijke wijsheid in hun bestuur te onderscheiden en hunne geestelijke magt te bezigen om rust en goede orde te handhaven. De nieuwe-Groot-Rabbijn heeft den 2den bij den Sultan zijne iuvestl. tuur en de aan zijnen post verbonden decoratien ontvangen. Nog verneemt men uit Konstantinopel, dat de Russische Afgezant bij de Porte, de heer Titoff, eene zeer krachtige nota aan den Divan heeft inge zonden, in welke hijnamens zijnen Souverein, dien hij den beschermer der Christenen in het Oosten noemt, protesteert, tegen de vreesselijke gruwelen door de door de Turksche troepen in Bulgarije gepleegd, en tegen het barbaarschë regt, hetwelk zich fle Turksche Overheden in Bulgarije aangematigd hebben. Ten gevolge van deze nota, zijn de Pacha's van Bulgarije naar Konstantino. pel ter verantwoording opgeroepen, hebbende de Porte verder last gegeven om al de Turken tot slaven gedoemde Bulgaren, op kosten der Porte vrij te koopen, naar hunne haardsteden terug te voeten en voor ai het geledene zooveel mogelijk schadeloos te stellen. In den Parijschen Moniteur leest men de volgende telegraphische depeche uit Alexandrie van den n Junij: j Mehemed-rili heeft den nieuwen bevestigings-hattifsherif gisteren plegtig doen afkondigen. De quaestie wegens de schatting wordt bij eenen afzon derlijken firman geregeld, en deze, hoopt men hier, zal nog eenige wijziging kunnen ondervinden. Nog eene nadere depeche uit Malta van den 24 Junij meldt, dat er op Candia wederom een gevecht tusschen de Turken en Grieken had plaat» gehad, hetwelke tot geen beslissende uitkomst had geleid. De onderscheiden Consuls der groote Mogendheden hadden aan de Candioten proclamation uitgevaardigd, van welke die des Engelscben Con. suis in de volgende bewoordingen bevat was: De ondergeteekende, Consul van Groot-Britanniehaast zich aan de tegen' de Overheid gewapende Christenen bekend te maken, dat hij van Zijne Exc. Lord Ponsenby, Britschen Gezant te Konstantinopel, bevel ontvangen heeft, het volgende mede te deelen: Dat de Engelsche Regering in naauwe be trekkingen van vriendschap en bondgenootschap met de Verhevene Porte staat, en in geenen deele de plannen, oogmerken en ontwerpen van diegenen' goedkeurt, die zich tegen de heerschappij en het bewind des Sultans verzet, ten. In de hoop, dat gij niet langer geloof zult schenken aan de inblazingen' deigenen, welke zeggen, dat de Engelsche Regering uwe onderneming tegerf de Regering des Sultans beschermen zal, ben ik enz. (get.) Oagley,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1