A*. ISM. LEYDSCHE MAANDAG, REGLEMENT op het houden der Beestenmarkt, binnen de Stad Leyden. De Raad der Stad Leyden, in .aanmerking genomen hebbende dc noodzakelijkheid, om het bestaande Reglement op het houden der Beestenmarkt binnen deze Stad, gearres. teerd den sden November 1833, te vernieuwen en te ampliëeren, en daarin voornamelijk cioelmatmc bepalingen op te nemen, omtrent het ter Markt brengen van Lammeren; Gezien Art. 70 van het Reglement voor het Bestuur dezer Stad; Hebben goedgevonden, met intrekking der bevorens daarop gemaakte Reglementen, te arresteren, zoo als geschiedt by deze, het navolgend REGLEMENT op het houden der Beestenmarkt, binnen de Stad Leyden. Art. 1. Niemand, wie hij ook zij, zal op de Markt, vóór de daartoe gestelde uren, eemg Beest, hetzij Os, Koe, Vaars, Kalf, Schaap of Lam, vet of mager, onder welke bcnamin® ookvermogen te voelen of betastenvoor en aleer het vee aan de palen ge bonden of in de hokken is opgeslotenop de boete van zes gulden voor de eerste maal en bij herhaling telkens op de boete van twaalf gulden. Art. 2. Die bevonden zal worden eeoig Vee, vóór de gestelde Markturen gekocht of verkocht*te hebben, zal verbeuren voor ieder stuk Hoornvee eene boete van vijftien gul den voor de eerste maal, en bij herhaling telkens van dertig gulden; voor iedei Kalf eene boete van zes gulden voor de eerste maal, en bij herhaling telkens van twaalf gulden, en voor ieder Schaap of Lam eene boete van drie gulden voor de eerste maalen bij herhaling telkens van zes gulden. Art. 3. De Markt zal gehouden worden van den isten April tot den isten October, des morgens van half acht tot acht urealleen voor tie Kalveren, en ten acht ure voor het overige Vee; en van den isten October toe den isten April, des morgeus van half ne«en \o>\ negen ure voor de Kalveren, en ten negen ure voor het overige Vee. De Markt zal voor afge'loopen gehouden worden op de navolgende uren, als: Gedurende de maanden DecemberJanuarj en February, des namiddags ten één ure Gedurende de maanden MaartApril x Jul ijAugustusSeptember en Octoberdes namiddags ten twee ure. Gedurende dc maanden MeiJunj en Novemberdes namiddags ten drie ure. Art. 4. De aanvang en afloop der Markt zal, op dc bij het vorig Artikel bepaalde uren 'van wege Commissarissen en Keurmeesters, door hei luiden eener bel worden aan. ^De^efgenaars van het Vee zullen, dadelijk na het luiden der bel van den afloop der bun Vee moeten losmaken en van de Markt vervoeren; terwijl bij overtreding /-■'/ li r,i's ftP K**- £•1 COURANT." 3 MÈt Markt, hun Vee moeten luamdivcu en van ue ïuantt vervoeren; terwijl bij overtreding dezer bepalingen, voor ieder stuk Vee, hetwelk één vierde uurs daarna nog vastgebonden of in de hokken wordt bevonden, eene boete van drié gulden zal verbeurd worden!, Art. 5. Niemand zal vermogen binnen deze Stad, veelmin ter Markt te brengén, Beestendie ziekte hebbenop verbeurte eener boete van vijf en twintig guldenonver minderd de straffen, daaromtrent bij de algeineene Wetten bepaald. Art. 6. Er zal op de Markt geen grooter getal dan vijf Kalveren te gelyk of te zamen han ééne paal mogen gebonden wordenop eene boete van drie gulden Art. 7. Voor de plaatsen op de Markt, zal aan den Marktmeester of Pachter van dezelve betaald worden: Voor een Paard, tien cents. I Voor een Kalf, vijf cents. Os, Koe of Vaars, tien cents. Schaap of Lam, twee en een halyecent. Behalve voorschreven plaatsgeld voor het Vee, zijn de Kooplieden verpligt, wegens het gebruik der hokken voor dc Schapen en Lammeren, boven het gewone stroogeldaan den Marktmeester of Pachter dezer Markt, te betalen dertig cents van ieder hok, welke hok ken niet kleiner zullen mogen zijn dan vier vierkante Nedcriandsche Ellenop eene botte van tien gulden. Art. 8' De Pachter zal verpligt zyri te zorgen, dat hij steeds van eene genoegzame voorraad stroo voorzien zij. Dc Verkoopers van Vee zullen ecu ter de vrijheid hebben, de nokken niet hun eigen stroo ie vullen of hetzelve zich van anderen aan te schaffen. Evenwel wordt- tot handhaving der goede orde, ten strengste verboden, 0111, zonder -toestemming van den Marktmeester of Pachter dezer Markt, dat stroo, hetzy gedurende of na den afloop der Markt, uit de hokken weg te halen; zullende dat stroo of de mest ten voordeele zijn van den gemelden Marktmeester of Pachter, waarvoor hij echter zal gehouden zijn, da geheele Markt 11a den afloop schoon te maken of te reinigen. Art. 9. De Paarden OssenStieren, Koeijcn, Vaarsen en Kalveren zullen, naar gelang dat dezelve aan de Markt worden gebragt, geregeld naast elkander aan dc zich daarop bevindende touwen en palen gebonden worden, volgens daarvan door den Marltr- meestcr te doenc aanwijzing, zonder dezelve te mogen verplaatsen. Art. to. De Schapen en Lamineren zullen niet aan de touwen en palen, maar in hok ken moeten geplaatst worden. De Pachter zal echter deze hokken, bij gelegenheid der jaarlijksche Lammermarkten -niet mogen plaatsen daags- te voren, maar na middernacht en zorgen dat de passage voor rijtuigen en voetgangers onbelemmerd blijve. Art. 11. Onder geen voorwendsel hoegenaamd, zullen daags of meer dagen vóór den Marktdagde voor de Markt bestemde Lammeren de StadWnogen worden ingevoerd maar zulks alleen op den Marktdag mogen plaats hebben. Art. 12. Ten gerieve van den handel, zullen na middernacht of in den vroegen mor •gen van den Marktdagde Lammeren langs de Zijl- en Rijnsburgsche Poorten mogen worden ingevoerdonder bepaling nogtansdat daartoe daags te voren aanvrage zal worden gedaan aan de Portiers oi Pachters derzelver Poortenwelke vervolgens daartoe tie verelschte vergunning aan den Heer Burgemeester dezer Stad zullen verzoekenterwijl van deze vergunning geen gebruik zal kunnen gemaakt worden, dan nadat dezelve vooraf aan den Directeur der Stedelijke Belastingen zal zijn vertoond, ten einde op den invoer het noodige toeziet te kunnen doen houden. Art. 13. De weinige Lammerenwelke daags vóór dien Marktdag met de gewone Kaiverschuiten worden ingevoerd, zullen niet moge worden gelost, dan na het'openen der Poorten op den daarvoor bepaalden tijd, en na alvorens het consent ter vernachting. aan het Kantoor van invoer verleend, tegen een gewoon Mark t-biijet te hebben verwisseld, Art. 14. Geene hokken zullen met eenigc weinige Lammeren mogen bezet worden met het doel, om dezelve later aan te vullen; maar zal de eerst aan de Markt met ayne Lammerenaangekomen Verkooper zich naar verkiezing kunnen plaatsen; terwijl geene voorrang in personen of soorten van Lammeren zal vergund worden. Art 15. Alle Kooplieden, die met eenig Vee ter Markt komen, zullen zich naar de Stedelijke Keuren en Reglement op de heffing der Stedelijke Accynsen behooren te dragen Art 16. Alle overtredingen der bepalingen van dit Reglement, waarbij geene bengalde boete staat uitgedruktzullen worden gestraft met eene boete van drie tot vijf en twintig guldenwelke boeten komen ten voordeele der Stedelijke kas; terwijl bij onvermogen de boeten zullen vervangen worden door eene gevangenisstraf van één tot drie dagen. Art. 17. De Keurmeesters, Commissarissen uit de Vleeschhalen Ambtenaren der Stedelijke Belastingen en van Policie, zijn belast met de handhaving van het tegenwoordig Reglement. Van de begane overtredingen zal behoorlijk Procesverbaal worden opge maakt, om voor de bevoegde Regtbank te worden vervolgd. Art. 18. Afschrift dezer zal worden gezonden aan de Edele Groot Achtbare H. H. Gedeputeerde Staten van_ Zuid-Holland. Aldus gearresteerd bij den Raad der Stad Leyden, op den 15. April 1841. J. G. de Mey. Mij kennelijk V. PüTTKAMMER. [In dit Reglement, geplaatst in N®. 48 dezer Courant, is in Art. 7. abusief opgegeven, dat de hokken niet kleiner mogen zijn dan acht vierkante Nederl. ellendit móet zijn vier vierkante Nederl. ellen.] NOTIFICATIE. Beschrijving voor het REGT op het PERSONEELvoor de Jare 1841 CVan 1 Mei 1841 tot 30 April 1842.) Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze, nnar aan leiding van een ontvangen besluit van Zijne Exc. den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van den 15 April jl.N®. d. b. Provinciaalblad N®. 33) ter ken- nisse van den Ingezetenen dezer Stad Dat, ingevolge art. 30, 1 der wet op liet Personeelvan den den 20 Maart 1833, Staatsblad N°. 4,) in verband met de wijziging van sommige bepalingen derzeivevast gesteld bij de nadere wet, van den 29 December 1835 Staatsblad N°. 43;) de Ontvan ger der Directe Belastingen dezer Stad, onder toezigt van den Controleur dier belastingen, aan de woningen van alle Ingezetenen, op den 7 Mei aanstaande en volgende dagen, door' geniagügdcnzal doen bezorgen een beschrijvingbiljet, bevattende eene beknopte opgave van de voornramste bepalingen der wet en de door dezelve aan de Belastingschuldigen opgelegde verpligtingengeschikt tot aangifte, bij wijze van antwoord op de vragen, daarbij voorgesteld, en wel bijzonderlijk van het bedrag der Huurwaardehet aantal DeurenVensters en Haardsteden, mitsgaders van het verlangenom de waarde van hun Mobilair bepaald te zien op den voet des Tariefs, bij art. 28 3 vastgesteld, óf wel toe het vragen van Schatting en Telling dier voorwerpen, op den voet als bij 2 en 3 van art. 28 is bepaaldvim het aantal en de klasse der in diénst of gebruik gehoudene Dienst- en JVerkboden en Paarden; alles voor zoo verre, wegens ieder dier voorwerpen, de belasting op den isten Mei dezes jaars was verschuldigdmet aanwijzing van alle Zoo danige verdere bijzonderheden, als waarvan de kennis, volgens de bepalingen dezer wet,, wordt vereischt tot regel ug der verschuldigde belasting. Dat, volgens 3, 45 -en 7 een iegelijk, aan wiens woning een Biljet als voren is be/orgdgehouden zal zijn de daarbij voorgestelde vragen behoorlijk stellig en zonder cenige v'öorhcboucüng te beantwoorden zullende het nogtans aan de Belastingschuldigen vrijstaan, zich met betrekking tot de aangifte der belastings voorwerpen naar de drie eerste grondslagen, (uaineiitlijk Huurwaarde, Deuren en Vensters en Haardstedender by hen in gebruik zijnde percelen, te gedragen naar den aanslag van het vorige dienstjaar, zonder dat zulks evenwel zal kunnen verhinderen het gelasten eener herzieningvolgens artikel 32. Ingeval iemand wegens meer dan een perceel in dezelfde gemeente de belastingen ver schuldigd is, zal hy wegens, ieder dier percelen de opgaven betrekkelijk de Huurwaarde Deuren cn VenstersHaardsteden cn Mobilair afzonderlijk doen. Bijaldien in een perceel begrepen zijn een woonhuis of woning, een zoodanig pakhuis, zolder of kelder, als bij art. 6 2 en by art. 28 3 dezer wet is bedoeld, behóórt- de Huurwaarde van het woonhuis of de woning en die van het pakhuis, den zolder of kelder afzonderlijk te worden opgegeven, Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagenzullen zich, in geen geval, mogen beroepen op zóódanige ver zuim maar integendeel gehouden zijn, om de vereischte en behoorlijk ingevulde verkla ringen in te dietien, ten Kantore des Ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is 'gehouden de te doene aangifte met zijne handtekening- te bekrachtigen. Ingeval ie nand bèu.iigc niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gemagtigde les cvrangdde invulling 111 deszelfs naam, en zonder daarvoor cenisc betaling te' kunne* - eenigc betaling te kunnen schenvcmSienmet vermelding der redenen waaromen zal de aangifte door den Ont- ir.ger of dsszclts gcmagtlgdein tegemvoordiglieid van een derden persoon en mer en des eischenw vanger 01 aeszeits gemagtigde, 111 tegenwoordigheid van een derden "persoon en met 1 benevens deze, worden getekend,, na voorafgaande voorlezing. l)e Belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het Per- sonecl te docue,aangiften',- in het algemeen, behooren' in te leveren in die gemeenten, alwaar dc belasting is verschuldigd. Derfznlken eciuer, wier belastings voorwerpen naar de vier eerste grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente.dan die, waarin zy hun verblijf hebben, zal liet vrijstaan de aangifte voor alle dezelvemits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer Baarden dei- vier klasse üoor een zelfden Belastingschuldige in verschil lende gemeenten worden gehoudenzal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend am tal behooren aan te geven. Eindelijn worden de Ingezetenen verwittigd, dat totTegenschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd dc navolgende personen, als: PAULUS FRANCHIMON JANSZOON, en WILLEM LEONARD ULJF.E. Wordende een iegenlyk. mits deze aangemaand, zich ten stipste naar de bovenstaande bep'.lingcn re gc.1ra..,en ten einde, zoo veel hem betreft, de orde en naauwkeurigheid in d? beschrijving van voormelde belasting, en zich voor schade te waenten. Eu opdat niemand hieromtrent unwetenheid zoude kunnen voorwenden, zal deze wor den :ifg'kóndi d en aangeplakt, alomme waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exeinpi.r.u- dezer zal worden medegedeeld aan den Ontvangers der Directe Belastingen tot deszcK's informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd by H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 29ste!» April 1841. J. G. de MEY. Ter ordonnantie van dezelve, v. Puttkammeb, NOTIFICATIE. Beschrijving voor hst REGT op de P iTENTENvoor den jare 1841 en 1842. burgf.mebj.ter en Wethouoers der Stad Leyden brengen bijdeze, naar aan leiding van een ontvangen besluit van Z E. den Heer Staatsra'ad Gouverneur van Zuid- Hollandvan den 15. April jl. N°. D. B. {Prov\n cl aalblad N°. 34) betrekkelijk de heffing van In l Patsntrcgl over 1811 (dat is, van den 1. Mei 1841, tot den 30. April 1842), ter kenniss: van alle de Patentpligtigen binnen deze Stad Dat, met ui.zondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet, van deu 6. April 1823, N 14 houdende wijzingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het rem van patent,, van den 21 Mei 1819 Staatsblad N°. 34), de tijd der uitgifte van de door de Patentpliatigen in re vullen^verklaringen van aangifte, voor den jare 1841 wordt vastgesteld op oen 7 Mei van dat jaar, en dat'de wederinzameling derzeive, tegen regu, door den Ontv inger1 of deszelfs daartoe gequaLficeerden geteekend, op den achtsten dag na de Uitgifte zal geschieden. Dat de Resistors der Patentpligtigen, op den 8. Junij daaraanvolgende zullen gesloten worden, en cr na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer kunnen, of zullen Worden aangenomen Wordende ieder Patentplijtige bij deze {herinnerd aan arttikel 18 der Wet op het regt van narent, van' den sisten Mei 1819, inhoudende: „dat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of Jook by het terugbalen derzeive, mogten „zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn oin zorg te dragen, dat de bij de Wet gevorderde aangiften, „verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het karitoor van den Ontvanger der „directe belastingen.*' (in de Donkersteeg binnen deze Stad) verkrijgbaar zijndoor „hen in persoon of door hunnen gemagtigden behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaal- den rijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art 37 der voorschrevene Wet, houdende: „de aan het regt van Patent „onderhevige personen, weike, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifce „bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige ofonvol ledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te „hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ont- „dekt, vervallen in eene boete van niet minder dan «5. en niet meer dan 400 guldens. Dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders enz., inde tabel N°, 16 der Wet, van den 6 April 1823, N°. 14, voorkomende, de eigenaren van schepen, schip pers, schuitenvoerders cn alle zoodanigen, die de administratie hebben over eenige bin- nenschepen, schuiten en andere vaartuigen, gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijki patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 1. Mei aanstaande tot en met den 15.. dierzelfde maand, 's vooriniddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd voorzoo verre dat beroep niet i.u den loop des jaars wordt aangevangenwordende dezelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengen, en alle die inlich- tingtn tc geven, die van bun, betrekkelijk de vaartuigenzullen worden gevorderd; terwijl er na den 15. Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebrekigenbij ontdekking, zullen incurreren de. boeie, bepaald bij liet 37. artikel der Wet, van den 21. Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat echter ge melde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde schippers, verlengd wordt tot den 24. derzeive maand; ten einde zij volgens 13 der Wet, van den 6. April 1823; gebruik kunnen maken, om in derzelver vaste woonplaats by termijnen te betalenen dat zij dus gedurende de geheele maandvolstaan kunnen met de vertooning hetzij van hun vorig parent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte. Dat verder alle Patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wét, van den 16. Junij 1832 be-, docldzijnde inlnndsche en vreemde kramers, welke met kramenstallen, tafels'enz hunne waren in herbergen, huizen., kamers of op publieke markten en keqnissejr.pitsta 1 - - len mitsgaders de debitanten in loterijbriefjesen alle handeldrijvende en als Kooplieden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1