smrz v>. A*. 1841. LEYDSCIIE VRIJDAG, sö MAART. COURANT. Burgemeester em Wethouders der Stad Leyden Geliad hebbende het verzoek van A. H. IVytenburc, Goudsmit en Haarwetker, wonende binnen deze Stad op de Haarlemstraat, om den hoek der Janvossensteeg Wijk VI. N®. 424, strekkende ter bekoming van de vereischte vergunning, om in zijn bovengtmeld huis een Goudsmits Fournuis te mogen doen plaatsen; Gezien Zijner Majesteits besluit van den 31 januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijken en Tralijken; Brengen bij deze ter kennis van alle daarbij belanghebbenden, dat tot het hooren der Eigenaars en Bewoners der huizennaast het bovengemelde Perceel gelegenten opzigte der infonnatien de commodo et incommodo t door de Commissie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad, op Dingsdag den posten Maart aanstaandedes tniddt'.gs ten twaalf ure; zullende^ de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen opgemeld verzoek op dien tijd by genoemde Commissie in te brengenterwyl by verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden, tegen de inwilliging van hetzelve zich met te hebben verzet. Leydenden 25«ten Maart 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. G. de m e y. Ter ordonnantie van dezelve, v. püttkammer. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, Gehad hebbende het verzoek van Leonhand Hermes, Banketbakker, wonende binnen deze Stad, strekkende ter bekoming van de vereischte vergunning, om in een huis op tic BreedestraatWijk IV N°. 186, een Banketbakkers Oven te mogen doen plaatsen; Gezien Zijner Majesteits besluit van den 31 Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijken en Tratijken Brengen by deze ter kennis van alle daarbij belanghebbenden, dat tot het hooren der Eigenaars en Bewoners der huizen, naast het bovengemelde Perceel gelegen, ten opzigte der informatien de commodo et incommododoor de Commissie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer .Stad, op Dingsdag den posten Maart aanstaandedes middags ten twaalf ure'; zullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen opgemeld verzoek op dien tijd by genoemde Commissie in te brengen, terwijl bij verzuim daarvanzij gehouden zullen wordentegen de inwilliging van hetzelve zich met te hebben verzet. Leydenden 25Sten Maart 1841. Burgemeester en Wethouders voorhoemd J. G. de Mey. Ter ordonnantie van dezelve, v. Puttkammer. NEDERLANDEN. Leyden, 25 Maart. Men meldt uit 's Gravenhage, dat het bezoek van Zijne Maj. den Koning Mn de atad Rotterdam toegezegd, nu aanstaanden Maandag den 29sten dezer xo>u plaats hebben. Gisteren bevond Zijne Maj. zich veel beter en had eenen goeden nacht doorgebragt. Zijne Maj. heeft tot laten Luitenant benoemd den aden Luitenant-Cor net G. van Maaswaal, van de afdeeling Iturassiers N°. 3. Men verneemt, dat dezer dagen door Zijne Maj. een aantal hoofd- en an dere officieren van de wapens der kavallerie en infanterie in het genot ge. st eld zijn v.n het non-activiteiis-tractement, in afwachting eener nader ten hn nnen opzigte te nemen beschikking. Voor zooveel betreft de kavallerie- ofticiereu, moeten zich daaronder bevinden; de Colonel A. F. van Campen, va n de afdeeling kurassiers N°. 3; de Majoor M. C. van Alderwereldt Hout fujtn, van het regiment lanciers N°. 10; de Ritmeesters-Commandanten M. M, Si) non, T. IF. Nix, J. J. F. van OtjeG. Methortt, de eerstgemelde van de aftleeling N°. 3, en de laatstgemelden van de afdeeling kurassiers N°. 9; vo orts de iste Luitenants G. O. T, B, Tkoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, van de afdeeling kurassiers, N°. 3; J, G, van Merrbach, van liet regiment hviisaren N°. <5; T. F. Brandt, van het regiment ligte dragonders N°. 5; C. H. G. Lehnkering en H. Hoofd Graafland, van de afdeeling knrassieis N°. 9; G. B. Steenstra, van de afdeeling kurasiiers N°. 3 en H. Backman, vim de afdeeling kurassier! N°. 9. Behalve de bovenstaande zijn nog voorloopig op non-activiteit gebragt, dt: Ritmeesters T, T, Baumast en H, IV. Anemaet, van dg afdeeling kuras, ai-er» N°. 3; RJ. J. deRoojvan Zuidewijn van de afdeeling kurassier» N°. 9; H'. Cramer, van de afdeeling kurassiers N°. 3; J. G. Happc, van het regi ment ligte dragonders N°. 4; T. van Olden, van de afdeeling kurassiers N°.9; en A.T. Stavenisse de Brauwvan het regiment ligte dragonders N3. 4. Zijne Msj. heeft, naar men verneemt, Jhr. Mr. J. A. van der Heim van Duivendijke c. a., ook voor zijne mannelijke afstammelingen bij regt van eerstgeboorte, bevestigd bij den titel van Ridder, aan wijlen zijnen vader In der tijd verleend. Tegen den 6den April zijn de Provinciale Staten van Noord-Holland bijeengeroepen, tot het houden van eene buitengewone vergadering ten einde le voorzien in de vacature in de Tweede Kamer der Staten-Generaalont staan door het overlijden van den heer IV. Baron Röell van Hazerswoude. Tot dos verre zijn aan de Tweede Kamer der Staten-Generaaldoor de volgende heeren, verzoeken gedaan, om by de verkiezing van drie Candidaten voor het lidmaatschap van de Algemeene Rekenkamer, in aanmerking te Lontenala door: i°. Mr. IV. G. Hooj, agent vau 's Rijks domein in Over iissel, te Zwolle; i°. D. P. van Hoogenhujzecommies bij de Algemeene Rekenkamer; 30. Jhr. L. J. H. Ridder van der Schuerenlid der ridderschap van de provincie Noord-Brabindadjunct-commies bij het departement voor ^le zaken der Roomich-Kathoiyke Eeredienst; 4°. B. Frieswjk, provinciaal inipecteur der registratie in de provincie Overijssel, wonende te Zwolle; jhr. C. H. T. Nahujslid der ridderschap van Gelderlandarrondissements- inspectenr der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accljnsen te Alkmaar; <5°. J. L. Le Houxhoofd-ontvanger van het regt van waarborg op «je gouden en zilveren werken te 's Gravenhage70. Mr. H. van Stralen, tommies bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken8°. Jhr. O. IV. Hora Siccamacommies bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken; 90. L. Ni- Ham, lid der Provinciale Staten van Overijssel en Burgemeester van Olst; 106, P. M. van Meurt, hoofd-ambtenaar bij het provinciaal Bestuur van INoord-Braband te 's Boschn°. J. J. van den Ouwelant, kantonregcer te Oosterhout; it°. A, H. Naus, controleur der eerste klasse bij de directe lielastingen te Roermond, Limburg; 13°. IV. J. Ockersje Rutten, commies »>ij de Algemeene Rekenkamer; 14°. Mr. A. F. J. Romiwinckel, commies btj liet departement van Binnenlandsche Zaken; 15°. Jhr. Mr. H. van Alphen, commies, chef van het kabinet van het Miniiterie van Marine en Koloniën; fa 16°. O. J. H. Boel/aardcommies bij het Ministerie van Financien. Het Journal de la Haje behelst heden het volgende nopens het artikel .over de onteigenings-voordragt, door vier leden der Amaterdamsche balie in liet IVeekblad van liet Regt geplaatst. Wij hebben eergisteren gewag gemaakt van eene ptotestatie van vier Ad® vocaten der Amsterdatnsche balie tegen het ontwerp van wet nopens de ont eigening ten algemeenen nutte. Zonder ons hier tot verdedigers van dat ontwerp te stellen, moeten wij nogtans doen opmerken, dat die regtsgeleer. den met opzigt tot het voornaamste bezwaar, bestaande in de schending van de grondwet, geheel schijnen te dwalen. Art. 163 der staatsregeling houdt in, dat niemand van eenig gedeelte zijner eigendommen kan worden ontzet, dan ten algemeenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen. Nn betwisten de vier Advocaten, krachtens die bepaling, den Koning de magt, die hem het thans aan de Kamer voorgedragen ontwerp toekent, van bij besluit te verklaren, dat het geval van algemeen nnt bestaat en de ont eigening te gelasten, die overigens indien er geene minnelijke schikking tot stand komt, door de Regtbanken wordt beslist, die alsdan eveneens de schadeloosstelling regelen. Wij gelooven dac men den zin van art. 162 mis kent, met hetzelve eene uitlegging te geven, volgens welke eene wet zou worden veteischt voor elk bijzonder geval, gelijk zulks plaats heeft in En geland, alsmede in Frankrqk, hoewel in laatstgemeld land alleen indien Iter groote verken betreft. In Belgie, waar de staatsregeling een artikel overeenkomstig ons art. 162 bevat, heeft men dit nooit anders dan als de stellers van opgemeld ontwerp begrepen en ofschoon in 1835 de Fransche wet van 1810 wijzigende, heeft de Belgische wetgever niettemin het beginsel van het Nederlandsche ont werp behouden, dat de Amsterdamsche Advocaten als ongrondwettig aanmer ken. De Hoogleeraar Thorbecke (in zijne Aanteekening bladz. 238) is, of schoon hij het beginsel der Engelsche wetgeving als verkieslijk voorstelt, nogtans van meening, dat de grondwet slechts eene enkele algemeene wet gebiedt, de gevallen bepalende, waarin zake van onteigening kan zijn, en hij beschouwt geenszins als strijdig met Dnze «taatsregeling het stelsel, volgens hetwelk de verklaring dat het geval van algemeen nnt bestaat, telkens bij Koninglijk besluit plaats moet hebben. Men kan gewisselijk over de redenen, die ten voordeele van een of ander stelsel pleiten, verschillen, maar men heeft, onzes bedunkens, zeker geen gror.il om aan het door de Regering aangenomen stelsel ongrondwettigheid te verwijten. Omtrent de toebereidselen van 's Konings komst te Rotterdam, meldt men uit die plaats, onder dagteekening van den 24 Maart, het volgende; Zijner Majs. oorlogsbrik Pegasus, benevens de stoomschepen Etna en Hekla, zijn dezer dagen alhier van Hellevoetslois aangekomen, en liggen op stroom, om den Koning bij Hoogstdeszelfs te gemoet geziene komst mede te begroe ten. De rivier de Maas zal bij die gelegenheid een verrukkend schouwspel opleveren, ook door eene onafgebrokene linie van fraaije oorlogschepen, die, tot zelfs ver voorbij de stad, zoo naar boven als beneden, daarop liggen zal, al welke schepen, meer en min luisterrijk, met vlaggen versierd zullen zijn, terwijl een der grootste, de Sara Ljdia, juist gelegen voor het hócel waar Zijne Maj. Hoogstdeszelfs nachtverblijf zal houden, naar verzekerd wordt, des avonds schitterend geïllumineerd zal wezen. Hetzelfde wordt ook van een of meer andere vaartuigen gezegd. Onder de toebereidselen, voor ge iiuci.iS s—or.rij.ini7 v,n Pene keiiriue eerennnrr voor 's lands werf, aan het einde van het Haringvliet. De Koninglijke sloep, tot den overtogt naar Fijenoord bestemd, heeft eene lengte van 14 el 15 duim en eene wijdte van 2 el 54 duim. Zij is in den vorm eener galei gebouwd. Op het zich sierlijk verheffend voorgedeelte of galjoen ziet men eene keurig gebeeldhouwde groep, Neptunus voorstellende, gezeten in eene achulp en getrokken door drie zeepaarden, terwijl een Triton ter wederzijde der schulp den zeegod begeleidt. De geheele groep is ver gald, en de woelende zee, waarin het geheel geplaatst ia, verzilverd. De lijst, die het galjoen omvat, is met een allegorischen rand van schelpen, zee- gewassen enz. omzoomd. Over de geheele lengte der sloep is een vergulden arabesken rand aangebragt. Al de roei-dolten zijn van verguld koper, en ter wederzijde tien in getal. Een weinig achter de achterste roei-do! ligt een vergulde leeuw, en van daaraf begint eene verhooging van boord. Het is dit gedeelte dat ter ont- vangst der Vorstelijke Personen dient, zijnde daartoe eene verhemelte opge. rigt, met sierlijk lof- en lijstwerk voorzien, en door vergulde kolommen ge. dragen. Het achterste gedeelte der sloep vormt een lang wulf, op iedere zijde geschoord door een vergulde faam. Rondom de opening, waar het roer door het wulf gaat, verspreiden zich lichtstralen; in het hek ziet men's lande wapen, en op de verbreeding van het roer is een vergulde dolfijn aangebragt. Het inwendige der sloep wedijvert «iet het uitwendige in pracht en keurige bewerking. De Generaal-Majoor Evers, Provinciaal Commandant van Zuid-Holland, wordt, bij gelegenheid van genoemd bezoek, alhier te gemoet gezien. Een der personen, die door het omslaan der eerepoort bniten Rotter, dam gekwetst was geworden, is reeds overleden. Nog meldt men nit Rotterdam het volgende: Bij Koninglijk besluit van den i4den dezer is door Zijne Maj. goedgekeurd het ontwerp der statuten eener siaamlooze vennootschap, onder den titel van Rotterdamsche Stoomvaart-Maatschappijwaarvan de directie en administratie is opgedragen aan de heeren W. M. Hop, A.Seeuwen, A. H. SchermesP.J Lucardie en A. A. Nieuwkampen welke gevestigd zal zijn binnen deze stad. T U R K Y E. De Seraskier van het Ottomannische leger in Syrië heeft den I2den Decern- ber 1. 1. het volgend bevel uitgevaardigd: Aan den regter van Jerusalemallen overhelds-personen en bewoner» van de heiligen stad doen te weten: dat het hooge verlangen van de Verheven Porte is, dat er rost en zekerheid voor hare, haar door Allah aanvertrouw de onderdanen bestaan. De Verheven Porte wenscht, dat hare Christen onderdanen, zoo wel Grieken, als alle, van welke gezindheid ook, volko. men rust genieten, en beschermd worden. Indien eenig Muselmansche raja een' Christen beschimpt, zal hij zonder genade gestraft worden; mijn eerste pligt is dien ten gevolge, het hooge bevel met de grootste gestrengheid ten uitvoer te leggende rajas te beschermen en voor hunne rust te waken want zij hebben, wat wij hebben, en zijn hetzelfde lot, als wij onder worpen (woorden uit den Koran met betrekking tot de Christenen). Da gezamenlijke onderdanen der Verheven Porte zijn alle onderling gelijk, eti zij zullen volkomen rust en volkomen bescherming genieten, zoowel voor hunne eer, als voor hunne bezittingen, en voor alles, wat hun behoort, en gewaarborgd zijn tegen elke beleediging. Het is ons ter oore gekomen, dat eenige Muselmansche rajas onder u het gewaagd hebben, Christenen te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1