A". 1841.
leydschë
MAANDAG,
NEDERLANDEN.
Levd'en, 17 Januarij:
ïn het Journal de la Haye van lieden leest men het volgende:
Het ia met een aangenaam gevoel, dat men door alle klassen der bevol
king van de Residentie de treffendste proeven hoort aanhalen van weldadig
beid door HH. MM. den Koning en de Koningin, gedurende dit srreng jaar
getijde, bewezen. Meer dan een ongelukkige, doordrongen »an etkente.ijk-
beid, ngt vurige dankzeggingen ten Hemel, opdat dezelve hulp en zegen
Verleene aan Hunne Majesteiten, die zoo vele lianen droogtn, die zoo veel
ellende verzachten. Terwijl dat de weldaden van Hare Maj. de Koningin
zich, onder verschillende vormen, onder alle soorten van ongelnkkigen ver
spreiden, toont onze geëerbiedigde en beminde Koning standvastig de grootste
zorg voor het lot van een groot aantal behoeftige huisgezinnen. Het ia al-
zoo, dat het aan Zijne Maj. behaagd heeft, den zeer werkzamen post om de
Koninglijke lietde voor te lichten, toe te vertrouwen aan de goede enion
partijdige directie van den heer simpt, Referendaris en Directeur der Policie
van de Residentie.
Het Dagblad van 'sGravenhage van den I5den dezer, bevat de volgende
levensschets van wqlen Jean Gyberto Baton de Mey van Streefkerk:
Hij werd geboren te LeyJen, den 16 April des jaars 178a. Zijn vader ia
de Edel Achtbare Heer Jean Gyberto de Mey van Streefkerk, thans nog Bur
geroeester van Leyden; zijne moeder Vrouwe Margaretha Maasdam. Hij
oefende zich in de hoogere wetenschappen in zijne geboortestaden verkreeg
aldaar op den 24 Ju lij 1802 den giaad van Doctor in de beide regten. Wei
nige maanden daarna vertrok hij, als Secretaris bij de legatie, naar Pa;ys,
welke betrekking hij ruim twee jaren bleef vervullen, tot dat hij in Mei
des jaars 1805 tot Kabinets-Secretaria van den Raadpensionaris Schimmelpen
ninck benoemd werd. Kort na de aftreding van den Raadpensionaris, werd
de heer de Mej tot Secretaris-Generaal bij de Hoofd-Commissie tot de zaken
der verponding aangesteld; waarr.a hem in den jare 1808 de post van Secre.
taris bu het Kabinet van Koning Lodewyk Napoleon opgedragen werd, welke
post eenter niet door hem aangenomen werd.
Na de inlijving van het Vaderland in het Fransche Rijk, werd hij tot
Secretaris-Generaal bij het Syndicaat van Holland, en een jaar later tot ont
vanger der Domeinen en bewaaruer der Hypotheken te Rotterdam benoemd,
welke laatste betrekking door hem tot san de bevrijding des Vaderlands ver-
vuld werd, zijnde de betrekking van Secretaris-Generaal der Prefecture van
de monden van de Maas, die hem weinige dagen vódr de verbreking van het
Fransche juk was opgedragen, niet door hem aanvaard.
Naauwelijits was de gelukkige omwenteling van zaken eenigermate beves.
tlgd, of degenen, die aan het roer van Staat stonden, vestigden hunne aan.
dacht op den man, die in de veelvuldige en velerlei betrekkingen, waartoe
bij geroepen was geweest, altijd getoond had, een trouw, schrander, kundig
en buitengewoon ijverig ambtenaar te zijn. Te regt meenden zij, van hem
een nuttig gebruik te kunnen maken, waarom hij op den isten December
des jaars 1813 tot Secretaris bij het Generaal-Commissariaat van Binnenland
sche Zaken benoemd werd. Slechts weinige maanden bleef hjj echter in die
betrekking, wordende hij reeds op den iaden April des volgenden jaars, toe
Secretaris van den Raad van State bevorderd. De bekwaamheid, welke hij
bij de vervulling van die gewigtige betrekking aan den dag legde, deed bij
den Souvereinen Vorst het verlangen ontslaan, de Mey nader aan zich te ver
binden, waarvan het gevolg was, dat hij in Lentemaand des jaars 1815, tot
eersten Secretaris van het Ksbinet benoemd werd. Datzelfde jaar ondervond
hij nog een tweede gunstbewijs van dien Vorst, toen tot Koning verheven,
daar hij na de instelling der Ridderorden, tot Ridder der orde van den Ne-
derlandschen Leeuw benoemd weid, ook ter belooning van de getrouwe en
ijverige diensten, gedurende de moeijeljjke dagen van den inval van Napo
leon, bewezen. De Koning, voor wien hjj meer en meer onmisbaar werd,
benoemde hem drie jaren daarna tot buitengewoon' Staatsraad, belast met de
directie der Staats-Secretarie, en begiftigde hem op den 24Sten Januarij 1819,
met het Commandeurschap der orde van den Nederlandschen Leeuw, terwijl
hij hem op den 28sten December 182a tot Secretaris van Staat bevorderde,
en vier jaren later hem tot den Adelstand, met den titel van Baron, verhief.
Deze blijken van gunst, hoe uitstekend ook, werden door niemand gelaakt,
daar een ieder, wie hij ook ware, hulde deed aan den rusteloozen ijver, de
bekwaamheden en de voortreffelijke hoedanigheden van den zedigen Staats,
man, zoo zelfs, dat de wangunst stilzweeg. Ongelukkig waren zijne krach,
ten niet berekend voor de aanhoudende en nimmer eindigende werkzaamhe
den, aan zijnen hoogstbelangrijken post verknocht. Na van tijd tot tijd aan.
merkelijk verzwakt te zijn, zag hij zich eindelijk genoodzaakt, op den iaden
November dei jaars 1835 zijn ontslag te nemen, hetwelk hem door den Ko.
ning op de eervolste wijs verleend werd, door hem tot Minister van Staat,
tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaalen tot Grootkruis der orde
van den Nederlandschen Leeuw te verheffen. Gelijk wij reeds, bij de aan.
Itondiging van zijnen dood, gezegd hebben, nam hij, uit kieschheid, de bes
noeming tot lid der Eerste Kamer niet aan, dewijl hij gevoelde, dat zijne
gezondheid niet toeliet, de pligten, daaraan verbonden, met naauwgezetheid
te vervullen. Sedert dien tijd leefde de beminnenswaardige en door elk ge.
achte en geliefde man nog vjjf jaren, doch onder een gedurig lijden, tot dat
hij, eindelijk, na met voorbeeldelooze gelatenheid dat lijden te hebben door.
gestaan, op den sden dezer, in den ouderdom van 58 jaren, bezweek, be.
treard door zjjne troostelooze echtgenoot, door zijne diep bedroefde kinde.
reu, en door allen, die de deugd vereeren.
De Staats-Courant van den i4den dezer, deelt het drie maandelijkach
verslag mede over den staat der gewassen en van het vee, met betrekking
tot de levensmiddelen, in Zuid-Holland, over de drie laatste maanden van
het jaar 1840, waaruit wij bet volgende overnemen:
Verscheidene stukken tarwe op Goedereede en Flakkee en in de Beijer-
landen en lande van Strijen, hadden veel geleden door de harde winden in
July en Auguatus en daardoor is de afkomst aldaar minder, dan men ver.
wacht had en zeer ongelijk; doch daar dezelve droog ia binnengekomen, is
de qualiteit zeer goed; men berekent de afkomst op Goedereede en Flakkee
der winter-tarwe, op niet hooger dan 15 mudden per bunder, hetgeen aldaar
niet tneer dan een middelmatig gewas is, ende zomer-tarwe, welke minderdoor
de winden geleden had, op 20 mudden. In de andere districten, zoo als
onder anderen m Delfland en het Westland en Rijnlandit men over het
algemeen zeer wel tevreden over de afkomst en hoedanigheid der tarwe, en
men berekent daarvan de afkomst van 22 tot a5 mudden per bunder, het*
^een aldaar een goede oogst gerekend wordt.
fta \i
COURANT,
18 JANUARIJ.
Door het aanhoudende natre weder in October eh daarop volgende vórsr$
beefc men minder wtmer-tarwe kunnen zaaijen, dan gewoonlijk en dan meri
voornemens was, en een gedeelte laat, waardoor de vele planten no£
zeer zwak zijn. Sommige stukken hebben daarenboven geleden van de slak*
ken; zoodat de vooruitzigten hieromtrent niet gunstig ztjn.
Over de rogge luiden al ae berigten zeer gunstig, hebbende veel en goed
graan opgeleverd en zeer veel goeü stroo. Men berekent de opbrengst vaii
22 tot 27 mudden per bunder. Van de braakrogge op Voorne en Putten
ze fs van 30 tot 32 mudden.
De nu gezaaide staat algemeen vrij goed en gunstig.
Met uitzondering van die scukken wincer-gerstwelke vooral op Goede
reede en Flakkee. de landen van Voorne en Putten, in de Beijerlanden en
landt van S'rijen, van de stormen geleden hadden, is de wincer-gersc zeer1
goed uirgevallen; heett veel en goed graan opgerev^d en is daardoor ae op.
brengst zeer verschillende, als van 20 tot 30 en meer mudden per bunder.
Op Goedereede en Flakkee zelfs tot 42 mudden. De maartsche gerst heefc
aldaar opgebragt, dooreengerekend 41 mudden en de zomer-gerst tot 40 mud -
den per bunder. De du te veld staande winter-gersc heett veel geleden van
de slakken.
De onderscheidene soorten van erwten zijn maar redelijk uitgevallen en
daarbij, over het algemeen, de kwaliteit niet meer dan matig. Op Goede
reede en Flakkee zijn de blaauwe en witte erwten vrij goed geslaagd eri
leveren van 25 tot 26 mudden per bonder op; maar de graauwe niet meer
dan 11 mudden en daarbij slecht en wormstekig.
De aardappelen zijn zeer goed geslaagd en hebben veel opgebragt, vari
150 tot 200 en zelfs, op sommige stukken, tot 250 mudden per bunder, ert
de prijzen zijn laag geweest. Er zijn er nog vele in de petten voorhanden.
De prijs van 1 toi f 1.30 k f 1.60 per mud.
.Hoezeer de longziekte geiuksig op de meeste plaatsen veel verminderd
is, blijft dezeive echter nog hier en daar heerschen, zoo ais onder Maasland
in Delfland^ ook neemt dezeive wener toe in de Bêiierlanden en lande van
Strijen, en valien nog eenige slagtcffers daarvan in RijolaDd, den Aibasser-
waara en in het oostelijk gedeelte van Flakkee. Doch op Voirne en Putten
en net iand Rozenburg4 schijnt dezeive, Gode zij dank, te hebben opgehouden.
.Er is veel vee voornanden, voorai jong vee; en het gezonde vee heelt
Veel zuivel gegeven en de prijzen vin het vee zijn zeer voldoende.
Er is veel en goede boter gemaakt en de prijzen zijn hoog gebleven.
Zoo is hec ook met de kaas geweest; zijnde er veel en goede kaas ge.
maakt en voor goede prijzen verkocht.
De schapen zijn zeer gezocht geweest, maar zijn hier en daar veel ongans
geweest en nog in geen gunstigen staat.
De var«ens zijn gezond geweest en over het algemeen zijn de vette varkens
voor goede prijzen verkochtzoodat de mesting voordeelig is uitgevallen.
Onder de kolom van bijzonderheden en aanmerkingen, melde men uit de
Beijerlanden, Lande van Strijen, dac het koolzaad goed te velde blijft staan.
Hir (W L»noe van Voorne eh Putten en het eiland Rozenburg: „door de
veelvuldige regens in den zaaitijd, is veel tarweland onbezaald geblevenen
„van het gezaaide koorn is veel verdronken en verrot."
Eindelijk uit Goedereede en Flakkee, dac zonder de stormen van Julij en
Augustus, de oogsi van tarwe buitengemeen groot zoude geweest zijn, en
nu niet meer dan middelmatig is; het koolzaad is aldaar zeer slecht uitgeval
len en de meekrap heett naauwelijks een vierde van een gewoon gewas op*
gebragt; de fijne zaden nebben weinig opgebragt, en de prijzen zijn laag.
De aardappelen waren overvloedig, maar laag in prijs.
uit du rapport birjkt, dat over het algemeen de oogst goed is uitgevallen
en de prijzen van meest alle producten vrij voordeelig zijn geweest; zoodat
de staat van den landman als voordeelig kan aangemerkt worden.
De Staats-Courant van den i5den dezer bevit een Koninglijk besluit
vau den 17 December 1840, houdende handhaving van een door den Staats
raad, Gouverneur van Noord-Braband, opgeworpen conflict; nog een ander
besluit van den 31 December 1840, vaststellende een reglement nopens de
invoering der iccijnsen op de zeep, het gemaal en het binnenlandsch gedis-
teleerd in het Hertogdom Limburg, en een reglement nopens de invoering
van die artikelen in dat Hertogdom.
Men meldt uit 's Gravenhage van den iódeu Januarij:
H. K. H. de Piinses van Oranje heeft dezer dagen de Koninglijke Biblio
theek in deze Residentie bezocht. H. K. H. heeft meer dan twee uren met
eene levendige deelneming de handschriften en de merkwaardigste werken
van deze rijke en keurige verzameling bezien. De doorluchtige Vorstin heeft
zich vervolgens verwaardigd aan de Bibliothekarissen hare geheele genoeg,
doening, met even zooveel welwillendheid als minzaamheid, te betuigen.
Zijne Ëxc. de Minister van Financien heelt, uit overweging van de
tegenwoordige omstandighedenwaardoor de noodzakelijkheid tot vermindering
van 's Rijks lasten ten sterkste wordt aangedrongen, alsmede uit verlangen,
om daartoe, zoo veel in deszelfs bereik ligt, mede te werken, ten einde de
Schatkist te ontheffen van de verhooging van perceptie-kosten, welke van
de invordering van meerdere opcenteD op de belastingen over het jaar 1841
te verwachten is, btj resolutie van den 3osten December 1840, bepaald,
dac voorloopig voor de invordering der gedachte meerdere opcenten op de
directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen, het verschil uic*
makende tusschen 1840 en 1841, door de ontvangers, onder de persoonlijke
verantwoordelijkheid der Inspecteurs en Controleursgeene belooning aan den
lande zal in rekening gebragt worden, en dat in dorso van derzelver decla
ratie* zal worden uitgedrukt de opbrengst der bedoelde opcenten, waarvoor,-
krachtens de aangehaalde resolutie, geene beiooning zal berekend zijn,
Zijne Excellentie de Gouverneur van de provincie Zuid-Holland heefc
bepaald, dat de loting voor de Nationale Militie, ligting van 1841 te Leiden
zal plaats hebben. Woensdag en Donderdag, 3 en 4 Maart, 's morgens ten
p ure. De opening van de zittingen der Militieraden, voor de ligting van
1841, in de hoofdplaatsen van ieder militie-ressort, zal plaats hebben als
volgt: de eerste zitting, Maandag, 1 Februarij; tweede, Maandag22 Maart;
derde, Dingsdag13 April; vierde, Maandag, 26 April, ten einde daarin
te handelen en af te doen de werkzaamheden, voorgeschreven by artikel
126 der wet.
In het Weekblad van het Regt leest men:
In de zitting van den Hoogen Raad van gisteren, civiele Kamer, is be-
handeld de zaak van den gewezen Directeur-Ingenieur van de Hollandsché
ijzeren Spoorweg-Maatschappij Bradetegen een arrest van het Provinciaal
Gèregtshof van Holland. Btf dit arrest is de requirant gedeeltelijk niet ont.
vankelijk verklaard in sijne ingestelde vordering tegen de CommisttTiisendier
Maatschappij.
a