a6. Heeft men doen opihïtlteti, dat de «nnemlftg vsn itie gedeeltelijke
vertedering vtn het tarief, nog uit een ander oogpunt beschouwdaan be-
denkelijkheid onderhevig wat; dac is, wanneer men lette op de wijze waarop
die werd voorgedragenen op den spoedwaarmede zij zou moeten werken.
Dit voorstel vari wet betreft zeker ten naauwste den handel en de nijverheid,
en echter zijn daarop geenzins de Kamers van Koophandel gehoord, waarvan
bjj het Koninglijk besluit via 7 November 1830 mede de noodzakelijkheid
is erkend, en die, blijkens de vertoogen der Kamer van Koophandel vair
onze tweede handelstad, zeker menig bezwaar zouden hebben ingebragt. Het
komt velen ongeraden voor, een zoo teeder onderwerp als deze reeks van
veranderingen in het tarief af te doen, zonder met de denkbeelden der voor
naamste Kamers van Koophandel bekend te zijn.
3°. Heeft men aangevoerd, dat, ofschoon men gaarne wil erkennen, dat
de schatkist in deze oogenbiikken eene groote behoefte aan geldelijke onder
steuning heeft, men zich echter met bet denkbeeld niet kan vereenigen, om
op deze wijze de in- en uitgaande regten daaraan dienstbaar te maken. Ter
wijl na den afval van Belgie, aan weik land in dat opzigt, zoo menig offer
gebrsgt was, altijd en weder bij bet meermalen aangehaalde besluit, het
voornemen wis kenbaar gemaaktdat Integendeel die toenaderingen tot het
aldaar gelief kooide verbod-siesel zouden worden weggenomen, wordt nu
een aanvang gemaakt, met de herziening van het tsriei, niet slechts zonder
eenige vermindeling van aanbelang, maar louter utc een financieel oogpunt
en regtstreeks in tegengestelden zin. Daar dit reedt in strijd is met de goede
beginselen der Staathuishoudkunde, vreest men bepaaldelijkdat hier te veel
en uitsluitend aan een betrekkelijk gering voordeel voor het oogenblik is
gehecht geworden, en dat men over het hoofd heeft gezien de mogelijk
beid van den boom uit te roeijen of zijne wortels te benideeten, door daar
van op die wijze de vruchten te willen plukken. Van te hooge regten op
onderscheidene voorwerpen, op belangrijke vooral, zoo ala de manufactu
ren, de tabak en anderen, zoo wel eene vermindering van handel of ver
plaatsing van denzelve, zoo ala reeds dit zoo dikwijls bij ons diarop ont
staan is, het gevolg kunnen ztjn; en het verlies daaruit zou dan en voor het
algemeene welzijn, en voor de schatkist zelve gevoelig en onherstelbaar
kunnen worden. Wedervergelding bij andere natiën, gelijk bij voorbeeld in
Amerika, of cnaangenaamneden, by krenking van belangen van naburen,
met welke men slechts onlangs, gelijk met de Dttitsche Staten, tot goede
verstandhouding is gekomen, zouden daaruit kunnen voortvloeijen. En dat
■lies bij niet eens tekere, tijdelijk vermeerderde inkomsten, daar groote
verhoogingen van belastingen niet altijd, en vooral niet evenredige, toene
ming van opbrengst verschaffen, en deze altijd gevolgd worden door eene
toenemende slnikerij, die nieuwe aanlokselen in die verhooging vindt, die
de zedelijkheid bij den handel en de grensbewoners meer en meer doet af
nemen, en die, blijkens de erkentenisien der Regering en bekende daadza
ken, nooit geheel kan worden gekeerd.
Het was op grond van deze algemeene beschouwing, waarvan de ontwik
keling onnoodig cn de toepassing niet moeijelijk geacht werd, dat velen ver.
klaard hebben, zich met het voorgestelde ontwerp van wet niet te kunnen
vereenigen.
Te dezer gelegenheid hebben vele leden nog verklaard van gevoelen te
zlin, dac bij het onlangs gesloten bandels-tractaat met het Vorstendom Neu.
chatel, ten onregte bepalingen, het tarief betreffende, zouden zjjn gemaakt,
daar, naar hun oordcel, alles wat hec tarief aangaat, bij eene wet behoort
geregeld te worden.
Men heeft zich stellig verklaard tegen de vermenging van vreemdsoortige
onderwerpen in een en hetzelfde wets-ootwerp, hetgeen hier weder plaats
beeft.
Nog heefc men gevraagd (ten einde over het belang der onderwerpen,
hier vermeldte hunnen oordeelen), eene statistieke opgave wegens den
in- ttft— cn doorvoer der handela-artikelen,hier bedoeld, zoo mogelijk iedere
.den jsre 1822. Men zonde gaarne zien, dat voortaan het voorbeeld van an.
dere handeldrijvende volken wierd gevolgd, en goede aecnrace opgaven om.
irent den staat des bandela onze deliberacien, over deizelfa belangen kou-
den toelichten.
Eenige leden vermeenden echter, dat de achatkiit zoo dringend voorzie,
ntng eischte, dat ook de verbruikers van vreemde producten dairtoe wel
eenige tonnen goudi konden veracrekken. Zij oordeelden zulka te meer,
nu de handel in zoo vele opzlgten bloeide. Elk vooratel tot belasting had
zijne speciale bezwarenniemand bad iets beters dan bet gestelde voor te
dragende schatkist eischte dringend om van alle zijden geschraagd te wor.
den; die het doel eener redding van onze financien wilde, moeac alle daartoe
strekkende regtmatige middelen helpen bevorderen; de laat van een onvrij
territoir waa niet te ontkennen; het was Zelfs streng genomen ongrond-
wettig, msar niettemin volstrekt onmisbaar, wanneer het regt effect zoude
aorteren.
Ook andere leden waren van oordeeldat de belangen van den bande) en
nijverheid, door veranderde omstandigheden gewijzigd, eene gedeeltelijke
herziening van het tarief niet alleen dikwijls wenschelijk, maar zelfs aomtijds
noodzakelijk maken, en dat dua nimmer eenig bezwaar in bet gedeeltelyk
wijzigen van hec tarief kan bestaan.
Door Zijne Maj. zijn bij bealuiten van den jden dezer benoemd:
Bij de afdeeling grenadiers: Tot Commandant van de afdeeling, de Lui.
tenant-Colonel Jhr. J. P. van Spengltrvan het corps; tot Commandant van
het ede bataljon, de Majoor A. L. Akersloot van Houten, van de 9de afdee.
Ilng infanterie.
Bi) de afdeeling jagers: Tot Commandant van hec 2de bataljon, de Mi
joor B. van Jen Bosch, thans k la suite Van de afdeeling.
Bij de iste afdeeling infanterie: Tot Commandant van de afdeeling, de
Luitenant-Colonel F. R, Moltingervan het corps; tot Lttitenant-Colonel
de Majoor IV. ie VsUcneuve, van de 7de afdeeling infanterie.
Bij de 5de afdeeling infanterie: Tot Commandant der afdeeling, de Lui.
tenant-Colonel P. R. Boelen, van de afdeeling; tot Loitenant-Colonelde
Majoor J. J, L. Stuttervan de 8ste afdeeling infanterie.
Bij de 7de afdeeling infanterie: Tot Commandant der afdeeling, de Lui
tenant-Colonei A. J. Ferhorst, van de afdeeling; tot Luitenant-Colonelde
Majoor ff. C. van der Hoop, vao de 8ste afdeeling infanterie.
Bi) de 8ste afdeeling infanterieTot Commandant van de aldeeling, de
Luilenant-Colonel G. J. J. Rochelt, van de afdeeling jagers.
Bij de 9de afdeeling infanterie; Tot Commandant van de afdeeling, de
Luitenant-Colonel P. van Poolsum Boog, van de afdeeling grenadiers.
En op pensioen gesteld: de Majoor /f. J, Zurich, van de 5de afdeeling
infanterie.
Terwijl, als een gevolg daarvan, door den Directeur-Generaal van Oorlog,
de hierna genoemde officieren verplaatst zijn geworden, als: Bij de ade af
deeling infanterie, de Majoor J. Enierlein, van de tode afdeeling infanterie;
bij de 5de afdeeling infanterie, de Majoor ff. Boiegrayevan de 9de afdee
ling irfamerie; hij de 7de afdeeling infanterie, de Msjo°r RZ. C. A, Bsron
ie Biebersteinvan de 4de afdeeling infanterie; bij de 8ste afdeeling tnfan
terie, de Maj..ors, J. F. P. George en /f. P. Kamps, respec ivelljk van de
3de» en <$le afbeelirg infanterie; bij de 9de afdeeling infanterie, de Majoor
/f. /Fortmanvan de 2de aldeeling infanterie.
Znne Maj. heeft den gepensionneerden Luitenint-Generaal Meijer vt*
noemd rot Commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw.
Zijne Maj. heeft al verder gelieven te bepilen.dat voortaan geenejringi
bevorderingen meer aan gepensioneerde officieren zullen worden verleend,
maar dat zij het aan hen toegelegd pensioen als eene definitive belooning
behoortn stn te merken voor de trouwe of langdurige diensten door hen, I»
hunne active betrekking, bi) het leger bewezen. Dienvolgens zat dan ook
voortaan op alle aanvragen van gepensioneerde officieren om verhooging van
rang, geen regard worden geslagen.
Nog heefc Zijne Mij. aan den Directeur-Generaal van Oorlog te kennen
gegeven, dat Hoogstdezelve alle vertoeken om met eene decoratie of eenige
onderscheiding begiftigd te worden, als ongepast beschouwt, dur eene
zoodanige onderscheiding van den Souverein verwicht behoort te worden,
maar nimmer met kleschheid kan worden gevraagd, dan alleen in hec geval,
dat znlki overeenkomstig de statuten van de Militaire Willems-orde, met de
bewijzen eener uitmuntende daad in de hand mogt kunnen geichieden.
De Directeur-Generaal van Oorlog is dethslve gemagtigd op alle aanzoe
ken van dien aard, welke reed! gedaan mogten zjjn, of nog gedaan mogten
worden, in dien geest te antwoorden.
Naar men verneemt, is bij Koninglijk besluit eene wijziging gebragt in
de rigting van den ijzeren spoorweg tusschen Haarlem en Rotterdam, voof
zoo veel betreft den doortogt door Haarlem.
Men meldt, dat Zijne Maj. het Departement van Oorlog heeft gemag.
tigd, om de lotelingen van 1838 en 1839, die nog ongekleed en ongeoefend!
zijn, tegen den 25 Maart aanstaanden op te roepen, alsmede de reserve van
de ligting vin 1840 tegen den isten July aanstaanden. Deze lotelingen zullen
respectievelijk gedurende drie maanden in dienst worden gesteld, ten einde
in den wapenhandel te worden geoelend.
Zijne Maj. heeft den Minister van Financiën gemagtigd om, te rekenen
van den isten Maart aanstaande, even ais ten aanzien van zeep of zout i»
bepaaldgeen inslag van turf, steenkolen of atijnen met vrijdom van accijns
toe te staan aan zoodanige fabrijk of crafijk, door wie of by wien handel
of nering in die artikelen wordt gedreven, en die tevens genot van den vrfj.
dom van accijns wegens hetzelfde artikel genieten, ten ware de daarbij be.
trokken personen bij opgemeld tijdstip geheel en al afstand van dezen hun.
nen handel of neting hebben gedaan, met uitzondering nogtana dat de maat.
regel niet aal worden toegepast op zoodanige veenlieden, wier fabrijk of
trafijk mogt gevestigd zijn in eene andere gemeente dan die waar hunne
veenderij of veenderijen mogten gelegen zijn,
Onder dagteekening van den 5den dezer, ia de onderstaande algemeene
order a>n het leger uitgevaardigd:
De Directeur Generaal van Oorlog brengt by deze ter kennis van het Ie.
ger, dac het Zijne Maj., bij besluit van den laten dezer, N°. 10, heefc
behaagd:
Is. De tot dus verre bestaan hebbende twee artillerie-inipectien op te heffeo.
2°. Insgelijks op te heffen de thans bestaande 5 artillerie-directien, met
bepaling, dac dezelve van nu voortaan zullen worden vervangen door 3 artil.
lerie-directien op den hierna omschreven voet: tot de nee artillerie—directie
standplaats Gravenhage, zullen behooren: de provinciën Noord-Holland,
Zeeland en Utrecht, in derzelver geneel, mitsgaders ook de provincie Zuid.
Holland, doch met uitzondering der vesting Gorinchem; tot de ade artillerie,
directie, itandpisits Nymegen, de provinciën Vriesland, Overijssel, Gro.
ningen en Drenthe, in dezeiver geheel, mitsgaders ook het Hertogdom Lia.
burg, provincie Gelderland, doch deze laatste met uitzondering van den
Bommelerwiardtot de 3de artillerie-directie, standplaats te Breda: de pro*
vincie Noord-Brabandmet bijvoeging der vesting Gorinchem en van den
Bommelerwiard.
3*. Ten gevolge van de bovenstaande verdeeling, de directie over de
metaal-grnfgeschut-gleterij te 's Gravenhage van de ute artillerie-directie
af te scheiden.
4°. Het personeel van het wapen der artillerie, met uitzondering nogtana
van de compagnie-artillerie-werklteden, van nu voortaan te stellen onder de
bevelen van eenen Commandant van het personeel der artillerie.
5°. Het materieel der artillerie inigetijzs te stellen onder de bevelen van
eenen Commandant van het materieel der artillerie, onder wiens toeztgt en
inspectie zullen ressorteren en behooren: de drie arullerie-directien; die
over de osetaal-grofgeachut—gieterij te Graventiaee; de directie over.de
stapel- en constructie-magazijnen te Delft, mee alle de etablissementen,
daartoe behoorende, mitsgaders de tt Delft gestationeerde compagnie artille
rie-werklieden; de inspectie over de buskruid-fabricatie; die over de draag
bare wapenen; en
6'. Te bepalen, dat de beide Commandanten van het personeel en mate
rleel der artillerie hun vast verblijf te *1 Gravenhage zullen m eten houuen.
Naar men verneemt Is de betrekking van provinciale- Commandant
gesupprimeerd in die provinciën waar eene brigade ge estigd 11. Daar de
Generaal Evers, dien ten gevolge, het commando over de eerste brigade
der eerste divisie zal bekomen, zal hij oak met de lunctien van Provincialen
Commandant en vin die van Gouverneur der Residentie belast worden.
De heer Piepers, lid van den Raad van State, neeft zijn un s'ag alt
zoodanig gevraagd en bekomen. Men zegt, dit de heeren vjn Lijnden, van
Hoevelaken en Pabst, wegens hunne hooge jaren, nettende voornemen zou.
den hebben. De heer van Lijnden is daarenboven zeer ziek en zelfs in eenen
bedenkelijken toestand.
De heer N. Levy heeft te Dordrecht eene fabrijk van stalen pennen op.
gerigt, zijnde de eersie instelling van dien aardwelke op het vast land besiiar.
Omtrent het overlijden van den Baron J. G, ie Mey van Streefkerk leest
men in eenen bijzonderen brief het volgende
Alhoewel sedert lang verwacht, trett dit overlijden velen zeer levendig,
want de heer ie Mej genoot de achting van uien, evenzeer van wege zyne
opregtheidals van wege de beieeldheid waarmede hij een ieder oehandelde
met wien hij in eenige aanraking kwam. O 'der den Raaope sionaris Schimmel
penninck, begon hy als Secretaris van net booid •■•au den Staat, zijne staat
kundige loopnaan. Reeds toen onuerscbeidde hij zich door zijne werkzaam,
heidhij had later, in zijne langdurige betrekking van Secretaris van Staat,
en van Minister-Secretaris van Staat, overmoedige gelegenheid, om, bij
voortduring, blijken te geven van eene werkzaamneidweike langzamerhand
zijn gestel ondermijnde, tot dat hi), nu eenige jaren geleden, door ligchaama
zwakte botten staat geraakte, die gewtgtige betrekking langer waar te nemen.
Het was uit hoofde van zijne hel lere tnzigten, dat Zftre Maj. Koning lp11.
temt den aan de ziekenkamer gebonden raadsman nog dikwijls raadpleegde en
kwam raadplegen. Zijne echtgenoot, zijne dochters, zijn grijze vader, zijne
verdere bloedverwanten en vele vrienden betreuren opregtelijk den waardi.
gen man.
Te '1 Gravenhage zijn in 1840 geboren 3227 kinderen: ala 1163 vut
het minnelijk en 1064 van hec vrouwetijk geslacht, zijnde 86 meer data
in 1839; overleden 1520 personen, namenlyk 760 van hec mannelijk en
760 van hec vrouwelyk geslicht, zijnde 123 meer dan io 1839; gehuwd
606 paren23 meer dan in 1839.
Te Delft zijn in 1840 geboren 311 zoona en 284 dochters, te zamen
595 kinderen; overleden 241 personen van hec mannelijk en 243 van hec
vrouwelijk geslacht, te zamen 484; gehuwd 139 paren.
Men melde uit Haarlem, dac tot Lector in de psysiologie en materies
medici, aan de geneeiknndige school aldaar, ia benoemd, de heer J. G.
WaarienburgMed. Cnir. et Art. Oostr. Doet. aldaar; en dat de heer Dr.
H. Beeke, door wien, tot dua verre, het onderwijs in gemelde vakken I*
waargenomen, uit die betrekkii.g eervol is ontslagen, en, in plaats daarvan»
aan derzelven is opgedragen het onderwijs in de pathologie en therapie.
Te Brouwershaven zijn in 1840 binnengeloopen 61 schepen, zijnde
31 «eer dan in 1839.
Te Amerafoort zijn in 1840 geboren 404 kinderen, als 217 zoom e»
187 dochters; gestorven 186 personen van het mannelijk en 204 van het vtou.
welp geslacht, te zamen 399; gehuwd 93 paren.
•-