door fa toepassing der srocmkrjchr en dssruit spruitende min kostbare bewer. king, een overwigt, dat deszelfs handel tot den wereldhandel heeft opge voerd: een treffend voorbeeld, voorwaar! hoe handel en industrie, beide groote bronnen van volksbestaan en welvaart, hand aan hand kunnen en be- hooren te gaan, en alzoo rijkelijk vloegen. De middelen ter bereiking van dit doel bezitten wij genoegzaam, ja, in volkomenheid, elk industrieel vak van eenig aanbelang, bezigt dezelfde werk tuigen, als daartoe in Engeland en elders gebruikt worden. Het is dan ook alleen de groote schaal, waarop de fabrijken In Engeland staan, en niet de aanleg in onze werkplaatsenof de hoogere arbeidsloonen, die eenig beletsel daarstellen, om, voor als nog, te concurreren, doch ook daaraan zal worden te gemoet gekomen, zoodra het débouché door matige beschermende regten zal zijn bevorderd, waardoor tot bereiking der bedoelde vereeniging van beide takken aanmerkelijk zal worden bijgedragen. Dat dit gestelde niet tot loutere bespiegelingen behoort, getuigen de vóór eenige jaren in ons Vaderland opgerigte katoen-fabrijkenhet beschermend regt, op Java en Madura tegen vreemd manufactuur vastgesteld, heeft op dezelve den weldadigsten invloed: door een toereikend débouché onder steund, is reeds de grond gelegd, om ook op andere markten het hoofd te bieden aan vreemde mededinging. Eere hebbe de hooge Regering, welke, doordrongen van de noodzakelijk heidom bfj dit alles den middenweg te behouden, de hooge waarde schat, het belang heeft, om de vaderlandsche industrie met den handel, beide als bronnen van algemeenen voorspoed, te verbinden. Welkom moet dan ook aan de Natie zijn elke verbetering, die het voor. gestelde doel bevordert. Geen twijfel, of verschillende artikelen van het te wijzigen tarief zullen daarvan voordeel genieten; en het zoude zelfs te bejammeren zijn, indien de klaagtoonen van hen, die te zeer uitsluitend eigenbelang beoogen, het goede, dat beoogd is, in den weg stonden of slechts bedreigden. En toch is er meer bepaaldelijk één der artikelen van het te wijzigen tarief, hetgeen de bezorgdheid van den fabrijkant, ook binnen Leyden, In hooge mate heeft opgewekt, en hetgeen de kamer van koophandel en tabrijken dan ook niet onopgemerkt mag laten. Zij bedoelt de wijziging omtrent manufacturen en de heffing van het inko mend regt naar de waarde, niet meer naar het gewigt. De beste bedoelingen, die zoodanige wijziging mogen hebben uitgelokt, moeten zonder gevolg blijven. De aatd der zaak brengt het mede. Trouwens, hoe zoude het zich ook anders laten verklaren, dat de grossiers, die hevige tegenstanders van al wat naar bescherming van inlandsch fabricaat zweemt, deze wijziging en eene heffing de waarde tot grondslag hebbende, zouden aanprijzen en aanbevelen? Hieruit reeds zal bij u edel mogenden een hevig vermoeden geboren worden, dat zij daarin voordeel zien, wel bewust, dat het geheele stelsel zich in diervoege, als van zelve reeds in de geboorte, laat ondermijnen. Ed. Mog. Heeren I De kamer van koophandel en fabr(jken te Leyden aarzelt niet onbewimpeld te verklaren, dat zij geheel en al instemt met het gevoelen van hen die vermeenen, dat de bedoelde verandering van beginsel iu het thans voorgedragen tarief volstrekt ontoereikend is, om aan onze fa brijken die bescherming te geven, waaraan dezelve, om staande te blijven, behoefte hebben. Dat eene tolbelasting op het gewigt der wollen manufacturen het eenige middel is, gelijk zulks in Rusland en Belgie zeer te regt wordt ingezien, om ontduiking te ontgaan en sluikhandel te weren. De heffing toch der regten naar de waarde heeft onoverkomelijke bezwa. ren, die voorivloeijen moeten uit één tastbaar hoofdgebrek, te weten, dat het van den aanvoerder zeiven afhangt, die waarde naar goedvinden te bepa len, zonder dat de ambtenaren, die waarden kunnen beoordeelen noch con. irolerenen dus geen gebruik durven maken van het eenig middel, wat anders zoo nadrukkelijk werkt, te weten, de benadering. Dit moet den zoogenaamden handel aan de grenzen, toet welke benaming de sluikhandel bemanteld wordt, in de hand werken. Indien men ook al bij de ambtenaren, met de surveillance belastgrondige fabrijkkennis mogt veronderstellendan nog zouden zij veel te kort schieten, aangenomen dat eene gedetailleerde opneming van al wat ingevoerd wordt, uitvoerbaar was. Zij zouden te kort schieten; want de meeste grove wollen fabrijkatenwor. den onbereid en ongeverwd binnen gevoerd, en juist die artikelen het meest, welke, ten gebrnike van de mindere klasse, voorwerpen van speculatie der grossiers uitmaken, als daar zijn: baaijen, duffels, enz. Het zijn weinige dier grossiers, welke alleen van zoodanige incourante en voor winkeliers ongeschikte artikelen zich kunnen meester maken, en daar van alzoo partij trekken. De benadering is alzoo hoogst gevaarlijk en gewaagd, en men stelt het niet overdreven, wanneer men aanneemt, dat de aanvoeren van onderschei den qualiteit, in massa, zonder vrees voor aanhaling, veilig 50 pCr. bene. den de waarde zal kunnen gedaan worden. De belasting wordt dan denkbeeldig; zij wordt ontdoken; er is geen con- tróle, geen klem: en daarmede gaat het doel verloren, wat men zich be loofde bescherming van de nijverheid en stijving van de Schatkist tevens. Of, zou het betoog behoeven, dat iedere verschillende soort, vooral van grove manufacturen, zijne eigene verscheidenheid van waarde medebrengt; dat ieder artikel zoo vele nuances heeftdat het den ambtenaar onmogelijk is bij grooten aanvoer, van opzettelijk en behendigdooreengemengdesoorten, de waarde maar eenigzins te beoordeelen? Zal het betoog behoeven, dat het ontpakken en classificeren en detail, hetgeen noodig is om van die waarde met zekerheid te kunnen doen blijken, onuitvoerbaar Is; en zoo dit al mogt worden beproefd en eene enkele maal door de tolbedienden ondernomen, tot de hevigste klagten zal aanleiding geven, van belemmering, van formaliteiten, van vexatie, van overdreven fiscaliteit, van schending der empallage, van onbetamelijke benadeeling bij rigtige aangifte, en wat niet al: dat alles zich dus oplossen in onbestemdheid, in onzekerheid, in wankelmoedigheid en mag. teloosheid aan de zijde der ambtenaren; en in eigendunkelijkheid, stotumoe. digheid, gepaard met genoegzame zekerheid en veiligheid aan oe zijde der aanvoerders der producten van vreemden bodem en oorsprong; bij gevolg, tot bederf van inlandsche concurrentie? Deze, en zoo vele andere bezwaren van elders, U Edel Mogenden reedt bekend, zijn het, die aan eene heffing, gewigt tot grondslag hebbendeverre de voorkeur schijnen te geven. Het moge dan waarheid zijn, dat de ervaring ook daarbij abuizen heeft doen kennen: het volmaakte is niet te bereiken; maarzoo veel is zeker, dat eene vermenigvuldiging van onoverkomelijke bezwaren, bij de bepaling van de waarde, die zoo vele, men mag zeggen schier duizenden mengelingen en nuances heeft, zich hoogst nadeelig zal doen kennen, gelijk trouwens de ondervinding dit reeds geleerd had, toen men aan het stelsel van belasting per ponden met kennis van zaken de voorkeur gaf. Mogt men veeleer, bij het tarief met de meest mogelijke zorg en naauw- gezetheid bepalen, duidelijk bepalen, het verschil der regten op de grove en fijne stoffen, en dit voor elk manufactuur-artikel afzonderlijk/met juist, held aanduiden, dan zouden de ambtenaren gewisselijk eenen vasten grond- slag kunnen volgen, en met de meeste veiligheid te werk gaan, geene be nadering behoeven te schromen, en daardoor de rigtige gang, zoo al niet geheel verzekerd, althans aanmerkelijk bevorderd zijn. Het zijn deze vrijmoedige bedenkingen, welke de Kamer van Koophandel en Fabrijkenaan de staat- en huishoudkundige kennis van U Edel Mog. heeft gemeend te mogen onderwerpen, eo bij die van andere belanghcbben. den voegen, ten einde, Indien In deze oogenblikkenaan eenige wezenlijke verbetering van het tarief, in afwachting van eene stelselmatige en alge. meene herziening, behoort te worden gedacht, althans de wijziging ten aanzien der manufacturen, met betrekking tot den veranderden grondslag naar praesutmivg waarde, daarrnder niet mag worden gerangschikt. Men meldt Uit 's Gravenhag» van den 3den Januarij: Eergisteren avond heeft Zijne Maj., benevens de verdere leden van het Koninglijke GeZin, bij het sluiten des jaars, de godsdienstoefening in de Groote Kerk, onder het gehoor van Ds. Ruitenschild, en gisteren morgen, bjj den aanvang van het nieuwe jaar, de godsdienstoefening in de Klooster kerk, onder het gehoor van Ds. Lens, bijgewoond. Zijne Maj. heeft den heer DubouchetChirurgijn en consuleerend ge neesheer te Parijs, benoemd tot Ridder der ofde van den Nederl. Leeuw, Zoo men verneemt, heeft het Zijne Maj. dezer dagen behaagd een be. Sluit te nemen, waarbij bepaald wordt, dat de vaste beambten ter S.aais- Secretarle van Zijner Majs. Kabinet, die niet bij het Kabinet des KoningS zijn geplaatst, tot het einde van April dezes jaars, of wel tot hunne her. plaatsing, in het genot zullen blijven van hunne tegenwoordige jaarwedde en toelagen. Voorts zullen met den isten Mei aanstaande de tractementen en toelagen over het overige des jaars op twee derden worden gerudneeerd en indien de bedoelde ambtenaren vóór 31 December 1841 niet tot andere betrekkingen mogten zijn geroepen, zullen nadere voorstellen omtrent hen door den Minister van Financien worden gedaan. De uitvallende surnumerairs, ambtenaren en Copisten ter Secretarie van Staat zullen, gedurende het eerste halfjaar 1841, of tot dat zij voor den afloop daarvan op nieuw zullen zijn in dienst gesteld, genieten de maand, gelden en schrijfloonen, aan hen tot dus verre toegekend, de laatste bere. kend naar een gemiddeld bedrag over de laatst verloopen zes maanden. Voorts zijn al deze ambtenaren aan de hoofden der besturen aangewezen, om, bij voorkeur, in geval van vacature, te worden geplaatst. Met blijdschap worden voor een aantal huisgezinnen deze verzachtingen van een door vereenvoudiging des Bestnurs noodzakelijk geworden maatregel van bezuiniging vernomen. - De Staats-Conrant bevat thans de Koninglijke benoeming van den heer Mr. L. 1Lightenvelt, tot lid van den Hoogen Raad, en die van den heer Mr. A. de Keth, in zijne plaats als Advocaat-Generaal bij dien Raad. De benoeming van den heer IV. van Hobohen, te Rotterdam, tot aden Luitenant van de dienstdoende schutterij aldaar, is door Zijne Maj. inge trokken en buiten effect gesteld, en in zjjoe plaats benoemd de tegenwoor dige Schutter, de heer R. Mees. Door de belanghebbenden zijn gellgt de volgende door Z. M. verleende octroojjen: Een octrooi in dato 4 April 1840, voor den tijd van tien jaren, verleend aan G. iVhile, te Rotterdam, op de invoering van eene ceconomiscbe kag- chel; een in dato 17 October 1840, voor den tijd van tien jaren, verleend aan F, Parthon, te Gent, domicilium verkozen hebbende bij A. Ferrier, Consul van Groot-Britannie te Rotterdam, op de invoering van verbeterin gen in de toebereiding van benoodigdheden om het onderwijs in het schrijven gemakkelijker te maken, genaamd eupheographie of odolpische leerwijze; een in dato 17 October 1840, voor den tyd van vijftien jaren, gerekend van den 34 October 1838 af, verleend aan E. J. Ceates, te Londen, domicilium verkozen hebbende bjj C. C. Uhlenbeckte Amsterdam, op de invoering van zekere verbeteringen in de toestellen, dienende tot het vervaardigen van schroeven; een in dato 17 October 1840, voor den tjjd van vijftien jaren, gerekend van den a December 1838 alverleend aan A. Grandison Huil, te Londen, domicilium gekozen hebbende als voren, op de invoering van zekere verbeteringen in de toestellen, dienende tot het vervaardigen van spelden en tot het op papier steken daarvan; een in dato 17 October 1840, voor den tijd van vijftien jaren, verleend aan J. J. Gooy, aan den Helder, op de uit vinding van zekere wijze van leggen van nieuwe en herstellen u,n oude looden goten, zonder het bezigen van vuur; een in dato 17 October 1840, voor den tijd van vijfjaren, verleend aan C. ter Kuile, te Enschede, op de uitvinding eener verbetering, waardoor de zuiger van eene stoom-machine altijd dezelfde kracht uitoefent op den as, die er door wordt bewogen; een in dato 17 October 1840, voor den tijd van tien jaren, gerekend van den 13 November 1837 af, verleend aao IV. IVright, te Manchester,domicilium verkozen hebbende bij Mr. J. IV. Gefken, Advocaat te *s Gravenhage, op de invoering van nieuw uitgedachte verbeteringen der spinwerktuigen, voor welker invoering aan hem, den 13 November 1837, een octrooi ia verleend voor den tijd van tien jaren, en een in dato 17 November 1840, voorden tijd van tien jaren, verleend aan A. Campbell, te Rotterdam, op de invoe ring van eene verbeterde wjjze om drukletters te zetten. Nog zijn, naar men verneemt, door Zijne Maj. verleend de volgende octroojjenalsaan H. Verdonk en C. Koeter, te Zaandam en Koog aan de Zaan, voorden tijd van tien jaren, op de uitvinding van een verbeterd werk. tuig tot het uitmalen van water uit de polders enz., en aan S. IV. Visher, woonachtig te Londen, domicilium gekozen hebbende bij A. Ferrier, Con sul van Groot-Britannie te Rotterdam, voor den tijd van tien jaren, op de invoering in dit Rijk van verbeteringen in de behandeling of bewerking van meelstof, ter verkrijging van stijfsel en andere voortbrengselenals mede in de vervaardiging van stijfsel, Zjjne Exc. de Minister van Financien heeft bekend gemaakt, dat, in afwachting van de beschikkingen, welke nader zullen genomen worden om. trent de opheffing van het Amortisatie-Syndicaat, ten kantore van den The. sauriër J. Fraser, te Amsterdam, zal worden voortgegaan met het doen der ontvangsten en betalingen, welke op dat kantoor tot hiertoe zijn aangewezen. Naar men verneemt, is er, ten gevolge van een besluit ter algemeene vergadering van de Hoofdcommissie tot de zaken der Israëliten alhier, op I. 1. Zaturdag den aósten dezer, binnen alle Synagogen in dit Rijk, eene plegtige dankzegging en hartelijke zegen uitgesproken ten behoeve van de heeren Motes Montifiore, te Londen, en Mr. Adolph Cremieux te Parijs, ten blijke van erkentelijkheid van het Israëlitisch kerkgenootschap binnen het Rijk der Nederlanden, voor hunne moedige en welgelukte bemoeijingen al» afgezanten, ten einde als kampvechters van het voorvaderlijk geloof en ter beveiliging der in de kerkers te Damaskus als slagtoffers van dweepzucht en' domme vooroordeelen nog zuchtende geloofsgenooten op te treden. Aller kerkelijke gemeenten zullen voorts dien zegenwensch tot een voordurend aandenken in hare registers inschrijven. Uit het verslag, dezer dagen door den Directeur der te Middelburg gevestigde Nederlandsche Maatschappij van vee-verzekering, aan heeren Com missanssen uitgebragt, Is, onder anderen, gebleken; dat de deelnemingen bij die maatschappij dit jaar hadden geloopen over een getal van ruim 31,809 stuks runderen, toebehoorende aan ruim 4,000 veehouders, en dus over iets meer dan het dubbele van het getal, over het vorige jaar Ingeschreven. Onder eerstgenoemd getal waren ruim 14,500 tegen besmettende ziekte» verzekerd, op welke aan de heerschende longziekte op dat tijdstip bekend- waren te zijn verloren ruim 500 stuks, (dus iets meer dan 4 ten honderd van het verzekerde getal}, wordende vao nog eenige meerdere stuks de opgaven te gemoet gezien. Het getal verzekerde veehouders, bij welke die verliezen hadden plaats gevonden, bedroeg 137, waarvan meerdere van 10—30 stuks en daarboven. Men verneemt uit Scbevenlngen, dat de Engelsche stoomboot, die heden aldaar verwacht werd, reedt in de gelegenheid geweest li om te Hek levoettlnit binnen te loopen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 2