Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, roepen bij deze op alle lLeveranciersWerkbazen, enz., welke over het ioopende Jaar ten lasren dezer Stad, Sets te vorderen hebben, otn hunne Rekeningen vóór of up den \$den January aanstaande In te leveren ter Rekenkamer dezer Stadzullende de belanghebbenden zien zeiven te wijten hebben, dat zij door verkeerde bezorgin., hunner Rekeningen of overschrijding der daartoe gestelde termijn, van de spoedige voldoening hunner vorderingen verstoken blyven. Ley denden i4den December 1840. Burgemeester en Wethouders voornoemd JG. de MÏY, Ter ordonnantie van dezelve, v, püttkammer. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, Gezien de retjueste aan H. H. Gedeputeerde Staten van ZuidHolland gepresenteerd door M. G. ten Sande eri C. M. P. ten Sande, Fahrikeurswonende binnen deze Stad, daarby verzoekende, om in de huizinge, Wijk VIII. N°. 776 en volgende, ee.ie Drukkerij en Verwerij van Katoenen-Stoffen te mogen doen oprigten; Gelet op Zyne Maj. besluit van den. si Januarij 1824, rakende de vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijkèn en Tranjken; Brengen by deze ter Kennis van alle daarby belanghebbenden, dat tot het hooren dér Eigehaafs en Bewoners van de naastbijgelegëiie en belendende Panden, ten opzigre der informatien de commodo et incommododoor de Commissie van Fabric agi zal worden ge vaceerd op het Raadhuis dezer Stad, op Dingsdag den 29 December aanstaandedes middags ten twaalure Zullende be belanghebbenden verpltgt zijn, hunne bezwaren tegen opgemeld verzoek op dien tijd bij genoemde Commissie in te brengen, terwijl bij verzuim daarvan zij ge houden zullen worden zich tegen deszelfs inwilliging niet te hebben verzet. Leyden den 24sten December 1840. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. G. de MET. ter ordonnantie van dezelve, v. Puttkammér. a—a—artit - 1 1 1 1 - "ir—r NEDERLANDEN. LcTotN, zj December. Als eene bijzonderheid mag gemeld worden, dar eene essen stoof van dit jair op het Plantzoen, nabij de Hoogewoerdspoórr, onder andere schoten, er een gemaakt heeft, die meer dan twaalf voeten hoogte heeft. In de avond-zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van laatst, leden Woensdag heeft Ook ZÜne Exc.de Minister van Binnenlandsche Zaken het woord gevoerd. Zijne Exc, vihg aan met eene betuiging van leedwezen, dit de begrooting van zijn departement éehigzins hooger is, dan die van hec vorige jaar. Daarbij behoort men echter in het oog te houden, dat door de zoo zeer toenemende bevolking des Rijks, onderscheidene uitgaven, zoo als bij voorbeeld die. Welke met de opvoeding in verband staan, wel moeten vermeerderen. Het behoort tot de zorgen der Regering, om, zoo veel zij vermag, de kunsten en wetenschappen gelijken tred te doen houden met die in andere linden, maar ook dit maakt gedurig nieuwe uitgaven noodzakelijk. Vooral mag men de gestadige vermeerdering der armen niet uit hét oog ver liezen, die eensdeels uit de toenemende bevolking voortvloeit, anderdeels in den lutsten tijd. Zijne EAe. moet het met smart bekennen, een gevolg is *10 de bezuinigingejijjile men aan het Departement van Oorlog heeft moe ten tot stand Brengen. Mén doet evenwel hem, Minister, onregt, zoo men van hem onderstel!, dat hij van de volstrekte noodzakelijkheid van de afdoen tie bezuinigingen niet overtuigd is. Hij werpt dan ook de beschuldiging verre va» zich af, als of er bij zijn bestuur eene strekking tot gestadige verhooging der uitgivèn zou bestaan. Op véle belangrijke posten is de verhooging, die dan toch volstrekt onvermijdelijk was, bijna niet merkbaar. Zoo is de post voor de Hoogescholen enz., die over het jaar 1840 ƒ276,470 bedroeg, niet. tegenstaande men zich in de noodzakelijkheid heeft gezien, om enkele ver meerderingen van toelage aan Hoogleeraren en oude dienaren toe te staan, thans voor ƒ276,550 uitgetrokken, hetgeen eene verhooging van niet meer dan 80 aanduidt. De vermeerdering van 106,350 op den post voor de gevangenissen is vooral aan hei uittrekken van al de uitgaven voor dien tak van bestuur op de begrooting toe te schrijven. Zijne Exc. heeft er steeds naar getracht, om de begrooting van zijn departement eene waarheid te doen zijn. Het is hem eindelijk, tot zijne vreugde, thsns gelukt, om dien post zoodanig te doén brengen, als hij wordt uitgegeven. Ook in de bureaux van zijn departement tracht Zijne Exc. alle mogelijke vereenvoudiging tot stand te brengen, en oe liist zelve van daarbij geplaatste •mbtenaren en geëmployeerden, die aan Hun Edel Mogenden is overgelegd;, kan daarvan ten bewijze verstrekken. Er zijn daaronder oude en zeer be kwame ambtenaren, wier werkzaamheden van eenen zeer uitgebreiden aard zijn. Sedert hij. Minister, de eer heeft van aan het hoofd van het Depar tement van Binnenlandsche Zaken gesteld te zijn, is daarbij geen enkel nieuw ambtenaar geplaatst. Daarentegen zijn er allengs dertien uitgevallen, wier plaatsen niet weder zijn vervuld. Daardoor is geene onaanzienlijke bespa ring van gelden tot stand gebragtofschoon niet in allen gevalle de alzoo wegvallende sommen geheel Zijn kunnen worden bezuinigd, daar men som. lijds een deel daarvan heeft moeten besteden, om eene verbetering van lot te verschaffen aan ambtenaren, die te ellendig bezoldigd en tevens te ver diensteljjk waren, vin op zulk eene begunstiging geene billijke aanspraak te hebben. Ook met opzlgt tot de uitgaven voor den waterstaat is de begrooting eene waarheid. Zijne Exc. beroept zich, ten bewijze daarvan, op voor hem lig gende opgaven, waarvan hij, zoo men dit mogt verkiezen, gaarne aan Hun Edel Mogenden mededeeling zal doen. Men heeft de aanmerking gemaakt, dat de renten voor de negotiatie tot droogmaking van het Haarlemmer-Meer plet uit het kapitaal zelve behoorden gevonden te worden. De Minister kan hieromtrent de opheldering geven, dat de kosten van die droogmaking bijzon, der in de hand vallen, en dat het dus Onnoodig scheen, otn de begrooting met de uitgave van 250,000, die voor dit belang in 1841 zullen worden vereischt, te bezwaren. Men heeft weder op de vermindering van het aantal der Hoogescholen aangedrongen. Ik kan, zegt Zijne Exc., aan U Edel Mogenden mededee- )en, dat dit onderwerp in het volgende jaar een bepaald punt van overwe- ging zal uitmaken. De afschaffing der districts-cotnmlssarissen wordt bij het Departement van Binnenlandsche Zaken geenszins ala eene wensehelijke bezuiniging aangemerkt. Integenueel koestert men daar de overtuiging, dat deze instelling zeer nuttig is, en zelfs, dat het wenschelijk ware ze tot andere provinciën uit te strekken. Indien liet eenigzins mogelijk ware, zou ook Zijne Exc, echter hec overbrengen der uitgaven hiervoor op de provinciale hegrootingen gaarne ziehj Men heeft nadere ophelderingen wegens de maatschappij van weldadigheid en de betrekkingen msschen haar en de Regering gevraagd. Indien deZe maatschappij niet bestond, zou Zijne Exc. misschien hare oprigting met al den aankiëve van dien niet verlangen; maar ihansnu zij bestaat, en in vele opzigien weldadig werkt, rust op de Regering de verpligting 0111 haar zoo veel mogelijk te onderschragen. De Minister merkt echter aan, dat d<: maatschappij haar oorspronkelijk doel.de ontginning van woeste gronden én de uitbreiding van den landbouw, gedeeltelijk uit het oog heeft verloren Pu zich thans meer speciaal op fabrijkinatigen arbeid, die meer voordeel geefr, maar in zijn oog meer precair is, heeft toegelegd. De 100,000, die tbaPs voor deze maatschappij wordt uitgetrokken, is, gelijk reeds aan de Kamer in het hreede is blootgelegd, het uitvloeisel van bestaande overeenkomsten. De post ts öp de begrooting gebragt, opdat zij ook in dit opzlgt eene waar. heid zou zijn. Met opzigt tot de Lands-Drukkertj gedraagt Zijne Exc. zich aan de gis teren door zijnen ambtgenoot, den Minister van Financien, gegevene op helderingen; maar hij moet er nóg bijvoegen, dat, al wat deze inrigting betreft, aan zijn departement ten naauwkeurtgste wordt nagegaan. De zaak van den Rhijnspoorweg heeft, zoo als Zijne Exc. ten slotte aanmerkt, geene de minste verandering ondergaan. De guarantte van Koning Willem Frederik blijft voortduren en de werkzaamheden gaan denzelfdéti geregelde» gang ais te voren. Men meldt uit 's Gravenbag» van den 25Sten dezer: Zijne Maj, heeft den Baron P. J. F. de Crotnbrugghetot hiertoe Hoogst, deszelfs buitengewoon Gezant en gevulmagtigd Munster bij het Hof van Zwe. den, als zoodanig eervol teruggeroepen. Tot Referendarissen- bij liet Kabinet des Konings ziin benoemdJonkhr, Snoukaertvan SchnuburgGraa (Belandt en de heer VHonori; tot commiezer: de heeren Ferrand en Zoutman; tot adjunct-commiezende heéren Boers, de Rutte en P. Carriof, tot kuiken van de eerste klasse: de heeren Salman Daniels, Tamson en Amiable, en van de tweede klasse: de heeren Schrijver, Ra gut, OllmanS en Pas de Loup. Znne Maj. heeft onlangs ook den heer P. J. Ackcrmans, Colorel-Inge- nieur bij de algemeene directie der genie, benoemd toe lid der Commissie over de droogmaking van het Haarleromer-Meer. Gisteren is er eene zitting met gesloten deuren van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gehouden, welke door Zijne Exc. den Minister van Fi nancien is bijgewoond en waarin over gemaakte aanmerkingen tegen het aan. bangige ontwerp van wet, tot verbetering van den accnns op de suiker, is geraadpleegd.Aanstaanden Zaturdag zal de Commissie van de Tweede Ka. mer, belast met het den Koning aanbieden van eene lijst van drie Candidate!: voor het iidma-.tschap van den Hoo'gen Raad, bij Z. M. worden toegelaten. Aanstaanden Maandag zuilen de afdeeltngen vgn de Tweede Kamer ver- gadereu. Daarna zal de centrale afdeeling bijeenkomen en ten twee ure zal de Kamer eene algemeene zitting houden, De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft Woensdag raar de afdee. linzen, ter onderzoek, verwezen de arie ontwerpen van wet omtreut de voorzienirg in de oèhoeften van 's Rijk» geldmiddelende uitgifte van achat, kist blijetten en de opheffing vau het Amortisatie-Syndicaat, door de Tweede Kamér aan haar toegezonden, met welk onderzoek de afdeeiingen een begin hebbed gémaak Naar men verneemt zal in het aanstaande voorjaar Zr. Ms. fregat de Rijn weder eene bestemming bekomen, en zon het bevel daarover opgedragen wotden aan Hoogstdeszelfs Zotan den Kapitein ter zee, Prins Willem Frederik Hendrikook zal Zr. Ms. stoomschip Hekla eene bestemming krijgen naar de Oost-Indie. Zijne Exc. de Minister van Financien heeft, krachtens art. 13 der wee van den 29 December 1835, Staatsblad N° 41), ter kènnisse van allen ge. bragt, dien zulks kan aangaan, dat, volgens de door de Commissien, op de bij ar't. 9 der opgeroeide wet bepaalde regelings-marktengedane opgaven, de middelprijzen der inlandsche granen, voor het geheeleRijlt, over het tijd. vak van den eo November tot en met den 19 December, zijn geweest als: Tarwë per mud ƒ8.11.;, ^ogveƒ5 57, boekweit 5.20J-, gerst 4. 39-; haver ƒ2.78, ongepelde spelt ƒ3.10. Gisteren middag ten drie ure is te Scheveningen voor den wal gekomen de stoomboot Lord Melville' Kapitein Philipse, komende van Londen, welke des avonds ten zeven nre weder derwaarts is teruggekeerd. Fan den óósten December. Heden middag is de Commissie van de Tweede Kamer oer Scaten-Generaaldie belasc is, Z. M. den Koning de lijst van drie Candidaten voor het lidmaatschap van den Hoogen Raad aan te bieden, bij Hoogstdenzelven toegelaten, om zich van de haar opgelegde taak te kwijten. Ook zijn de afdeeiingen vergaderd geweest over het ontwerp tot wijziging der wet tot bevordering der belangen van den landbouw. Men verwacht, dat de Kamer zoo wel dit laatste ontwerpals dat nopens de invoering en toepassing van het Nederlandsche belastingstelsel in het Her togdom Limburg, in den loop der aanstaande week zal afhandelen, en aac daarna de werkzaamheden der Kamer voor eenigen tijd zullen worden geschorst. Door Ziine Maj. zijn Jhr. Mr. C. M. C. Hooft, Adjunct-Commies bij het Departement van Bni-enlandsche Zaken, en Jhr. Mr. L. P.3. van de Spiegel voormalig sumuroérair geëmployeerde hij hetzelve, benoemd tot Secretarissen van Legatie, om als zoodanig bij gemeld Departement werkzaam te zijn. Zijne Maj. heeft bil continuatie benoemd de volgende Wethouders: In Gelderland: de heeren, voor Nijmegen Jhr Mr. IV. Fmgelen van Pijls weerde, voor Arnhem, Mr. A. C. Visschcr Bouriciusvoor Zu-phen, J.J. Mispelblom Beijervoor HarderwijkD. Apeldoornvoor Thiel, Mr. H. Dijkmeester; voor Z It-Bommel, .7. de Virieuvoor Doesburg. B.Tack; voor Wageningen, C'. J. P. van Zadelhof-, voor Cnlenborg, J. V. Hondius; voor Hittem. R. H. Souman; voor F.lburg, A. J. Krudopvoor Groenlo, fV. J. Roe/vinkvoor D-ietincnem IV. Coops D.Jz.; voor Lochem, J. B. Sö'lner, en voor Nbkeik, .7. Marcus. In Ütrécht: de heeren voor Utrecht, R. van der Voort en Mr. J. Hinlo- pen; voor AmersfoortR. J. Rijcksevoor IJsselstetn, F. A. A. Koelensmid voor RhenenIV. Budding, en voor Wijk bij Duurstede, .7. A. Muller. In Vriesland: de heeren, voor Leeuwarden, O. P. Waller on G. van Wa. geringen; voor Boisward J. Cremer Pz.; vonr Franeker, M. G. de Boer voor Sneek, 3. Wouters; voor Dockum, G.W. Posthuma; voor Harlmgen, G. Hingstvoor Stavoren, S. H. van der Werf; voor Sloten, W. van Hottinga 'voor Workutn, H. Brungersvoot Ijlst, J. W. Oppcdijk, en voor HiudelopenG. Folkerts.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1