A*. 1840. LEYDSCHE - 31 MS C 0 t) R A !N t Maandag, r"' n-J®?; -• J a' •- -AW fOÖ* GE*- 4-ZE&? 7 DECEMBER. NEDERLANDEN. Ley den, 6 December. Reeds vroeg bad heden morgen onz'e scad eer. feestelijk aanzien, daar ïoowel de stadsgebouwen als menigvuldige woningen van burgers met Nariq bale vlaggen, ter eere van den verjaardag van Zijne Ma} Koning Willem 11, versieid waren. Het klokkenspel van de scadhuistoren liet zich onderscheiden malen gedurende den dag in vrolijke toonen hooren. Hartelijke gebeden wer den er in oe kerken der onderscheiden gezindheden voor Zijne Maj. ten hemel gezonden. De stedelijke schutterij en de militaire bezetting hielden eene luisterrijke paiaae en dés avonds voerden de muzijkanten der cavallerie en infanterie onderscheiden stukken op de Breedstraat uit. De wenschen die ieder burger koestert, behoeven hier niet te worden opgesomd; dezelve zijn ook van onze stadgenooten welmeenend en opregt. Lev* de Koning I Men meldt uit 's Gravenhage van den 4de!) dezer: De Regering heeft thans geantwoord op de bedenkingen, welke er in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gemaakt zijn, ten aanzien van het ontwerp van wet, tot voorziening in de behoeften van des Rijks geldmiddelen. Daarin wordt, wat aangaat het te kennén gegeven ver langen, dat de betaling, aan den Hertog van Nassau gedaan, aan eene on zedelijke beslissing zou onderworpen worden, en of en in hoe verre dezelve ten laste van het Rijk zou behooten te worden gebragt, gezegd, dat, daar deze post werkelijk uit 's Rijks kas beraalo was, dezelve als zoodanig op een aan de Kamer overgelegden staat gebragt is, en, naar men meent, vol komen te regt; vermits toch voor die uitgave Limburg, als een blijvend en integrerend gedeelte van het Rijk, voor altijd verzekerd is geworden; dat het "brengen daarvan ten laste van 'a Rijks kas, uit de aanneming der wijzi ging van de grondwei, dit punt betreffende, als van zelve volgt, en dat daarbij tevens in aanmerking komt, dat het jaarlijksch excedent der ontvang jten van Limburg boven Oe uitgaven voor du gewest het Rijk ten goede komt. Ten aanzien van den in eeltige afdeelingen geopperden twijfel, of de nog ongedekte uitgave van 295 millioenen, ten behoeve van het Groothertogdom .Luxemburg gedaan, ten laste van Nederland moet blijven, verklaart de Re dering, dat zij van meening is, dat zulks het geval niet zal behoeven te wezen, doch, dat de vereffening afhankelijk zal zijn van den afloop eener 'reeds aangevangene verrekering tusschen Nederland en Luxemburg, zoodat het zeer mogelijk is, dat deze onzekere bate geheel of ten deele in's Rijks kas zal terugkomen. Ter voldoening aan den geuiten' wensch, heeft de Regering het ontwerp in drie afzonderlijke voordragten gesplitst. Zij stelt er echter prijs op, dat «Ik der drie voorgestelde maatregelen op zich zelve worde aangenomen; terwijl, wanneer de Kamer zich met eene of meer derzelve niet mogt kun nen vereenigen, de gevolgen daarvan niec aan ae Regering zullen Kunnen worden geweten. De Regering heeft breedvoerig de in de afdeelingen aangegevene miJde len tot dekking van het bestaande te kort bestreden. Wat aangaat her voor gestelde don gratuit wordt gezegd, dat het der Regering is voorgekomen, dat, wanneet daaronder eene vrijwillige gift verstaan wordt, alsdaD dat raid del als geheel onvoldoend moeten worden geacht, Het blijkt toch uit de aan het Departement van Financiën gehoudene aanteekeningen, dat alle vrij "willige giften over de jaren 18301839, slechts bedragen hebben ƒ795,708.535-. Eene geforceerde heffing zou, zegt de Regering, in der daaa tot gro »e moeijelijkheden en bezwaren aanleiding geven, en zou. het crediec van den Staat zeer benadeelen, waaruit zou volgen, dat, door de eigenaardige terug werking door gedwongen verkoop, daling der fondsen enz., de verliezen der ingezetenen veel meer zouden beioopen, dan het werkelijk bedrag der op komst voor den lande zijn zoude. Mogt men voor eenê geforceerde heffing op de bezittingen rentegevend papier uitgeven, zoo als meestal het geval ia geweest bij vroegere soortge. lij see heffingen, dan zal het bezwaar voor de Schatkist weinig minder kun nen zijn, en de stand van zaken is geenszins van dien aara, dat men niet op aannemelijke voorwaarden gelden bij vrijwillige leening zou kunnen op nemen, en dat het rente-bedrag daarvan, voor het vervolg onder de gewone «taats-uitgaven opgenomen wordende, niet door de belastingen en de bijdia. gen der koloniale middelen zou kunnen worden gedekt. De Regering blijft op hare aanvrage van 18 milliocn, tor voorziening in het te kort van 34 millioen, staan, en geeft, tot verdediging daarvan te kennen, dat zij gemeend heeft niet alleen de aanvrage, zoo veel als met het geregeld voorzien in de dienst bestaanbaar Is, maar ook in den tijd van -uitgifte, zoo veel mogelijk te moeten beperken, en heeft, daar de som van 12 millioen gedurende 1841 voldoende werd geacht, gemeend zich zeiven, met het einde van dat jaar aan een controle te moeten onderwerpen, door het geven van eene nadere opening omtrent den achterstand, alvorens over het tweede gedeelte der thans gepetitioneerde som te beschikken. Hiertegen behoort, naar hare innige overtuiging, van ru af de zekerheid te bestaan, «lat, zoo zijbij het einde des volgende jaars, de noodzakelijkheid aantoont van de beschikbaarstelling van dien tweeden termijn, zulks alsdan ook wer kelijk zal plaatshebben. Bekomt zij die zekerheid niet, dan kan zulks eenen hoodlottigen invloed hebben op den regelmatigen gang van zaken, daar zij dan in den loop van 1841 geeoe beschikkingen over.1842 kan nemen of zelts voorbereiden. Wat eindelijk de voorgestelde wijs van plaatsing bitrefc, namelijk bij open bare aanbesteding, hiermede heeft men wordt in de antwoorden gezegd bedoeld dat in den regel zoude uitgesloten zijn de plaatsing bij verkoop ter beurze, zoomede die bij aanbesteding anders dan in het openbaar. Daar hierop echter aanmerking gevallen is, zoo bestaat er bij de Regering geene bedenking om deze beperking harer bevoegdheid te doen wegvallen, otsctioqn dan ook bij de overtuiging blijvende, van het allezins verkieslijke der voor- gedragene wijze van plaatsing en het vaste voornemen hebbende om die te beproeven. Betrekkelijk den voorgeitelden maatregel, tot intrekking der schatkist biljetten ad 4 pCt., wordt in de antwoorden onder anderen gezegd, dat het niet te ontkennen valt, dat door dien maatregel het bedrag der rente deswege met 100,000 zou worden verhoogden dit dus gegrond is; doch dat, wan neer de ondervinding leert, dat de rente van 4 pCt. niet genoegzaam ia om nemers voor dit papier te vinden, het dan onvermijdelijk is, om daaraan eene voordeelige voorwaarde te verbinden; dat het bedrag der schatkistbiljetten dat in omloop is, zeer gering is, vermits een goed gedeelte van degenen, die uitgegeven zijn, zich tot dos verre in vaste handen bevindt, doch dat het onzekere «an den voorednur van dien toestand, coc de noodzakelijkheid van den voorgesreld-.n maatregel bijdraagt; dat de reden waarom deze schat, kistbiljetten niet tui de oedoeling beantwoorden, gelegen is th de ongenoeg. zaamheid van den uitgeloofden interest voor een papier, nat niec op konë termijnen opzegbaar is, en daardoor hec karakter mist om tot bepiltngen te dienen; en da!, r>a een en ander, het blijkt, dat, zoo dezelve niet moge 'kunnen tot stand kornet", de Regering een gedeelte zon blijven missen van de gelden, op «eiker beschikking bij de Wer gerekend is, en dat zij tevens aan de gevaren en verliezen zóu bliiven blootgesteld, welke van de belee- pingen onafscheidbaar zijn. Wat ten slotte betreft; het voorstel tot uitgifte van 8 millioen nieuwe schatkistbiljettenzegt de Regering dat het doel daarvan is, oinwanneer tegen "verwachting van de inkomst van éene dér-onder de middelen opgeno. mene bijdragen, welke als uitkeeringen en niet als belastingen te beschou.. weti zijti, mogte falen of vertragen, in het gemis daarvan tijdelijk te voor, zien, door de uitgifte van dit verbeterd soort van schatkistbiljetten; welker voorgenomenë inrigting vèel overeenkomsc zon hebben met Engelsche exche quer-bills' en de Fransche bohsroyaux', dat,-mist dé Regering zoodanig hulp. middel, dan zon, bij het wegblijven van eene verwachte bijdrage, de be. taling van rente der staatsschuld of van andere even Stellige verpligcingen geen plaats kunnen hebbendat men zich ons hieraan ziet blootgesteld, bij het weigeren van een hulpmiddel, hetwelk de Regeringen van andere Rij. ken, in soortgelijke gevallen, te dienste staat; de magtiging tot zoodanige uitgifte behoort vooraf gegeven te zijn, want, als hec noodig zou worden, daarvan gebruik tè maken, zoti het in de meeste gevallen te laat zijn, daartoe eene w.et voor te stellen, vooral in tijden waarop de Staten-Generaal, niec zouden vergaderd zijn; en, eindelijk, dat hier bij afzonderlijke Wet, en toe eene n'etrékkelijfe kleine som, voor buitengewone omstandigheden eene be voegdheid wordt voorgesteld, die elders zoo ruimschoots tot verrekening van de geldelijke diénst noodtg bevonden wordt. Men verneemt, dat de Regering, ter voldoening aan den in de afdee. lingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal geuiten wensch, hec ontwerp van wet tot voorziening in de behoeften van 's Rijks geldmiddelen, in drie afzonderlijke vooidragcen heeft gesplitstals: I. Ontwerp van wet tot voorziening in de behoeften van 's Rijks geldmid. delen; Hetzelve Houdt het volgende in: „Tot dekking van het bestaande of eventuele te kor: van *s Rhks financiën, tot het einde van 1840 ingeslo. ten, volgens de daaromtrent gegevetre openingen, zal er kunnen worden daargesteld vene «c'nuld van 18,000 000rentende 5 pCcwelke in hec tweeJe grootboek der Nationale Werkelijke Schuld zal worden ingeschreven,' en op de meest voordeelige wijzê worden te gelde gemaakt. Van voorschre. ven kapitaal zal, in den loop des jaars 1841niec meer dan Hoogstens twee. derden mogen worden uitgegeven, en voorts in den loop des jaars 1842 hec overige een derde, voor zoo verre de behoefte der Schatkist zulks alsdan' zal vereisélienen daarvan blijken zal uit de nadere mededeelingen en ver. rekeningen, te doen wei ens eten toestandvan 's Lands financiën, en het. geen op de onzekere baten zal zijn ontvangen of te goede gekomen." II. Ontwerp van wet tor ttirrelislne van de schatkist-biljetten, daargesteld volgens de «et van den 28 April 1834. Hetzelve behelst: „In het tweede grootboek der Nï.ionale Werkelijke Schuld zal kunnen women ingeschreven eene som van :o 000,000welke uitsluitend zal worden bestemd en ge.' bezigd ter intrekking en vernietiging van de schatkist-biljettenrentende 4pCt., uitgegeven krachtens de wet van den 28 April 1834, en waarvan thans tot een bedrag van 9,799,950, aanwezig is. De houders vin voor. zc-tde scnaikist-Mljetten zullen tot de inwisseling daarvan rot voormelde 5 pCts inschrijvingen, 100 voor 100 worden, toégelaten en aangenomen, op' den voet en de wijze, als door den Minister van Financiën zal worden vast gesteld. Het bedrag der voorschreven inschrijvingen, hetwelk niet tegen intrekking van de gemelde schatkist-biljetten tnugt worden uitgegeven, zal op de meest voordeelige wijze kunnen worden te gelde gemaakt, en de opbrengst daarvan alleen mogen strekken tot afbetaling, intrekking en ver. nietiging der gemelde schatkist-biljetten, op derzelver respective verschijn, dagen; zullende de inschrijving der schuld, stlccessivelijknaar mate van de intrekking der biljetten, plaats vinden." III. Ontwerp van wet tot uitgifte van schatkist-biljetten, bevattende de drie volgende artikelen Art. 1. Ter voorziening in opkomende of tijdelijke behoeften der Schac. kist zal er eene vlottende schuld kunnen worden gecreëerd van ten hoogste ƒ8,000,000, uit te geven in schatkist-biljetten, voor sommen niet beneden ï'oo, dragende geene hoogere rente dan van 4! pCt., welke in alle belas, tingen en betalingen van het Rijk, voor 100 tot ioo, zullen aangenomen worden, met bij-bereltening van den verschenen Interest, gerekend tot hec einde der ntaand, voorafgaande die, waarin de betaling geschiedt. Art. 2. Deze schatkist-biljetten zullen pari uitgegeven worden, en met den interest cpvorderbaar zijn, drie maanden na derzelver dagteekening, nuts eene maand bevorens opgezegd zijnde, op een der daartoe aan te wij. zen kantoren te Amsterdam te Rotterdam en in de hoofdplaatsen der onder, scheidene provinciën, van welke opzegging alsdan op de biljetten aanteeke. ning zal worden gesteld. De opzegging geene plaats hebbende, worden de schatkist-biljetten geacht telkens voor drie maanden te zijn verlengd. Twaalf maanden na derzelver dagteekening, zal de verschenen interesc worden vol. daan op een der aangewezene kantoren, en de schatkistbiljetten tegen nieuwe worden verwisseld, behoudens de bevoegdheid cot opzegging hlervoren voormeld. Art. 3. De vorengemeide schatkist-biljetten znllen ter Algemeene Reke. kanier worden geviseerd en geregistreerd. Van dezelve zal nimmer meer dan f6,000,000 gelijktijdig in omloop mogen zijn, en de uitgifte zal der. wijze worden geregeld en verdeeld, dat in ééne maand geene grootere som dan twee millioen guldens opvraagbaar zij. Op den I5den van elke maand zal door den Minister van Financien in de Staats-Courant worden aangekon. digd het'bedrag der alsdan krachtens deze wet uitgegevene schatkist-biljetten.' In de zitting der Tweede Kamer van heden, hebben de heeren Sand- berg, yijfhuit, War in en d'Escury berigt ingezonden, dat zij door ongesteld heid verhinderd zijn geweest, de vereenigde zitting der beide Kamers, te Amsterdam, bij te wonen. De heer Burna, door de Staten van Vriesland tot lid der Kamer benoemd, is toegelaten en heeft zitting genomen. Bij de Kamer is ingekomen een ontwerp van wet tot wijziging van hec tarief der regten Op den in—, uit en doorvoer. Een aantal ingekomene verzoekschriften zijn aan de Commissie voor de petitiën "verzonden. Daaronder zjjn stukken uit Vriesland tegen de voorge-'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1