leeuw van/Limburg. Nog ziet iw het wapen van Luxemburg, eenmaal liet wapenschild van vjjf Duitscj^Keizers, reeds in de iade eeuw alzoo gedragen; als ook het'wa^*fi*V"an Batavia, dat van Neêrlands Oost en dat "VaiTSuriname, hetwelk aan Neêrlands West-Indië herinnert. Ten 3 ure werd door het lossen van het geschut en het luiden der klok ken de aanstaande plegtige inhuldiging op morgen bekend gemaakr. Gelijker, tijd begaf zich de eerste Koning van Wapenen, de Baron van Hbevell, Ka- nierheer des Konings, te paard, naar de groote pleinen en op de noeken der voornaamste straten, om de ophanden zijnde plegtigheid te verkondigen. Deze Wapenkoning was vergezeld van vier trompetters, de twee Herauten van Limburg en Luxemburg, die van Nederland en Oranje, en vier rijknecht» van Zijne Maj. den Koning, alsmede van detachementen cavatlerie, die den trein openden en besloten. De weg, welke gevolgd werd, was van het Paleis naar de Westermarkthet Koningsplein, de Botermarktde Nieuwe, markt, en van daar naar het Paleis terug. Zoo eindigde de vreugdedag en het volksfeest van heden, dat door het schoonste weder begunstigd werd, en in allen opzigte, niettegenstaande den overgrooten toevloed der menigte, op alle plaatsen, in de beste orde is afgeloopen. Alles wordt voorbereid voor den plegtigen dag op morgen, waarvan die van heden slechts de inleiding was. Het getal vreemdelingen, die deze stad bij deze gelegenheid bezoeken, wordt elk oogenblik grooter. Van elke zijde des lands stroomen de ingezetenen herwaarts heen. om de nationale feesten, die in deze hoofdstad gehouden worden, en welke heden een aanvang geno. men hebben, bij te wonen. Wij besluiten met den wensch te kennen te geven, dat ook de volgende feestdagen op gelijke uitmuntende wijze mogen afloopen, waartoe de vaderlandslievende stemming der ingezetenen en vreem. delingen voorzeker het hare zal bijdragen. Het volgende is eene beknopte beschrijving van de plegtige Inhuldl. ging van Zijne Maj. Koning Willem II., binnen Amsterdam, op Zarurdag den 28 November: De voor Vorst en Volk zoo hoogst belangrijke dag der plegtige inhuldi. ging van Zijne Maj. Koning Willem II. werd heden ochtend ten 8 ure door een Koninglijk salut van 101 kanonschoten en het luiden der klokken aan* geltondigd. Reeds vroegtijdig stroomde eene ontelbare volksmenigte van alle rangen en standen naar alle toegangen van den Dam. Die tot het Paleis en de Nienwe Keilt waren gedeeltelijk met curassiers en grenadiers bezet. Lang vóór dat de deuren der Nieuwe Kerk werden geopend, hetwelk op des morgens ren half tien ure was bepaald, verdrong zich de schare, welke van toegangbilletten tot het bijwonen der plegtigheid was voorzien, voor de deuren. Vroegtijdig bevonden zich de Ceremoniemeester en Adjunct-Ceremonie meesters in de Kerk. Ten twaalf ure leverde het inwendige der Kerk een treffend schouwspel op. Alle de loges waren ingenomen, alle de plaatsen buiten dezelve, waar men staande ecnig gezigt konde hebben, waren bezet. Zelfs de zoogenaam- de nonnengang, eene smalle gaanderij, de geheeie Kerk boven de gothische znilenbogen van het Kerkgebouw rondgaande, waren met belangstellende in. gezetenen opgevuld. Ingeleid door Adjunct-Ceremoniemeesters, traden ten inj ure, de leden van de Staten-Generaal ter Kerke In, en bezetten de voor hen bestemde plaatsen. De Voorzitter der Eerste Kamer, als Voorzitter der vereenigde zitting, de Staatsraad Mr. A. van Gennep, plaatste zich op het voor Z. Ed. bestemd gestoelte en. opende de vergadering. Na eene korte inleiding werd de Commissie tot het ontvingen van Zijne Maj. benoemd. Inmiddels trok eene compagnie schutterij ter Kerk in, en schaardej zich ter wederzijde van den ingang, door welken Zijne Mij. zou binnenkomen. Voorafgegaan door heeren Adjunct-Ceremoniemeesters, kwamen schier oMiikriidig HH. Exc. de Ministers, Directeurs, Hoofden vsn Departemen. ten, en lenen van oen ftaaa van aiatc uiuucu, icu« cnm ^u«iav..Uv loge voor hem bestemd. Tusschen elf en twaalf ure waren ook achtereenvolgens de verschillende Deputatien en Autoriteiten uit het gewestelijk Bestuur van Noord-Holland, de stedelijke Regering, de Hooge Raad der Nederlanden, de Criminele en Arrondissements Regtbanken, de directien der Handel-Maatschappij, de Nederiandsche Bank, van het Koninglijk Nederlandsch Instituut binnen, gekomen. Eenige minuten vóór een ure kondigde eene binnentredende schare van Kamerheeren, voorafgegaan door den heer Ceremoniemeester en eenigen der heeren Adjunct-Ceremoniemeesters, en het majestueuse aanheffen der melodij van het lied: OU peut on Itrc mieux, de komst vin Hare Maj. de Koningin en van HH. KK. HH. de Prinsessen. Dadelijk daarop verscheen Hare Maj. langzaam voortredende, en aan alle zijden groetende met de on. beschrijfelijke minzaamheid en waardigheid, die Hare Maj. maken tot een voorwerp zoowel van den hoogsten eerbied als van de Innigste liefde des volks. Hare Maj. was gekleed in een kleed van witte stoffe, en over het. zelve een Koninglijk manteau de cour van gouden stoffe met een rand van kostbaar hermelijn. De Vorstelijke sleep des mantel» werd gedragen door eene van de Staatsdames der Koningin en vier heeren pages. Het voorhoofd van H. M. was met eenen jnweelen diadeem van onberekenbare waarde gedekt. Daarop volgden HH. KK. HH. de Kroonprinses, Prinses Frederik en Prin. ses Sophia, allen in denzelfden smaak als Hare Maj. de Koningin gekleed. In de voor Hare Maj. bestemde loge getreden zijnde, begroette de Moeder des Vaderlands op nieuw de vergaderde aanzienlijke menigte en plaat9te zich vervolgens op eenen der fauteuils. Aan de regterhand van Hare 'Maj. zette zich II. K. H. de Kroonprinses en aan de linkerhand H, K, H. Prinses Frederik der Nederlanden en H. K. H. Prinses Sophie. De overige stoelen werden ten deèle door twaalf Staatsdamesalle op het prachtigst gekleed, ingenomen. Naauwelijks had zich Hare Maj. geplaatst, of het orchest deed zich hooren in eene brillante fanfare met bazuin- en paukgeschal. De Koning kwam. In de orde bij het programma bepaalden in welke Zijne Maj, het Paleis had verlatentrad de Koninglpe stoet binnen. De Koning was zeer eenvoudig, doch in den vollen zin des woord, Ko. ninglijk gekleed. De beide hoedanigheden van Koning en Veldmaarschalk werden, als ware het, in Hoogstdeszelfs costuum uitgedrukt. Zijne Maj. had eene militaire jas aan van blaauw fluweel, aan den hals en op de opsla, gen der mouwen rijk met goud geborduurd. Onder deze droeg Hoogstdezelve eenen pantalon van dezelfde stof met breede gouden strepen. De laarzen des Konings waren gespoord. Op het hoofd des Konings rustte eene muts van zwartfluweel met gouden rand, uit welke eene witte panache van kostbaar gepluimte oprees. Aan de Veldmaarschalks epauletten was de held van Wa. terioo kenbaar; de Koninglijke mantel, over Hoogstdeszelfs schouderen han. gendeonderscheidde den M onarch. Dit ontzagwekkend bekleedsel der hoogste magi, van rood fluweel, bezaaid met een honderdtal gouden leeuwen en met Vorstelijk hermelijn omrand, werd door vier heeren Adjudanten van Zijne Maj. gedragen, en terwijl Zijne Maj,, na met de hand alomme te hebben gegroet, zich nederzette, over de leuning van dsn stoel gelegd, zoodanig, dat deszeifs plooijen Hoogstdeszelfs linkerzijde [als eene majestueuse draperie omgolfden. Op den troon gestegen zijnde, plaatsten zich op de stoelen aan des Ko. rings regterhand HH. KK. HH. de Kroonprins en Prins Frederik der Neder. landen en op die sin 's Konings linkerhand HH. KK. HH. Prins Alexander en Prins Hendrik. De Koning gezeten zijnde deed eene aanspraak, waarvan w(j den zin, zoo goed mogelijk, doen volgen. F.del Mogende Heeren' „De gewigtige dag is verschenen, waaróp Ik U Edel Mogenden, als ver»' tegentvoordigers van het Nederiandsche Volk, mag begroeten, ten einde on9' bij cede wederkeerig te verbinden, tot insiandhonding, door vereenigde wil en krachten, van de maatschappelijke waarborgen, welke tot grondslag zul«- len strekken van de welvaart van het geliefde Vaderland. „Wjj zijn in de getrouwe hoofdstad bijeengekomen, om gevolg te geven aan de wijze voorschriften der grondwet, volgens welke de Koning bij de aanvaarding zijner Regering zich aan zijn Volk toewijdt, „Ik ben bereid vooi het oog van den Allerhoogste de heiligste gelofte af te leggen, en cte verbindtenis te aanvaarden, om de grondwet te handhaven, de onafhankelijkheid van het Rijk te verdedigen, de vrijheid en regten van alle Mijne onderdanen te beschermen, en de algemeene welvaart te bevorderen, De door U Edel Mogenden ais tolken van Nederland af te leggen ver klaring van U Edel Mogendens verknochtheid, trouw en goede gezindheid zal dierbaar aan Mijn hart zijn. Ik begeer geene andere voldoening dan de liefde en achting van een regtschapen, vrij en gelukkig Volk. Zoo ergen» bestaat hier gelijkheid van regten en verpligtingeneene gewenschte over. eenstemming van de edelste gevoelens, en gelijkheid in bedoelingeo en be. langen. „Moge deze plegtige dig eenen dnnrzsmen Indruk achterlaten, en getul, ge zijn, hoe Koning en volk de regeling hunner onderlinge betrekkingen be. zweren. Moge deze dag, onder Gods zegen, de voorbode zijn van eéni tijdvak van vrede en eendrsgt hierop onzen geliefden geboortegrond, en het Nederlandsch uitstekend karakter zich meer en meer ontwikkelen I" Daarop las de Secretaris van Staat Baron van Doorn van West-Capelle de grondwet voor. Deze voorlezing geëindigd zijnde, rees Z. M. van Hoogstdeszelfs zetef op, en las met eene duidelijke, krachtige stem, het hoofd gedekt houdende, den eed voor, zoo als die in de grondwet is omschreven: „Ik zweer aan het Nederiandsche volk, dat Ik de Grondwet des Rijks steeds zal onderhouden en handhaven, en dat ik daarvan bij geene gelegen heid en onder geen voorwendsel hoegenaamd zal afwjjkeD, of gedoogen, dab daarvan afgeweken worde. „Ik zweer wijders, dat ik de onafhankelijkheid van het Rijk en de geheeie uitgestrektheid van deszeifs grondgebied met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de regten van alle mijne onderdanen en van ieder derzelven zal beschermen en beveiligenr en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere wel* vaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten ter mijner beschikking, stellen, zoo ais een goed Koning schnldig is en behoort te doen." Vervolgens het Koninglijk hoofd ontbloot en de twee voorste vingers van de regterhand ten hemel opgestoken hebbende, sprak Z. M.elk woord na. druk en beteekenis gevende, met eene krachtige, doch hoorbaar bewogen stern, het verbindend gezegde tot den Alwetende: „Zoo waarlijk helpe mij God Almagcig." Daarop het hoofd dekkende nam Z. M. weder plaats. In de oogen van de meesten der tegenwoordig zijnden, was de aandoening der harten zigtbaar. De Koningen van wapenen deden hun viermaal herhaald plegtstatig: Leve de KoningI hooren, en dit geroepen zijndeherhaalden alle de aanwezigen rot viermalen toeLeve de KoningI De kalmte hersteld zijnde traden de Voorzitters der twee Kamers geza. menlijk voor den troon en lazen ieder acbtervolgens den eed voor, bjj de grondwet bepaald: „Wij zweren in den naam van het Volk der Nederlanden, dat wij, krach tens de Grondwet van den Staat, U als Koning hulden en ontvangen, dae wij de regten Uwer Kroon zullen bewaren en onderhouden, U getrouw err- »ju«n Unrwii ptisoo» en van UurA Kq» ninglijke waardigheid wij zweren voorts alles te zullen doen, wat goede ets- getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn en behooren te doen." Ieder hunner bekrachtigde denzelven met opsteking van de twee voorste' vingers der regterhand, en het plegtstatige: Zoo waarlijk helpe mij God al - magtig, hetwelk hun door alle de leden der Staten-Generaal, twee aaniwee. voor den troon tredende, werd nagesproken. Inmiddels hadden de Koningen van wapenen en de Herauten zich naar bui. ten begeven, en welras hoorde men in de Kerk, aan het door de lucht we- dergalmend gejuich, hetwelk als een donder uit de verte opging, dat hec volk van het gebeurde was onderrigt, en de gedenkpenningen gestrooid werden. Deze strooipenningen bevatten aan den éénen kant de teekenen der Koning- lijke waardigheid, rustende op de Grondwet, waarbij de woorden: Ingehul digd: XXFIII Nov. MDCCCXL. Op de andere zijde leest menWillem II, Koning der Nederlanden. De eerwaarde heet Wolterbeekoudste Leeraar van de Hervormde Gemeente te Amsterdam, beklom nu den kansel, en sprak eene doelmatige redevoering uit, bestemd om aan te toonen de afhankelijkheid der Vorsten van den Ko. ning aller Koningen, en het belang der eersten, om hunne wijsheid te zoeken in Hum. Deze redevoering, in welke de diensten door den Prins van Oranje^ nu Koning Willem II, werden herdacht, en de hoop geschetst werd, die Ne. derland vestigt op Hem als zijnen geachten en beminden Koning, en op Hare Maj de Koningin, de tweede Koninginne-Moeder, die eene Moeder is des Vaderlands, geëindigd zijnde, sprak de redenaar een vurig en krachtig gebed uit, aan hetwelk de Koningvan zijnen zetel gerezen, met ongedekten hoofde en gevouwen handen deel nam. De Prinsen en meest alle de grooten des Rjjks en verdere aanzienlijke mannen volgden die Vaderlijk en Koninglijlc voorbeeld. De oogenblikken van dit gebed, in hetwelk ook voor Koning Willem I, den altijd beminden hersteller van 's Lands onafhandefijkbeid en bloei, met waardigheid en liefde de zegen dei Allerhoogsten werd afge smeekt, waren de schoonsten van deze vereenigde zitting der beide Kamers, door bet grootsche schouwspel, dat de ootmoed der Koninglijke personen en van zoo vele aanzienlijke, geleerde en verlichte mannen en vrouwen voor den Ongezienen Bestuurder der werelden opleverde. Het Amen uitgespro ken zijnde, zongen alle de vergaderden, eerbiedig staande, uit Psalm LXXII, het ride vers. De zitting werd daarop met den zegen van den waardigen hoog bedaag» den Leeraar besloten. Onder het daverend en aanhoudend gejuich der verzamelden, verlieten toen eerst Z. M. de Koning, benevens HH. KK. HH. de Prinsen, en ver. volgens H. M. de Koningin, benevens HH. KK. HH. de Prinsessen de Kerk, in de zelfde orde als b|j het binnenkomen. Daarop keerden ook de Staten-Generaal, de Ministers en Directeuren, hoofden van departementen, en de Raad van State in gelijke orde als bjj het binnenkomen, naar het Paleis terugterwijl ook de leden van het Corps Diplomatique vertrokken, naar gelang hunne rijtuigen de Kerk naderen konden. Omstreeks ten 3^ ure was de zitting geëindigd. Omtrent de wijze waarop de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waarin de inhuldiging heeft plaats gehad, was ingerigt, wordt hec volgende gemeld: Vlak voor het koor bevond zich de troonaan weerszijden van den Ko- ningszetel waren de zitplaatsen voor de Prinsen, terwijl zich achter den Koningszetel de Groot-officieren en Adjudanten plaatsten, Regts van den troon (naar den kant van de Gravenstraat) was de loge van H. M. de Ko. ningin en de Prinsessen, welke loge 18plaatsen bevatte; links van den troon

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 2