LEYDSCHE A*. 1840, VRIJD AC, i'ïf kfi w COURANT. kf NOVEMBER. van Stad, 30s ten NEDERLANDEN, Let den, 26 November. In de op gisteren gehoudene vergadering' van deft Ed, Achtb, Raad dezer Scad zijn ter aanvulling van het vermeerderd getal tot Leden der Staten van Zuid-Holland benoemd de Ed, Achtb. Heeren P. G. van Hoorn en Mr. jé L. Cremer van den Bèrch van Heemstede. Den ipden dezer overleed alhier in den zeldzaam hoogen ouderdom van bijna 102 jaren, de Weduwe Perhulsteene vrouw, die tot het laatst van baar leven hare zielsvermogens, gezondheid en krachten had behouden en tot zeer gevorderden leeftijd in haar beroep met ijver was werkzaa-.n geweest. Men meldt uit *s Gravenhage van den 25 November; By het onderzoek van de elf ontwerpen van wet, betrekkelijk de Staatsbegrooting ^an uitgaven voor den jare 1841, is in de Afdeelingen van de Tweede Katner der Sra- ten-Generaal onder anderen het verlangen uitgedrukt naar nadere inlichtingen en ophelde ringen, waardoor weIHgt, naar men meende, vele der bedenkingen, die jaarlijks op som mige posten gemaakt worden 4 zouden vervallen. Men drong hierop in het bijzonder aan bij dc aanstaande opmaking der tweejarige begrootmg voor de jaien 184a en 1843, wier spoedige aanbieding men wensclue. In de meeste Afdeelingen heeft men het verlangen naaf bezuinigingen doeii kennen, en heeft men het leedwezen betuigd te dezen in zijne algeineen.e vefwacluing wederom te leur gesteld te Zijn. Dd voorgedragen begrooting was" eigertlijk, merkte men aan, het oude budget, hetwelk denzelfden geest ademde en waarin over het algemeen geene be zuinigingen noch vereenvoudigingen gebragt waren, ja dat zelfs hier en daaf, zoo al niét meest, tot dezelfde hoogte als te voren j of zelfs klimmende en liet vorigfe overschrij dende, was opgevoerd. Dit was te méér te bejammeren, omdat nu eerst èenigzins duide- lyk de overgrodte behoefte der Schatkist gebleken is. Nu miskent men, aan den eenen kant, niet, dat de toestand der nieuwe Regering moeijelijk is, cn vergeet menookniéi, dat deze uegrooting nog niet voor cwee jaren werken moét; maar de Regering kan van eene andere zijde ook niet vvedersprekenop welk moeijelijk standpunt de Vertegenwoor diging zich in zoodanige omstandigheden geplaatst vindt, al moge dan ook deze begroo ting 'slechts als tijdelijk en voorbijgaande voorgedragen worden. Zij wordt op de toe komst verwezen; doch otfk daarin wordt hét haar niet zeer bemoedigend uitzigt gege vendat zeer belangrijke bezuinigingen niet meef te verwachten zijn'. Het is juist dit punt, waarvan velen verlangen1 overtuigd te worden, maar hetwelk er verre af is dat zij zouden kunnen toegeven. Door sommigen is in den tegeowoordigen staat van zaken voorgesteld, om eene transitoire wetsbepaling voor te stelen, ïn afwachting eener aan wijzing van stellige behoeften, ingerigtj gewijzigd en onderling in verband gebragt, Overeenkomstig de nieuwe bepalingen in de grondwet. Sommige leden vinden bezwaar in het overwegen eener begrootiiig, welke slechts één jaar wordt voorgedragen, en zulks in strijd met de duidelijke letter van art. 123 der grondwet. Eenigen hebben bij het onderzoek der begrooting op den voorgrond geplaatst, dat zij onzen tegenwoordigen toestand geheel als transitoir beschouwendat zij de aangeboden begrooting meer als eene credietwet zullen aanmerken (waardoor de Regering zal worden in "staat gestéld de tweejarige begrooting behoorlijk voor te bereiden), dan wel als eéne wezenlyke begrooting. Men heeft er echter de voorbehouding bijgevoegddat, indien men thans, iiit dat oogpürit beschouwd, veel voorbij kon zien, men echter geenszins geacht wilde worden zijné goedkeuring rezufleii heéhten aan datgene, wat in de eerst volgende begrooting op gelijken voet zou zijn ingerigt, of tot hetzelfde bedrag zou zijn uitgetrokken. Men heeft het ontkend, dat de voorgedragen begroótirigswetten eenen vclledigén staat bevatten van alle ontvangsten en uitgaven van het Rijk. Men achte zich verpligt er met nadruk op aan te dringen, dat in het vervolg geene ontvangsten df uitgaven voor het Rijk gedaan worden, die niet op de begrooting voorkomen, en waarop alzoo de Staten- Generaal hunne bewilliging niet bebnen gegeven; men voegde er bij, dat vroegere afwij kingen hier niet tot verschooning kunnen verstrekken. Men wenschte zelfs, dat al de Oost Indische schulden op de begrooting wierden gebragt. Men heeft opgemerkt, dat uit al het medegedeelde maar al te zeer blijkt, dat de gewone uitgaven niet door de gewone middelen worden bestredenén dat er dus tot héboud van 's Lands erediet andere maatregelen noodlg zijn. Schijnbaar zouden de in komsten over 1841 dc uitgaven niet 29,425. 94 overtreffendan inderdaad overtreffen de gewone uitgaven de gewone inkomsten reeds over 1841, en zal dit over 1842 nog meer het geval zijn. Vooreerst komt op de begrooting niets voor van aflossing van de 45 pCts. en den inkoop van de 3* pCts. Amortisatie-Syndicaat; die aflossing en die inkoop is inmiddels volgens de wet verpligtende. 2°. Zijn onder de uitgaven niet begre pen de 5 tonnen gouds voor onvoorziene uitgaven. 30. Worden onder de middelen ge rangschikt een overschot der middelen over 1838 en vroeger, ad f 398.703.72s, en gelijk ^overschot over 1839 en 1840, ad 850,000, te zamen f 1,248.703" 72s dan dit overschot kan toch wel niet geacht worden eene gewone inkomst te zijn. 40. Vindt men onder de middelen eene som van f 1,400,000, wegens overschot van het door Belgie ten deele gerestitueerde aandeel in de rentebetaling over 1839. Ook dit kan inderdaad geen gewoon middel zijn, om gewone uitgaven te dekken. Men rekende daarby uit, dat er werkelijk eene schuldvermeerdering van f 2,600,000 zal plaats hebbenom in de gewone uitgavé' over 1841 te voorzien, en zulks niettegenstaande nog omstreeks f 1,000,000 (voor aflos sing en inkoop van schuldbekentenissen Amortisatie syndicaat en voor onvoorziene uit gaven) ongedekt blyft. Hoe verderfelijk het oqk moge zijn, steeds in het financiële op eene betere toekomst te rekenen, zou deze ongunstige verhouding tusschen uitgaven en ontvangsten over 1841 minder zorgelijk zijn, indien een volgend dienstjaar gegrond uit zigt op vermindering gaf; dan bij dc aanneming van de aangebodene wetsontwerpen zouden de uitgaven weder vermeerderen; a. met de rente van de 12 millioen 5 pCts. werkelijke schuld, ad 600,000; b. met de meerdere rente wegens de verwisseling van de 4 pCts. schatkist-biljetLen ad f 108.000c, met de^ rente van de vlottende schuld plus minus f 242,000, en alzoo met 950,000. Hierbij moet niet uit het oog verloren wordendat de raming van de inkomsten zoo hoog mogelijk is opgedrevenin vergelij king ook met de werkelyke uitgavendat men ten onregte heeft berekenddat de opbrengst van de middelen even zoo veel pCt. zal vermeederenals er meerdere opcenten zullen worden geheven, terwyl toch de ondervinding leert, dat bij verhooging van op centen de sluikery en ontduiking toeneemt, en het principaal der belasting vermindert; dat, wel is waar, door Zijne Maj. Koning Willem Frederik over het volgend jaar eene bijdrage is toegezegd van 190,000 voor de domeinen van Prins Frederikdoch dat die bijdrage voor 'het vervolg voor het minst onzeker isdat eindelijk de toelage uit de geldmiddelen van de Overzeesche Bezittingen als precair moeten worden aangemerkt, vooral omdat die zelfde geldmiddelen reeds met eene aanzienlijke rentebetaling en eene jaarlyksche aflossing van niet minder dan 5 millioen aan de Handel-Maatschappij zijn bezwaard. Men meent dan ook met ernst te moeten aandringen op het beramen van maatregelen tot herstel van het zoo hoog noodig evenwigt tusschen de uitgavenen inkom sten van het Ryk. Men oetwist niet, dat eene verhooging van sommige belastingen hiertoe dienstbaar kan gemaakt worden, dan men meent dat dit het eenig middel niet kan of mag zijndat bovenal vereenvoudiging en bezuiniging gevorderd worden geene bezuiniging in de bezoldiging van mindere ambtenarendie thans reeds naauwelijks een bestaan vinden, maar vereenvoudiging in het geheele Staatsbestuur, Vermindering van het getal ambtenaren, inkrimping van bovenmatig hooge tractementénpénsioenen en wacht gelden en zulks zonder aanzien van persoon. Het is meer dan tydzeide mendat medelyden met hen, die onder de zwaarte der belastingen gebukt gaan, de Regering aanspore thans eenen anderen weg te bewandelen. Men heeft weder, ten aanzien van aile hoofdstukken en onder anderen der begrooting, Veelvuldige inlichtingen gevraagd en mogelijk toeschijnende bezuinigingen aangewezen, waarbij men steeds van het denkbeeld is uitgegaan, dat hét allezins mogelijk was, de staatshuishouding in te krimpen en te vereenvoudigen, en het geheele Staatsbeheer op' eene mindere schaal te brengen. Men heeft aangemerkt, dat bet weder plan schijnt te zijn, de administratie van hec' Hertogdom Limburg, als provincie, op denzelfden omslagtigen en kostbaren voet in te rigten, waaronder al de provinciën en het geheele overige Rijk gebukt gaan, en waarin het zoo moeijelijk is, eenmaal bestaande, eenige belangrijke verandering te maken. Hier, Waar de Regering nog de vrije hand heeft, is het te wenschen, dat deze bedenking tot de wxJdige voorzigtigheid zal aansporen. Men heeft wederom aangedrongen op het voorstellen eener wet nopens de pensioenen op de aanbieding der reeds afgewerkte wet op de paardenposteryop het voordragen eener wet op het Stuk van den waarborg van gouden en zilveren werken; op de herzie ning der wetgeving op dc jagt en vissclierijop het indienen der toegezegde wet op de Algemeenë Rekenkamer; op eene spoedige herziening der militiewèt, enz. Binnen kort verwacht mén de antwoorden der Regering op de tegen deze ontwèrpen gemaakte bedenkingen. Zijne Maj. heeft bepaald, dat de Scaarsraad Baron van Keversbergdié in 1830, ten gevolge der uitgebarsten onlusten -in de zuidelijke gewesreo vin het toenmalig Koningrijk, tijdelijk van de waarneming der werkzaam, heden, aan het lidmaatschap van den Raad van den Raad van State verbon. den, was ontslagen, als geboren in het Hertogdom Limburg, weder volgen* zijnen rang van anciënniteit zitting in dit coliegie hebben zal. Bij circulaire van Zijne Exc. den Minister van Staat, belast roet de generale directie voor de zaken der Hervormde Kerk, enz,, zullen de Leeraren der Protescantsche Kerk, enz,, Worden uitgenoodigd, om op Zon» dag den 6 December aanstaande, (de verjaardag van Zynè Maj. Onzen geëerbiedigden Koning,) door hunne dankzeggingen en gebeden op dezen gedenkwaardigen dag de voorgangers hunner gemeente te zijn, en aller har telijke wenschen den Allerhoogste eerbiedig op te dragen. Bij besluit van Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken, van den ioden dezer, zijn gearresteerd de stations voor de Inspecteurs, In genieurs en verdere beambten van den waterstaat, voor de buitengewone dienst en de correspondentie langs de dijkengedurende Jjsgang en opper- water op de rivieren, in den winter van 1840—1841. Door de Regering van 's Gravenhage is de volgende Publicatie afge- vaardige! Burgemeester en Wethouders der stad's Gravenhage maken, by deze* bekend, dat, onder goedkeuring van het Hooger Bestnur, en na, op Hun. lieder voorstel, het welgevallen des Konings verworven te hebben, door Hnn Ed. Achtbare bepaald is, om op den 5 December aanstaande, zijnde de dag der terugkomst van HH. MM. den Koning en de Koningin, na dé Huldigingspiegtigheid te Amsterdamen by Hoogstderzelver statigen intogc binnen deze Residentie te zullen doen plaats grijpen, de navolgende ver ordeningen Des voormiddags van den evengemelden dag der binnenkomst, zullen de leden van het scedelijk Bestuur en alle verdere hiertoe zich aanmeldende Autoriteiten en aanzienlijke ingezetenen, zich scharen bij eene eerepoorc aan de Koningsbrug, ten einde aldaar HH. MM. op te wachten, en mee hunne rijtuigen zich te sluiten aan den Koninglijken stoet, welke, volgens medegedeeld berigt, den weg zal nemen door het Korte Voorhout, het Toumooiveld, den Vijverberg en den Kneuterdijk. Het plaatselijk Bestuur zal aldus met en benemens alle verdere Autoriteiten en aanzienlijken, HH. MM. ontvangen en naar Hoogstderzelver Paleis bege- leiden, van waar de stedelijke stoet uit den andere zal gaan. Des avonds zal de schouwburg gelijk op gala-dagen verlicht wórden, eri van stadswege, de twee naar het Koninglijk verblijf leidende toegangen van de middellaan van het Lange Voorhout en van de Plaats en Kneuterdijk, als in twéé stralen, van uit het Paleis, verlicht wordenvan des avonds acht ure tot na middernacht of in den ochtendstond, wanneer de geboortedag des Konings zal aa. breken, waarvan het vooruitzigc ongetwijfd de groote me nigte der ingezetenen met verdubbeld genoegen zal aansporen, oin, in navol ging van het Bestuur, door de gelijktijdige verlichting hunner woningen, dé blijdschap aan den dag te leggen, die binnen dezelve gesmaakt worde wegens hec dubhele feest, dat alzoo, in deze Residentie, met dankbaarheid mag gevierd worden. Burgemeester en Wethouders verwittigen verder de goede burgerij, dat, tot wering van ongelukken, op den dag des intogts en der illuminatie, de vereischte afsluitingen zullen bewerkstelligd worden, en dat, ter zake van den intogt op den 5 December, de zoogenaamde Sint Nicolaas-avond, ten verzoeke van de daarbij belanghebbende winkeliers, één dag vervroegd en op Vrijdag den 4den dier maand zal plaats hebben, wanneer de slagboomen, ter afsluiting van de Schoolstraat voor de Vrijdagsmarkc, bereids des middags ten één ure zullen weggenomen worden, en des avonds de Politle-beambten zich meer met de handhaving der goede orde aan de huizen der bovenbe doelde winkeliers, zullen kunnen bezig houden, dan des anderen daags, wanneer de tegenwoordigheid der Policie elders zal gevorderd worden, bjf eenen vreugdedag, waarvan men in de gevolgen de rijkste vruchten te gé- irfoet ziet. Uit Noordwijk meldt men van den 23 November; Gisteren namiddag, ten vier ure, strandde alhier, bezuiden het dorp, een Hek-scheepje JantinaKapitein j. G. Daskomende van Londen, mee ballast, en gedestineerd naar het Gat van de Eems. De redding-boot der der Zuid- en Noord-Hollandsche redding-maatschappij, onder het bestuur van den plaatselijken bestuurder Lvan der Deyl, was wel dadelijk gereed, doch daar het schip zoo hoog zat, beproefden de botelingen, met scaphan ders voorzien, eerst eenen togt naar het schip, van waar zij met een touw en anker, dat zij van hetzelve afhaalden, gelukkig de overige drie mart (te zamen vier) der ekwipaadje aan strand bragten. NB. Het op den ai sten gestrande moest naar Antwerpen. Te Rotterdam zijn als leden der Provinciale Staten van Zoid-Holland benoemd; de heeren M. C. Bichon van 1Jiselmor.dey V. van der Willigen Mr. A. Sicwertz van RèesemaD. BlankenhejmP. J. M. Fauchej en F. van Vollenhoven Junior Te Dordrecht t de heeren Mts. f. Hoog en P. Beelaertsvan Emminckoven. Te Haarlem zijn als leden !der (Staten van (Noord-Holland benoemd: de heeren C. J. de Bruyn Kops en Jhr. LJ. Quarles van Vjford. Te Amsterdam; de heeren A. WillinkMr. ARe&elMrW. D. Cramer y Jonkh. W. van Loon% Mr. P, F. van Naamen van Seherpenzeel Mr. J. H. van ReenenA. T. InsingerF. Rendorp. P. Hart sen J. Hooft van VreelandMr. F, van Hall en J. G. ten Zande. Door de Regering van Amsterdam zijn onderscheiden bepalingen ge- maakt ten aanzien van de aanstaande inkomst en inhuldiging van Zijne Maf. den Koning; eene dezer bepalingen bevat onder anderen het volgende; Burgemeester en Wethouders der stad Amsrerdam hebben ter handhaving der goede orde en ter voorkoming van ongelukken, noodig geacht, bij ge legenheid van de plegtige intrede van HH. MM. de Koning en de Koningin, op den 27sten dezer maand, binnen de hoofdstad, vast te stellen, gelijk vastgesteld worden bij deze, de navolgende bepalingen; In den loop van den voormiddag op gemelden dag, uiterlijk ten elf ure, zal de Hasrlemmer weg, binnen de jurisdictie dezer stad, het plein en de geheele ruimte voor en binnen de nieuwgebouwde poort, de hulpbryg en iet Haarlemmer plein, door de militaire magt worden bezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1