te voren gehouden Examen,het afgeloopen Schooljaar weikelijk de tneeite vorderingen gemaakt.haddetft terwijl de namen van anderen, die diir nabij kwamen, met lof vermeld werden. Het is alzoo ai wederom gebleken, dat deze School de meest gewenscote vruchten draagt, en aan de zorg van H. H. Commissarissen bij uitnemendheid beantwoordt. Eer hebbe vooral de verdienstelijke en Ijverige Heer Directeur A. leLièvre, die, benevens de overige Heeren Onderwijzers, heringevoerde streng- methodieke en klassikale onderwijs tot zulke gelukkige resultaten wist te leiden. En wanneer de aanzienlijke vergadering van toehoorders in. nig overtuigd was, dat het ondersteunen der Muzijkschool de prijs is, waar. door men beschaving voor de opkomende jengd, genoegen voor het huisse- lijk en gezellig leven, en daarbjj, nu en dan, een avond koopt, zoo vol van gemengde voldoening, en zoo rijk aan een waarlijk zeldzaam muzijkaal genot; dan mag men vertrouwen, dat de belangstelling in deze nn sints vijf jaren bestaan hebbende inrigting, b|j Leidens Ingezetenen meer en meer leven - dig en algemeen zal worden, De Staats-Courant van den aosten dezer bevat vele door Zijne Mij. gedane militaire benoemingen. In die van den 2isten treft men het volgend besluit aan, onder dagteeke ning van den 6 November, over de verdeeling der premiën, uitgeloofd by besluit van den 15 November 1825, (Staatsblad N°. 75)» voor de beug- of hoekwant-visscherij, en bij besluit van den 11 Julij 1835, N°. 7a» voor de versch- of steurharing-visscherij: Wij WILLEM II, enz., Den Raad van State gehoord, Hebben goedgevonden en verstaan, bij wijziging In zoo ver der aangehaai. de Koninglijke besluiten van den 13 November 1825, Staatsblad N°.75), en van den 11 Julij 1835, N°. 72, te bepalen, dat de bij die besluiten uit. geloofde premiën zullen worden verleend als volgt: namelijk de volle premie van drie honderd gulden aan de schepen, welke in getal de minderheid uit. maken, hetzij van de beug- of hoekwant-visscherijof wel van de steur, haring-visscherij, zoodat, wanneer de grootste helft ter stenrharing-vangsc wordt uitgerust, deze slechts eene premie van twee honderd en vijftig gul dens zullen genieten, en die ter beug- of hoekwant-visscherij de volle pre. mie van drie honderd gulden; en omgekeerd, wanneer de grootste helft de beng- of hoekwant-visscherij niroefent, alsdan deze de twee honderd vjjftig gulden en de steurharing-visscherij die van drie honderd gulden; terwijl in geval voor beide visscherijen een gelijk getal schepen moge zijn gebezigd, er, even als tot dus ver, voor de beug- of hoekwant-visscherijtwee hon. derd en vijftig gulden, en voor de steurharing-visscherij, drie honderd gul. den per schuit zal worden verleend. Wordende dit een en ander toegepast op de reeders van Scheveningen, Katwijk en Noordwljk; terwijl de voren- staande bepalingen zullen ingaan met en van af de op den isden November dezes jaars te beginnen beng- of hoekwant-visscherij. Men meldt uit 's Gravenhage van den 20Sten November: Naar men verneemt, maakt het gewigtige punt van de regtsmagt der hoog. heemraadschappen steeds het onderwerp van overweging der Regering uit, en houdt zij zich met de behandeling van deze aangelegenheid bezig. Men verneemt dat, bij het onderzoek van het wetsontwerp tot ophef, fing van het Sijndicaat, in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten. Generaal, over het algemeen, die afschaffing als hoogst wenschelijk, ja noodzakelijk is beschouwd; maar dat er bij vele leden nog gewigtige be- zwaren bestonden, om ten laste van het Rijk zoo vele schulden over te nemen voor en aleer algeheele opgave wordt gedaan van den geldelijken toestand van de zoo even genoemde instelling. Onder de medegedeelde stukken zijn er wel, gaf men te kennen, sommigen die eenig licht schijnen te verspreiden over de bezittingen van het Syndicaat, doch by eene verge, lijking van vroegere met latere staten vervalt men, als van zelf, in dezelfde duisternis, welke het Sijndicaat steeds heeft omgeven. Uit dien hoofde heeft men de Regering verzocht: i°. een voiledigen staat van «11e schulden en verpligtingen ten laste van het Amortisatie-Syndicaat; 20. gelijken staat der baten, waarvan het nog in het bezit is, op welken staat als van zelf moeten voorkomen opgave van de domeinen met hunne approximative waar. vangen kooppenningen van verkochte domeinen, van alle andere nog opvor. derbare schulden, ook van die wegens voorgeschoten gelden. Indien beide deze staten door de Rekenamer, als het daartoe bevoegde collegie, geveri. fiëerd, aan de Staten-Generaal worden medegedeeld, zouden deze hierdoor in staat gesteld worden met kennis van zaken over dit ontwerp te kunneu oordeeien. Enkele leden hebben verklaard, zich met het wetsontwerp nier te kunnen vereenigen, omdat, naar hun begrip, bet Sijndicaat, opgerigt toen het Ko ningrijk in zijn geheel bestond, niet vermag opgeheven te worden bij eene wet van het tegenwoordig Rijk, maar dat aan die opheffing altijd diploma, tieke onderhandelingen zouden moeten voorafgaan. Andere leden wenschen onderrigt te worden, welke gevolgen uit eene opheffing van het Syndicaat zuilen ontstaan voor het gebleven Groothertog, dom Luxemburg, dat toen ook tot zijne daarstelling heeft medegewerkt, en mitsdien niet vergen kandat Nederland thana de verpligtingen daarvan geheel op zich neemt. Sommigen, die de opheffing wenschelijk achten, hebben echter gemeend, dat het Syndicaat daardoor niet ontheven moet worden van de verpligting, om, in gevolge de bepaling van art 49 der wet van 27 December 1822 (Staatsblad N°. 59), rekening en verantwoording te doen. Men erkende wijders dat, door de gedane voordragt, de weg Is openge* houden, zoo deze niet door de Staten-Generaal mogt worden bekrachtigd, de zaken te kunnen verblijven op den bestaanden voet; doch vermits men ernstig verlangde aan de voorgestelde opheffing het zegel te kunnen hechten, zoo wenscht (men die toegelicht te zien op eene wyze, welke deaannemng boven allen twijfel verheft. Het kwam aan velen voldoende voor, het geheele ontwerp rot het eerste art. der voordragt te bepalen, nsmelijk, dat alle lasten en baten der instel ling ten laste of ten voordeele van het Rijk zouden komen en op de be> groot ing worden gebragt. Men heeft opgemerkt, dat, indien het gevolg van dit ontwerp mogt zijn, dat voortaan 's Rijks Schatkist, behalve de opcenten bij de begrooting toe gestaan, daar en boven nog de dertien heffen zon, te voren aan het Sijndi. caat opgebragt, het veel eenvoudiger zou zijn in eens bij de begrooting de opcenten te bepalen, en alle herinnering aan opcenten van het opgeheven Sijndicaat weg te nemen, die zonder eenig nnt zal zijn. Men verlangde te weten, welke verpligtingen, krachtens het tractaat van 19 April 1839, ten aanzien van het Sijndicaat, op Belgie kunnen rus- ten, ten effecte dat een gedeelte der schulden van het Sijndicaat niet ten laite van Nederland zouden verblijven. Ook heeft men de Regering bjj deze gelegenheid verzocht, de Kamer bekend te willen maken met den stand der onderhandelingen tot liquidatie tnsichen Nederland en Belgie. Men oordeelde het behouden van het kapitaal van ƒ22,500,000, daarge. iteld bij de wet van 24 April 1831$, waarbij het reeds onvervreemdbaar ver. klaard is, eene noooelooze complicatie, en drong, ter bevordering der een. voudigheid en duidelijkheid op de vernietiging daarvan aan. Een der leder wenschte in het ontwerp geene melding gemaakt te zien van de Nederiandsche Bankom dat hij niet gaarne implicite beslissen wilde, dat het octrooi op eene wettige wijze bij besluit heeft kunnen verlengd worden. Men beeft den verkoop der nog onverkochte domeinen verlangden meende dat dit voor 's lands geldmiddelen betere uitkomsten zou opleveren dan het tegenwoordig beheer, vooral zoo als dit gevoerd wordt. Men erkende dat hier en daar verkoopingen te vergeefs beproefd waren; doch men vermeende dit te moeren toeschrijven grootendeels aan de te hoog opgevoerde waarde- ringen, die al'en verkoop onmogelijk maken. Ten voordeele van dien verkoop werd nog aangevoerd, dat de landerijen thans hoog in prijs znllen zijn en b(j pnblieken verkoop veel zullen opbrengen; de administratie daarvan is kost. baar en nadeelig voor het Rijk, en de Schatkist zal, wanneer de domeinen in handen van particulieren komen, meer daarvan trekken, dan wanneer zij in de doode hand blijven. Men wenschte ook dat bij de wet bepaald wterd, aan welk departement van algemeen bestuur het beheer der Rijks domeinen zou overgaan. Men merkte op, dat de inkomsten en domeinen, wegen en vaarten, en de lasten van onderhoud, niet op de staatsbegrooting over 1841 voorkomen; de onzuivere opbrengst moet onder de middelen worden opgenomen, even als de kosten van onderhoud onder de uitgaven. In al de afdeelingen heeft men zwaarwigtige bedenkingen tegen het 9de art. der voordragt in het midden gebragt en de vrees niet kunnen onderdrukken dat,door het behoud van dit art. en de daaruit voortvloeijende administratie, de eindelijke geheele opheffing van het Sijndicaat nog meer verwijderd is. Neemt men dit artikel aan, dan voorzag men, dat over misschien 25 jaren het Amortisatie-Syndicaat nog niet geheel zal zijn geliquideerd. Eenige leden verklaarde dan ook stellig dathoe wenschelijk zij de ontbinding van hec Sijndicaat achten, en hoe gaarne zij daartoe ook zouden medewerken, zjj echter, bij het behouden van het 9de art., de voordragt zouden moeten ver werpen. Men stelde daarbij voor, om in de behoefte voor hec minsc te voorzien uit 's Rijks Schatkist op de alsdan minst nadeelige wijze, zoodra dit tot hec verder daarstellen van het Nederiandsche muncsceliel zal worden vereischt. Het kwam gepist voor, reeds nu by dt wet te bepalen, dat de reste. rende kapitalen zullen overgaan onder hec beheer van hec Deparcemenc van Financiën. Voor het minsc verlangde men het departement ce keunen, dat- die gelden zal administreren. Eindelijk is de wensch geuit, dat eerlang eene nieuwe wet op de gereg. telijke en vrijwillige consignatien enz. worde voorgedragen. (Zie ouder andere art. 391 van het burgerlijk wetboek.) Eene der afdeelingen heeft verklaard, dat hare leden volkomen bereid zijn, om het verledene té helpen herstellen en om mede te werken toe behoud en bevestiging van 's lands crediet, maar de groote belangen, die aan hen zijn toevertrouwd, maken het hun ten duren pligc, om niec anders dan mee geheele en volkomene kennis van zaken coc de voorgeatelde maat regelen toe te treden. Het is die overtuiging, die de afdeeling heeft geleid bij hec onderzoek van hec wetsontwerp tot opheffing van hec Sijndicaat. Eerlang zal de Regering op deze in de afdeelingen gemaakte bedenkingen hare antwoorden en inlichcingen mededeelen. Eene Commissie uic hec Provinciaal Kerkbestuur der Hervormden in Noord-Braband, is gisteren bij den Koning ter audiëntie geweesc, om Zijne Maj. de hulde des Kerkbestuur! bij Hoogstdeszelfs troonsbestijging aan te bieden. Op eene minnelijke wijs heeft Zijne Maj. zich met de Commissie onderhouden, en hebben vervolgens de President des Provincialen Kerkbe. atunr, de Predikant Pafe, en de heer Baron van Tuyll van Heeze en Leende als Ouderling, lid van het genoemde Kerkbestuur, de eer gehad, om bij Zyne Mij. ter tafel genoodigd te worden. Van de milde giften ten behoeve der armen door de Koninglyke fatni. lie, bij gelegenheid van de heugelijke geboorte en Heilige Doop van Z. K. H, den Erfprins, zyn dezer dagen door Diakenen der Nederdoitsche Hervormde armen, ruime uitdeelingen zoo in geld, turf, kolen als aardappelen gedaan, en zijn tevena de in de geatichten verpleegd wordende kinderen, onde man. nen en vrouwen feestelijk onthaald, zoodat onder allen vrolijkheid en dank. baarheid heersebten. Naar men verneemt, zal de Voorzitter van de Tweede Kamer der Sta. ten-Generaal, bij gelegenheid der Inhuldiging, verschillende diners geven, en onder anderen het Corps Diplomatique bij zich noodigen. Het dagblad de Avondbode van den 2osten dezer bevat het volgende: Uic '1 Gravenhage vernemen wij, dat de Wapenherauten gekleed zullen zijn In blaauwe wapenrokken, hebbende achter en op de mouwen, de een: het */aoen van Oraniei de iwppHp» her wanen van Nederland; de derde; het wapen van Limburg; de vierde: het wapen van Luxemburg. De hoeden der Herauten zullen zijn opgeslagen en met blaauw en wie gepluimte bedekt. Men wil weten, dat het denkbeeld is ontstaan, dat hec muzijk-corps der schutterij op den dag van des Konings intogc zich met den spoortrein naar Haarlem zoude begeven, ten einde de komst van Zyne Maj. aldaar te ver. beiden, en vervolgens Hoogstdenzelven op den weg naar Amsterdam te ver. gezellen. Indien het gebeuren mogt, dat Zyne Maj. zelf van den spoorweg geen gebruik wilde maken, zou, meenc men, de snelheid van den wagen, trein in eene van wier rijtuigen het muzyk-corps zich bevindt, in diervoege getemperd worden, dat het corps op de hoogte bleef van 's Konings rijtuig. Wy hebben gisteren alreeds gezegd, dat Zyne Maj. op het terrein van den spoorweg door de achtbare Stadsregering zal ontvangen worden, en dat de optogt naar de stad van dat punc zal uitgaan. Men zegt, dat de uniform van dat corps van eerewachten, hetwelk niet in burgerlijk costnum zal gekleed zijn, bestaan zal uic blaauwen rok met zwarte revers, en opslagen, de revers en opslagen met zilver omboord, witte pantalonssuwarow laarzen met zilveren kwascen, en eenen hoed met liggenden pluim. Naar het zich laat aanzien, zal *s Konings verjaardag op Zondag den 6 December aanstaande, met veel luister in deze Residentie gevierd worden. Op verschillende plaatsen der stad zullen eerepoorten worden opgerigt, en men spreekt van eene dien avond te houden algemeene illuminatie. Daar de terugkomst van Zijne Maj. en van het Koningiijk gezin, van Amsterdam in deze Hofstad mede op eene plegtstatige wijze zal plaats hebben, zoo zullen die dagen ook voor deze Residentie wezenlyke feestdagen zijn, waarvan de levendigheid door hec invallende St. Nicoliasfeest nog zal worden vermeer, derd. Men spreekt van een prachtig diner en bal, dat door Zyne Maj. op Hoogstdeszelfs geboortedag, alhier zal worden gegeven. Naar men verneemt, zal Zyne Exc. de BaronFagel zich uit Parijs naar Berlijn begeven en zich er ophouden gedurende het verblijf van Zijne Maj. Koning Willem Frederik aldaar. Nog verneemt men, dat Zyne Maj. op die reize zal vergezeld zijn van de heeren Tripd'Ablain, Hoffman, Zöme, als. mede van den heer Huisman en van zeven lakkijen. Men verneemt, dat, bij resolutie van Zijne Exc. den Minister van Fi. nanciën, van den :6den dezer, N°. 89, aan de Gouverneurs is kerneis gege. ven, dat, ter vervanging van hetgeen dienaangaande tot dus verre «nders ft bepaald, in het vervolg alle invoer van goederen, bestemd voor Zijne Maj. den Koning, of de leden van de Vorsteiyke familie, even als andere invoer aan de betaling der regten zal worden onderworpen. Men zegt, dat de Departementen van algemeen bestnnr zonden zijn aangeschreven, voortaan geene ambtenaren tot het bekomen van gratificatiën voor te dragen. Te Scheveningen loopt het gerucht, dat twee pinken, ter steutharing. visscherlj uitgerust, op de Engelsche kust gestrand, maar dat de equipagien gelukkig zouden gered zijn. Ook van Katwyk zouden aan twee van die vaartuigen hetzelfde ongeluk zijn wedervaren, zonder dat er iemand byschync te zyn omgekomen. Men ziet met groot verlangen nadere berigten tegemoet. Fan den 21 November. Gisceren hebben de H. E. G. heer Gouverneur benevens drie leden van Gedeputeerde Staten der provincie Vriesland, hunne opwachting bij Zijne Maj. gemaakt, om den Koning met Hoogstdeszelfs troonsbeklimming geluk te wenschen en namens de ingezetenen van Vries, land, de verzekering van hunne trouw cu gehechtheid aan ZUne Maj. eo Hoogstdeszelj Huis te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 2