A0, ifiJO. LEYDSCHB COUR A N T. VRIJO AG, m. rzzj f.j.'V- i 'Is 5 !T n s-j 20 NOVEMBER. NEDERLANDEN. Leyden, ip November. Op een onzer nog niet tot wandelplaats ingerigte stads wallen, tusschen de Mare-en Heerenpoorcenis men thans bezig mee het, voor rekening van den heer Droinet uit 's Gravenhage opbouwen van eene fabrijk van vervoer baar niet zamengeperst gaz, waartoe hem van de Regering vergunning ver leend is. Het zal zeker nog eenigen tijd duren, voor die fabrijk in werking zal kunnen komen. Men meldt uit 's Gravenhage van den i8den dezer: By het onderzoek van het ontwerp van wet, tot voorziening in de geldelijke behoeften des Ryks, en tot gedeeltelijke dekking van het te kort in 's Rijks schatkist bestaande, is in de meeste afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangedrongen op het bekomen van eenige nadere inlichtingen, omtrent sommige, aan de Kamer overge legde, doch niet gedrukte staten, die, naar men verneemt, in de zitting der centrale afdeeling van den 7 November, door Zijne Exc. den Minister van Financien ten deele gegeven zijn. Eene der afdeelingen heeft intusschen verklaarddat de uitslag van haar onderzoek dier staten in het algemeen geweest is, dat zij de slotsom van 34,006,464. 65aanwijzende hec te kort in de Schatkist, voor vermindering vatbaar oordeelde. Onder de inlichtingen, die men nog verlangde, behoorde, dat men bekend wenschte te worden met de liquidatie tusschen de Schatkist en de Overzeeschè geldmiddelen, be- paaldelijk hoe veel jaar op jaar de zuivere opbrengst is geweest van de Overzeesclie Be zittingen, welke ten nutte van het Moederland heeft kunnen aangewend worden, met op gave van de betalingen uit de Overzeesche geldmiddelen gedaan, in justificatie van bet hieruit voortgesproten deficit. Ook wenschte men te weten, hoe het gelegen is met de kansbiljetten, uitgeloot in den jare 1841 tot en met 1849, die, volgens de wet van den 24 Dec. 1829, CStaatsblad N°. 80.)in het bezit waren van het Amortisatie-Syndicaat. Men heeft liet betreurd, dat de overgelegde staten niet geheel of gedeeltelijk gedrukt zijn, hetgeeii, zeide men, het onderzoek niet alleen mocijelijk maakte, maar hetgeen ook niet strekte, om de openbaarmaking van 's Rijks financiëlen toestand te bevorderen. Men drong dan ook op het drukken dier stukken aan. Wat nu het te kort zelf betreft, beefc men aangemerkt, dat de overgelegde staten de onaangename overtuiging hebben gegeven, dat aan het niet openleggen van 's Rijks finan ciën en aan hec doen van uirgaven zonder wettelijke bepalingen, grootelijks mi:; toege schreven worden de noodlottige toestand, waarin het Rijk zich thans ten aanzie:Vvan de financiën bevindt. Men hoopte, dat deze onregelmatige en onbehoorlijke-toestand van zaken, bij den aanvang der nieuwe Regering, in een beteren en regelmatigeren zin zal wor den veranderd, en verlangde juist uit dezen hoofde, dat die verandering zelve op eene regelmatige wijze geschiedde Te dien ciude wensente men, dat bij eene wettige dekking geregulariseerd zouden worden die posten van uitgaven, welke tot hec jaar 1841 buiten of boven de begroo.tingeudat is dus op eene onwcctige wijze, zijn gedaan, voor zoo ver die posten daarvoor uit derzelver aard vatoaar zijn. Op zoodanige wijze gaf men te kennen is wel meer, te voren 111 de kosten voorzien en men geloofde, dat deze regularisatie zeer wel zoodanig ingerïgt zou kunnen wordendat de bezwaren vermeden wierden, die men anders daarvan mogt vreezen. Op zoodanige wijze alleen zou liet tijd perk der nieuwe Regering, ten aanzien der financiën, regelmatig kunnen aanvangen, eti in een wezenlijk blijkend te kort kunnen worden voorzien. Daardoor eindelijk zal dan ookmeende meneene beslissing worden daargestcldten aanzien der betaling aan den Hertog van Nassau gedaan, welke tot onderscheidene beschouwingen schijnt Te hebben geleid, en dus alleziiis eene opzettelijke en bijzondere beslissing té vorderen, opdat niet van die beschouwingen de maatregelen van voorziening in het algemeen afhankelijk zou den kunnen worden. Een der leden dier afdeeling heeft zelfs reeds bij het onderzoek verklaard, dat hij zich met de voorgestelde maatregelen voorzeker niet zou kunnen vereenigen, indien niet te voren zulk eene regularisatie plaats lv>d. Eene andere afdeeling heeft aangemerkt, dat, ofschoon het er verre van af is, dat de afdeelingen de handelingen der Regering zoude wenschen goed te keuren en er groote en pijnlijke opofferingen van de Natie zullen moeten gevraagd worden, om uit den ongeluk- kigen financiëlen toestand te geraken, de afdeeling echter begrijpt, dat liet belang van den Staat dringend vordert, dat in het te kort worde voorzien. Ook zij toonde zich dan ook bereid, 0111 daartoe mede te werken, voor zoo verre die uitgaven gestrekt heb ben ten behoeve van het Rijk en bij de wet behoorlijk geregulariseerd kunnen worden dan zij twijfelt mede of de op den staat uitgetrokkene uitgave van ƒ295,000, ten behoeve van het Groothertogdom Luxemburg, en van 772,893.29, aan de kas van Z. D. H. den Hertog van Nassau, naar aanleiding van de overeenkomst van den 17 |unij 1839wel kunnen gezegd worden hec Rijk aan te gaan, en ten behoeve van hetzelve te hebben gestrekt. Ook in dc derde en vijfde afdeeling heeft men er op aangedrongen, dat de bedoelde som van 772,893.29, het onderwerp worde van een bijzonder Voorstel, ten einde op eene regelmatige en wettige wijze beslist worde, aan wie de onderhavige betaling behoort tfi zijn opgedragen. Wat nu het ontwerp zelf betreft, heeft men in alle de afdeelingen op de splitsing van hetzelve aangedrongen, daar de voordrage uit drie onderscheidene deelen bestaat en het ibenschelijker was, dat de leden der Kamer vrij en onverlet over ieder derzeive hunne stem uitbrengen. Men geloofde, dat het niet vermengen van vreemdsoortige onderwerpen in hetzelfde wetsontwerp, strekken moet tot vereenvoudiging en regelmaat, die men zoo lange in de voordragt der Regering zeide men heeft gemist li Nopens het eerste gedeelte van het voorstel, gedeeltelijke dekking van het te kort, enz.» heeft men in vele afdeelingen gevraagd, of er niet op eene andere wijze dan door de vermeerdering van 's lands vaste schuld, hetvte kort zou kunnen worden aangevuld? "Wanneer men toch het oog slaat op het verledene zeide men in de eerste afdcelincr wordt men huiverig de toevlugt weder te nemen tot een hulpmiddel, dat juist gevaarlijk is door deszelfs gemakkelijkheidmaar dat voorzeker verderfelijk te achten is in de toe komst, niet slechts door de vermeerdering van renten, welke het zal overbrengen op be grootingen, die nu reeds niet kunnen gedekt worden, maar ook omdat die toekomst het bestaande kwaad niet geneest of wegneemt. Het is ohi die redendat men der Regering in ernstige overweging gaf, of het niet beter ware, het kwaad meer in het hart aan te tasten, en door de eene of andere gefor ceerde heffing, op te brengen in dén, twee of hoogstens drie jaren, en dan als don gra tuitzich geheel uit de verlegenheid te helpen. De Regering is het beste in staat om de al dan niet mogelijke toepassing van zoodanig denkbeeld te beoordeelen, en daarin dee- lende, de grondslagen te kiezen en te bepalen, waarop eene dergelijke gedwongene belas ting zou moeten rusten; en tevensof, indien de drang van het oogenblik te sterk raogt zijn, om deze alsdan In twee of drie jaren uit de opbrengst der heffing af te lossen. Men gevoelt wel, dat het voorgestelde niet zonder bedenkelijkheid is in de bestaande Omstandighedendoch men stelt hier tegenover het nadeel, dat elk uit eene gestadige vermeerdering der schuld kan vooruitzien, die eindelijk tot.een volstrekt onrèdbaar te kort moeten voeren; en men gelooft, dat de Natie, bekend met den toestand der finan ciën, zelve spoedig de overtuiging deelen zal, dat hier de wet der noodzakelijkheid be staat, en dat het beter is zich voor eens aan een radicaal genezend, hoewel pijnlijk ge neesmiddel te onderwerpendanbij de aanwending van altijd slechts tijdelijke hulpmid delen het kwaad in wezenlijkheid te verergeren. In de meeste afdeelingen is die ywensch tot het vorderen van een don gratuit geuit ge worden. Sommige leden konden zich daarmede niet vereenigenzoo omdat reeds tot dek king der begrooting van uitgaven drukkende opcenten zijn voorgedragenals omdat, naar hun oordcel, eene nieuwe Regering met geene heffing bij don gratuit moet beginnen. Andere leden meendendat vrijwillige giften weinig zouden opbrengen, en dat er nog meerder bezwaren bestonden, om thans tot gedwongen heffingen de toevlugt te nemen. Slechts één' lid eener afdeeling heeft vermeend eene reductie van renten te kunnen aanraden. De meeste leden zagen er groot bezwaar in, om nu reeds de daarstelling van een kapitaal, groot 18 millioen guldens bij de wet te gelasten, ofschoon hiervan in'het volgende jaar slechts 12 millioen zullen noodig zijnzij zouden wenschen dattot daarstelling van de 6 millioen, later, zoo noodig, eene nieuwe voordragt wierd gedaan, wanneer meer bepaaldelijk was gebleken, hoe veel nog van de onzekere baten mogt zijn te goed geko men. Eenigen gaven er de voorkeur aan, dat liet kapitaal van twee en twintig en een half millioen, bij art. 4 der wet van 11 April 1836 gecreëerd, wierd losgemaakt, en dit hoofdzakelijk om de wegruiming te bevorderen van eene verwikkeling'waartegen velen hunner zich meermalen verklaard hebben. Door dit kapitaal onvervreemdbaar tc houden voerde men aan blijft het een figuratief kapitaal; door hetzelve aan te wenden tot dekking van het te kort, zou nun de vermeerdering van gevestigde schuld voorkomen. Velen drongen er óp aandat de voorgestelde vermeerdering van schuld niet plaats vond door de daarstelling van vaste 5 pC.t. inschrijvingen maar by losrenten, en oac dan tevens de gevolgeiijke affossing derzelve wierd geregeld en daartoe fonds en wijze bij de wet wierden aangewezen. Dit laatste zou ook voorzeker voordeelig werken op den prijs der uitgifte vaii het effect, en bet nadeelige voor de toekomst veel temperen. Met eenige verwondering heelt men voor dc eerste maal liet plan aangetroffen om de^ leening te.doén'bij openbare insenrijving of aanbestedingmen vraagt ol de ondervin ding ook dc noodzakelijkheid of bet raadzame van zulk eene nieuwigheid bij ons Inert doen kennen. Men kan de vrees niet verbergen dat bij zoodanige wijze van behandeling' alles in te weinig harden zal kunnen komen, en dat men in staat zal geraken om, door druk King van de prijzentegen den tijd der inschrijving, zich dez« tegen ie lage koers te bezorgen. 11. Ten aanzien van het tweede art. van het ontwerp, de intrekking der bestaande schatkist-biljetten, gaf men te kennen van de noodzakelijkheid daarvan niet overtuigd te zijn. Men merkte op, dat, blijkens de bekomen staten van de schatkist-biljetré'-islechts' niet in omloop zijn 5,584,950, cn wenschte dan ook de bedenking opgelost te zien ol' het' niet mogelijk zou zijn hei overige beloop van de beleening bevrijd zijnde, in omloop te brengen, waarin men dat bezwaar van opvordering der aflossingen niet kan zien, het welk tot hiertoe daaraan in den weg schijnt tc hebben gestaan. Het gevolg van den thans voorgesteiden maatregel zou zeker zijn een kapitaal van bijna twee en een nalf millioen in de Schatkist te brengen, doch daarentegen zal overstaan'de creatie weder van eene vaste schuldcn de vermeerdering der rente van 4 rot 5 pCt. dat is weder de toeneming van verschillende renten met meer dan ioc,ooo jaarlijks terwijl de houders der schatkist-biljetten voor een effect dat pari staat, een ander beko men, dat die hoogte niet bereikt. Eene der afdeelingen heeft doen opmerken, dat, blij kens een der staten, bet Rijk gezamenlijk met het Amortisatie-Syndicaat in het bezit is van 5 584.950 aan schatkist-biljetten. Het Komt dus oneindig eenvoudiger voordat men dé biljetten, dat kapitaal representerende, dadelijk vernietige. Kr zou dan alleen behooren gezorgd te worden voor het bedrag dier schatkist-biljetten die in handen van particulieren zfinten bedrage van 4,415,050. Op die wijze /oude, naar het oordeel der afdeelingende creatie dezer nieuwe schuld voor meer dan de helft kunnen worden vermeden. Wat aangaat hót voorstel om nieuwe schatkist-biljetten daar te stellen, was men in de eerste afdeeiing van gevoelen, dat, zoo lang de schatkist-biljetten niet voor mindere sommen zullei:°worden uitgegeven, dezelve schaars zullen kunnen geplaats worden omdat slechts zelden 100 in eens doqr de ingezetenen behoeft behandeld te wordenook dan wanneer schatkist-biljetten van minder bedrag werden ingevoerd, zoude hiervan in dit Rijk weinig worden i-ebruik gemaaktomdat er overvloed is van papier als representatief van geld, zoo als banknootencoupons enz. Algemeen vraagde men inlichting omtrent de réden, waarom men eene creatie van 8,ooo,coo voorstelde, niettegenstaande slechts 6,000,000 gelijktijdig kunnen worden uitgegeven. Eene der afdeclingep voerde aan, dat, terwijl in het ontwerp niet bepaaldelijk wordt geboden, dat dc nieuwe schatkist biljetten niet onder pnrj mogen worden uitgegeven, de voorgestelde maatregel hoogstnadeelig kan worden, omdat de Schatkist, juist in oogen- blikUen van spanning, bij eene plotselinge daling Her fondsen en bij groote geldschaarste het meest behoefte zal hebben 0111 de schatkist biljetten uit te geven of wel om opge- zegden af te lossen zoodat het te voorzien is, dat deze alsdan zeer zouden worden ge- deprccietrd. Wierd echter in het ontwerp verboden, om de schatkist-biljetten beneden pari uit te /even, dan zoude de maatregel, teil eene male zijn doel missen, ten ware men ook de ui ai we schn ckist-biljetten alleen voor beleeningen wilde dienstbaar maken. De tweede fdceling heelt, nopens dit laatste deel van hec voorstel, de volgende vra gen gedaan: waarom wordt voorgeste.d, om acht mi.lioer.cn vlottende schuld te crcëcrcn, daar "er niet meer dan J 6,000000 schatkist-biljetten gelijktijdig in omloop mogen zijn? waarom trekt men de eene soor van schatkist ohjettt-n in, en voert men eene andere in de plaats? of tenc rente van 4 pCt. riet voldoende is, daagde schatkist biljeittn ad 4 pCt. pari staan, cn ook rp dien prijs bij den overgelegdén staat genoteerd zijn? of, wanneer al de te creëer; u scharkist-uiljeiten uitgegeven zullen zijn, men niet in denzelfden toe- st.md zal verkeert-, n!s men zich nu mét de schatkist-biljetten ad 4 pCt. bevindt? Ove rigens is de .-.fdcel"ng van oordcel dat bij de wet bepaald moet worden, dat dc schatkist biljetten noch direct noch indirect magen worden beleend, daar de ondervinding het'na deel ine van die beleeningen bewezen heeft. Ook vermeent zij, dat aan de Regering daarbij de magt moet worden gegeven, om dezelve te kunnen intrekken. Dc derde afdeeling heeft deswege verklaard: dat deze maatregel te kunstmatig, tc onduidelijk, in strijd met de in art. 2 verlangde vernietiging, en altijd bedenkelijk voorkomt; dat zij nadere en meer vo-ledige inlichting aangaande den oaici en het bedrag der tijdelijke behoefien waartoe hier voorziening wordt gevraagd, verlangr, naar voor ai een meer overtuigend bewijs, dat wezenlijk eene verbeterde soort van schatkist biljetten zoude worden gecreëerd dat sommigen derzei ve uit financiëel oogpunt, dit geheel onaanne melijk achten" omdat zij de uitgaven der Schatkist nimmer door creatie van schuld willen helpen dekken, al ware het niet dat men hier schijnt uit te gaan van een beginsel lijnregt strijdig met de gtondwet, welke eerst dc oehoefte wil onderzocht hebben, en daarna in dezelve voorzien art. 122, sqq en dat op de begrooting van uitgaven voor 1841 geene voorziening wordt aangetroffen voor de renten oer eventueel uit te geven schatkist-bil- jettcn waaronder er toch zullen zijn, welke drie maanden na derzelver uitgifte, met den interestopvorderbaar zullen worden Dc vierde afdeeling zoude wenschendat van de daar te stellen vlottende schuld geen crebruik konde worden gemaaktzonder andere wettelijke bepalingèn. Voorts heeft men fn bedenking gegeven, 'of de ingetrokken schatkist-biljetten niet ter Rekenkamer zouden behooren te" worden vernietigd, alvorens 'er nieuwe wierden geviseerd, en of men niet zoude moeten bepalendat zij nimmer voor minder dan 100 tot 100 zullen mogen wor den uitgegeven. Naar' men verneemt zijn deze bedenkingen en vragen aan dc Regering onderworpen. De antwoorden daarop worden van hare zijde eerlang te gemoet gezien. j)e leden der Staten-Generaal zullen zich op Zaturdag, den 28sten de* zer, des middags ten half 12 ure, op "s Konings paleis te Arasterdam veree nigen, om zich van daar in statigen optogt naar de Nieuwe Kerk te bege ven. Z. M. zal zich ten 1 ure derwaarts begeven. De eerstvolgende vergadering der Tweede Kamer, alhierzal zijn op den 4den December, 's morgens ten 10 ure. Men verzekert, dat Z. M. Koning Willem Frederik gedurende de laat ste dagen onderscheidene beschikkingen genomen heeft tot regeling van Hoogstdeszelfs Huis. Verschillende personen tot Hoogstdeszelfs Kabinec behoorende, zullen voortdurend bij Z. M. verblijven en blijven bij Z M. geattacheerd. Te gelijker tijd moet Z. M met Z. M. Koning Willem //vele familie-belangen geregeld hebben, in het bijzonder ook wat de eigendommen van den vorigen Koning aangaar. Men zegt, dat Z. M. Koning Willem Frederik alleen het Huis ten Bosch, in de nabijheid dezer Residentie, vooc Hoogstzichzelven zou hebben gereserveerd en de overige paleizen en lust plaatsen aan den nieuwen Koning zouden zijn overgegaan. Onder anderen zou dit het geval zijn met het fraaije lustslot het Loo. Aanstaanden Maan dag vertrekt Z. M. Koning Willem Frederik van hier naar Berlijn en wordt eerst met April eerstkomende binnen deze Residentie terug verwacht. Naar men verneemt zal er in eene der eerst te houden zittingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, het ontwerp van wet, houdende ver,, anderingen in het tarief der regten op den in-, uit en doorvoer worden voorgedragen. Men verneemt, dat eergisteren eenige Predikanten der Residentie, van de verschillende Protestantsche geloofsbelijdenissende eer genoten hebben van aan de tafel des Konings aan te zitten. Heden is in deze Residentie aangekomen en aan het hotel de Bellevue afgestapt, de Graaf van Bellejarde, met eene zending van wege den Keizer van Oostenrijk, komende van Weenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1