A°. 1840.
LEYDSCHE
COURANT.
I-/ «ÏVr.V.
VRIJDAG,
13 NOVEMBER.
NEDERLANDEN.
Litden, 12 November.
Men meldt uit 'i Gravenhage van den n November:
In de lining van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden zijn
twee verzoekschriften ingekomen, die aan" de daartoe bestemde Commissie
verzonden zijn. Oeze heeft, bij monde van den heer de Man, verslag ge.
daan op twee in hare handen gestelde stukken, als: i°. dat van een Med.
Doet. te Oostburg, provincie Zeeland, die zijne bezwaren over de belasting
op het personeel voordraagt, en a°. dat van korenmolenaars in de provincie
Gelderland, die de herziening van de wet, houdende een accijns op het ge
maal, dringend noodzakelijk oordeelen, en het wenschelijk achten, datljde
belasting ten platten lande bij admodlatle worde geheven. Beide stukken
zullen ter griffie worden nedergelegd en de deswege gedane verslagen gedrukt.
Nog deed de heer van Hoorn van Burgh verslag op een request van een
schoolonderwijzer te Adorp, provincie Groningen, die zich beklaagt over
het onregt, dat hem zou zijn aangedaan. Ingevolge het voorstel der Com
missie werd besloten, omtrent dit stuk over te gaan tot de orde van den
dag, daar de daarin vervatte klagte bij de regtbanken en niet bij de Kamer
te huis behoorde.
Aan de Kamer werden aangeboden onderscheiden boekwerken, welke in
hare boekerjj zullen worden geplaatst. Dit besluit werd ook genomen ten
aanzien van een gedenkboek van het Seminarium der Remonstrantsche Broe.
derschap te Amsterdam, door den Hoogleeraar des Amorie van der Hoeven,
aldaar, hetwelk door den heer de Jongenamens den schrijver, aan de Ka-
mer werd aangeboden. De heer de Jonge deed opmerken, dat dit werk zich
in het bijzonder aanbeveelt door den geest van verdraagzaamheid, die daarin
heertcht, en hij vermeende dat in dit werk ook voor den Staatsman menige
nuttige wenk wordt aangetroffen. De schrijver heeft den heer de Jonge ver
zocht, dit werk aan de Kamer aan te bieden, in navolging van de inzending
der verhandelingen over 's Lands Hoogescholen, en alzoo als het verslag
behelzende van eene hier te lande bestaarffie instelling.
De Vergadering is tot nadere bijeenrqêjping gescheiden.
Heden hebben de afdeelingen der Kamer het onderzoek over de ont
werpen der financiële wetten voortgezet en zullen hetzelve morgen vervolgen.
Decentrale afdeeling zal morgen weder eene bijeenkomst houden.
De heer van Dam van hseltwelke bij de aanstaande plegtige Inhul.
diging van Zijne Maj. de betrekking van eersten Wapenkoning vervullen
moest, is als zoodanig door den Kamerheer des Konlngs, Baron vanHoëvell,
vervangen, omdat de heer van Dam als lid der Tweede Kamer bij de inhul.
diging moet tegenwoordig zijn. De tweede Wapenkoning is de Wei-Edele
heer van Leljveldvan Noordwijk. Wapendragers zijn de heeren van Wele.
veldklerk en A. G. Zurchertweede wapenteekenaar bij den Hoogen Raad
van Adel.
Men verzekert, dat de optogt van Zijne Maj., ter gelegenheid van
Hoogstdeazelfs plegtige inhuldiging, op het einde dezer maand, te Amster.
dam, nagenoeg op gelijksoortlgen voet zal plaats hebben, als zulks in i 814,
tgdens de inhuldiging van Hoogstdeszelfs Vader, als Souvereinen Vorst, is
geregeld. Onder de geruchten behoort, dat Zijne Maj. zich dadelijk cc roer
van 's Konings paleis, op den Dam, naar de Nieuwekerk zal begeven. Er
worden steeds vele toebereidselen tot die plegtige inhuldiging gemaakt. Men
houdt zich onder anderen bezig met de vervaardiging van den prachtigen en
kostbaren Koninglijken mantel, welken Z. M. dien dag dragen zal.
Het is bekend, dat onder het bestuur van Koning Willem I het ont.
werp, rot het daarsiellen van eene uitwatering in zee van het kanaal van
Scheveningen, reeds zoo verre gevorderd was en de goedkeuring der daarbij
betrokken autoriteiten erlangd had, dat in het aanstaande jaar met den arbeid
aan dat werk een aanvang zou worden gemaakt. Thans verneemt men,
dat Zijne Maj. Koning Willem 11 beslist geeft, dat er voorloopig aan dat
werk niet zal worden begonnen, ook uit aanmerking dat het aanzienlijke
voorschot, dat daartoe uit de stedelijke kas van 's Gravenhage, gedurende
een geruim tijdsbestek, zou moeten worden verstrekt, bij de vele lasten,
di* ook op de bevolking der Residentie drukken, beter tot zoo veel moge-
Hjke vermindering dier lasten zou kunnen worden aangewend.
Bij gelegenheid dat Zijne Maj. de Koning aan den tegenwoordigen
Gouverneur der provincie Utrecht, den heer Staatsraad van de Poll, 'op het
daartoe door hem gedaan verzoekeen eervol ontslag heeft verleend als
voorzitter der Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking van
het Haarlemmer-Meer, en die Commissie door Zijne Maj. met twee leden,
de heeren Lipkens en Mr. G. Simons, was aangevuld, heeft Hoogstdezelve
aan de Commissie overgelate» eenen voorzitter uit haar midden te kiezen.
In eene vergadering, den pden dezer gehouden, is die keus gevallen op den
heer Mr. D. Gevers, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, die
derhalve tot President is benoemd, nadat de heer Ewijk, Raad Adviseur
van den Waterstaat, die gedurende eenigen tijd, bij afwezigheid van den
heer van de Poll, het voorzitterschap had waargenomen, bjj de stemming
verzocht had, dat op zijnen persoon bij de keus van eenen voorzitter niet
aiogt worden gelet.
Door Zijne Maj, zijn de Provinciale Commandanten van Noord-Holland
en Noord-Brabandde Generaais-Majoor de Perponcher en de Muraultbe.
noemd tot Ridders der orde van den Nederlandschen Leeuw.
Men verneemt dat de Generaal de Roeder, die door Z. M. den Koning
van Pruissen belast is geworden, om Z. M. Koning Willem //met Hoogst
deazelfs Troonsbeklimming geluk te wenschen, door Z, M. met eene prach.
lige gouden snuifdoos is begiftigd geworden.
Het Departement van Oorlog is gemagtigd tot het doen aanbesteden
van de levering van 400 paarden voor de ruiterij.
Bij eene circulaire aanschrijving zijn de ambtenaren der registratie be.
kend gemaakt met de verordeningenwelke geacht moeten worden steeds
van toepassing te zijn.
Het stedelijk Bestuur van 's Gravenhage heeft beslotendat er in het
faar 1841 in genoemde stad weder eene tentoonstelling van schilderijen van
levende kunstenaars za| plaats hebben.
Zijne Maj. Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau, heeft dezer
dagen het diploma ontvangen als een der leden, stichters van het Noordsch
Oudheidkundig Genootschap te Kopenhagen.
In den afgeloopen nacht, omstreeks half 3 ure, ontstond er in het
Koffijhuls: de Beurs van Hamburg, tusschen den Hal en het Stadhuis staan,
deen dat slechts omstreeks eene week door eenen nieuwen kastelein en
zijne vrouw, jonge lieden, was betrokken geworden, een' zeer felle brand,
die zeer noodlottig, had kunnen worden, omdat, zoo we! de huizen aan
deu oveikant als van achteren en in het bijzonder het Stadhuis zelve, in
onmiddellijk gevaar verkeerden. Ten gevolge der spoedig aangebragte hulp,
en van den door allen betoonden ijver, was men over vier ure den brand
meester. Het huis zelf is echter eene prooi der vlammen geworden. Het
is bijkans tot den grond toe afgebrand. Het stadhuis en de belendeno wo.
ningen hebben gelukkig slechts weinig geleden. De bewoners zijn gelukkig
gered en hebben slechts eenige ligie kwetsuren bekomen, uitgenomen, naar
men zegt, eene meid, die het raam zou uitgesprongen zijn en die in gevaar,
lijken staat naar het Burger-Gasthuis is vervoerd. Toen de brand ten drie
ure op het hevigst woedde, leverde dezelve een treurig, maar treffend
schouwspel op. De luchr scheen als met eenen vuurregen vervuld. Z. M.
de Koning, Z. K. H. de Prins van Oranje, Z. K. H. Prins Alexander en
Z. K. H. Prins Hendrik, alsmede allen burgerlijke en militaire Overheden
hebben, zoodra zij van den brand kennis droegen, zich naar de plaats van
het ongeval begeven en de blussching van den brand zoo veel mogelijk aan
gemoedigd en ondersteund; de schutterij, alsmede de grenadiers en jagers,
hebben bij deze gelegenheid de dienst gedaan.
Maandag aanstaande zal de tweede klasse van het Koninglijk Neder-
landsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten te
Amsterdam hare dertiende openbare zitting houden.
Volgens een vergelijkenden tabel van den veestapel In ons land blijkt
dat in 1840 meer dan in 1830 waren: 98,351 runderen, 14,289 paarden en
143,160 schapen; hetgeen zeer merkwaardig is, daar in de laatste vijf jaren,
meer can 40,000 beesten aan de longziekte zijn gestorven.
De effecten waren aan de beurs te Amsterdam den uden dezer2jpCc.
5oj, 5 pCt. 97i; Kansb. 22J; Hand.-Maatsch. 163!Sp. Ard. 15!^.
RUSLAND.
Omtrent de redenendie den Chan van Chiwa gedrongen hebben aan
het Russisch Gouvernement vredes-voorslagen te doen, wordt in de Russi.
iche bladen het volgende gezegd:
Nog in de maand December ontmoette eene afdeeling dier expeditie, welke
eene bezending zieken van de Jemba naar het fort Ak-Bulak begeleidde,
eene bende Chiwasche krijgslieden. Na een hardnekkig gevecht werden deze
op de vlugt gejaagd. Deze bende, 3,000 man sterk en de beste troepen
van het Chiwasche leger, verloren, volgens van de Kirgisen ontvangen na.
rlgten, deels op het slagveld, deels door gebrek en koude, een derde van
hare manschap en al hare paarden. Hare aankomst maakte in Chiwa znlk
eenen indruk, dat men terstond op middelen ter bevrediging van Ruslard
bedacht was. Bijna gelijktijdig werd door de aan den Chan onderworpen
Kirgisen een Russisch officier, de Luitenant Aitoff, d|e naar de kusten der
Kaspische zee gezonden was om kameelen op te koopengevangen genomen
naar Chiwa gebrsgt en in den beginne zeer slecht behandeld. Maar toen de
mare van bovengemeld gevecht te Chiwa aankwam, behande de men hem
veel beter en deed hem eindelijk deelnemen aan de beraadslagingen, weike
bij den Chan over het doen van vredesvoorstellen aan Rusland gehouden
werden. Bij deze gelegenheid overtuigde men zich in de gesprekken mee
dezen gevangene nog meer van de ongerijmdheid van eenen langeren tegen-
stand. Mlah-Kul besloot eindelijk tot de opregte vervulling der eischen
welke Rusland reeds sedert eene eeuw herhaaldelijk gedaan had. Den
19Julij jl. vaardigde hij eene verordening uit, waarbij alle Chiwaërs, die
Russische reizigers mogten berooven of gevangennemen, met de doodstraf
bedreigd worden. Onmiddellijk daarna schonk de Chan aan al zijne eigene
Russische slaven de vrijheid, gelastte alle eigenaars van huizen dit voorbeeld
te volgen, en sielde de gezamenlijke gevangen aan voormelden Russischen
officier voor, opdat deze zich in persoon van hunne in vrijheidstelling zou
kunnen overtuigen. Bij het vertrek van den officier kondigde de Chan hem
aan, dat hij zich niet enkel tot de teruggave der gevangenen zou beperken,
maar integendeel thans bereid was aan alle de eischen van Rusland te vol
doen. De zoo onverwacht in vrijheid gestelde Luitenant Aitoff kwam den
4den September te Orenburg aan, en den 94sten bereikte de caravane met
de Russische gevangenen het stadje Gurgew. Hunne aankomst in Orenburg
wordt met ongeduld te gemoet gezien.
DÜ1TSCHLAND,
Omtrent de sterkte van het Duitsche leger in oorlogstijd wordt in de
Duitsche bladen berigt, dat hetzelve tot eene massa van 800,000 man mee
2100 kanonnen kan opgevoerd worden. Deze troepen zijn verdeeld in 10
corpsen, bestaande uit 235,000 man voetvolk, 43,000 ruiters, 24,000 man
artillerie, pionniers enz. met 612 stukken. Daarbij bezit Oostenrijk 258,000
man voetvolk, 26,000 ruiters en 21,000 man artillerie, pionniers enz. mee
800 kanonnen. Pruissen levert daarbij, in 6 corpsen, 150,000 man voet.
volk en pionniers met 714 stukken.
Uit Stokholm meldt men van den 27 0ctober.dat de Adel,met notegen
55 stemmen, besloten had zijne erfelijke regten op de Vertegenwoordiging op
te geven en het stelsel van tweede Kamers door verkiezingbij klassen en
standen, in te voeren. Te voren bestond de Zweedsche Vertegenwoordiging
uit vier standen.
FRANKRIJK.
Parijs den 10 November. De tegenwoordige Minister van Justitie heefc
den volgenden rondgaanden brief aan den Procureurs-Generaal bij al de Fran,
sche Geregtshoven gezonden:
De tegenwoordige omstandigheden zijn van eenen ernstigen aard. Het
bestuur, tot hetwelk ik de eer heb te behooren, ziet ze met vaste, welbe.
radene blikken aan. Naar buiten zal de Regering de eer van Frankrijk hand
haven; binnen 's lands zal zij waken, dat geene zlnnelooze hartstogten de
openbare rust in de waagschaal stellen en de meer dan ooit noodzakelijke
eensgezindheid tusschen de burgers verstoren.
Die verderfelijke hartstogten zijn op nieuw aan 't gisten; strafbare uittar
tingen, lafhartige woorden, een vadermoordende aanslag tegen het leven
des Konings getuigen daarvan maar al te zeer; het komt ons, bewakers der
wetten toe. om de misdaad te voorkomen, door niet te dulden dat zij
ongestraft blijve.
De wetten moeten met gematigdheid en voorzigtigheidmaar tevens mee
vastheid worden uitgevoerd.
Die luidruchtige betuigingenwelke zich met het logenachtig masker van
vaderlandsche geestdrift bedekken, doch maar al te dikwijls denkbeelden van
opstand en oproer verbergen, moeten door u naauwlettend worden bewaakt,