A0. 1840. LEYDSCHE VRIJDAG, N°. 107. COURANT. 4 SEPTEMBER. NEDERLANDEN. Leydkn, 3 September. Men raeldt uit *sGravenhage van den 2den September: tn de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden zyn de beraadsla gingen over de ontwerpen tot wijziging der grondwet voortgezet en ten einde gebragt. Het iXde ontwerp, van de Staatsbegrootingis bestreden door de heeren Thorbecke tie Kempenaer en Luzacdie verineenden, dat het verslag van de geldmidi'.ehnhe: welk Jaarlijks aan de Staten-Generaal wordt gedaanaan hunne beoördeeling en goed of afkeu ring behoorde te worden onderworpen; <dac de begrooting slechts voor één jaar moest worden vastgesteld feti dat in de grondwet diende te wordétt uitgedrukt uit lioevele hoofd stukken de begrooting zou bestaan, daar men vermeende, dat het Gouvernement wel zoo vele uitgaven tot een hoofdstuk te zamen kon trekken dat daardoor de bepaling, dat de begrooting by hoofdstukken zal wotden vastgesteld, wél ijdel zou kunnen worden. Zij merkten ook aan, dat eene begrooting voor twee jaren dat verkeerde gevolg kon hebben, dat de vergadering der Staten-Generaal slechts om het andere jaar behoefde bijeen géroe pen te worden, of ten minste geene voorstellen aan hen zouden worden gedaan. Zij be grepen dat dit strijdig was met de voorschriften der grondwet, die verlangde, dat'slands financiëlen toestand jaarlijks een onderwerp van behandeling bij die Kamer zou uitmaken. L)e heer de Kempenaer achtte dit vooral daarom noodzakelijk, omdat er dikwerf bij de Kamer begrootingen worden aangenomen, die op zich zelve Onaannemelijk zijn, maar die men om de omstandigheden goedkeurt. Hij gelooft, dat het wenschelyker isdat zoodanige ingeving van het ©ogenblikslechts Voor een jaar en niet voor jaren ecivig gevolg hebbe. De heer Luzac ontkende echter niet, dat de voordragt goede bepalingen bevatte, b. v. dat er steeds een jaar te voren noofdstuksgewijze over de begrootihg zou worden geraad pleegd, en dit deed hem daarom leed,.dat uien te dezen niet «enigzins verder was gegaan. De heeren van Nesvan Rappard en Luyben hebben de voordfagt verdedigd en" ver wachten daarvan goede gevolgen by de behandeling der financiële wetten. De lieer van Nes yreesi echter, dat er hij het ontwerp nog niet genoeg zorg gedragen wordt voor eene ./«je en speciale behandeling der financiële wetten. Men sluit *iog té zeer zijne pogen voor het goede geneesmiddel. De rekeningen dienden bij dè wet re werden goed gekeurd. De Rekenkamer behoorde in cerl verantwoordelijk ligchaam herschapen' te worden. De heer Luyben keurde de bepalingen der voordragt goed, doch zag zich, ten .gevolge van zijnen stclseluiatigpn tegenstandin de ygrpJigtyig ook tegen deze voordrage t.csremmen. De heer van.Rappard juichte de voordragt top. Het zal daardoor ipier meer noodig zijn eene geheele begrooting af te keuren, wanneer men slechts tegen enkéle bepalingen derzelve gestemd is. Door eene vaststelling van de 'begrooting voor twee jaren.zal' er aan de Re gering ook meerdere vastheid worden gegeven en zal meii zynen kostbaren tyd, aan andere belangrijke werkzaamheden kunnen jijden. 'Mogt .dé Regering het er op toeleggen, de bepalingen nutteloos te maken, dan stond het altyd ajm de Kamer vry, om .op dien grond de ocgrooting af te stemmen. Wat aangaat de vaststelling van de afgesloten rekeningen door de Kamers bij de wet. gelijk dit in Frankryk plaats Vindt, vermeent hy, dat dif daar iit eene Jo.utere formaliteit is ontaard. De heer Luzac heeft daafop geantwoord, dat men al zijnen tijd aan de belangen des lands geheel én uitsluitend behoorde te wyden, en dat alle andere werkzaamheden, daar voor moesten achter Staan. Hij deed voortjs zien, dat de heer yan Rappard ten eenemale dwaalde, wanneer hij de vaststelling der rekening by de wet in Frankrijk als eene ijdele formaliteit beschouwdedaar wel integendeel aldaar post voor post met de grootste naauw- keurigheid wordt nacegannen dit ook wel degelyk vruchten opleverde. Toen b. v. de Minister van Justitie Peyronnet eene zaal van 200,000 franken had doen bouwen, waaftoe vooraf geene gelden waren toegestaan is dip post wel degelyk geschrapt geworden. Ter stemming overgegaan zynde, is het ontwerp met eene meerderheid van go tegèfi 13 stemmen aangenomen Tegen hebben gestemd de heeren: ThorbeckeRommeGouver neur. Luyben,\van Dam van Isselt, MastboomLuzac, van Sasse van TsseltPoer acker Ae KempenaerStormBeelaerts en van Nagel tot IViscli Tegen "hei Xde -ontwerp, rsn dc-peruxiuke-Bftredïng dpr stedelijke Raadsledenli ebben de heeren FeithCo pes van Cattenbujek en 'Bichon van Tsselmonde het woord gevoerd. Zy meenden, dat deze periodieke aftreding padcélig zou werken op den stedelijkcn Raad, tot allerlei kuipt rijen en woelingen omleiding zou geven. De duurzame belangen vau de lieden zouden daardoor grootelyfcs tijden,, dp zoo om$lagcige administratie zou hare ijve rigste en kundigstc mannen missen4 onafhankelijkheid en rondborstigheid zouden er door verloren gaan. Veeljarige ondervinding zou worden gemist; de zelfstandigheid -van den kaad zou worden \erbroken; de Volkskeuze zou niet altyd den peschikten man aanwij zen een groote waarborg voor de burgers zou verbroken worden. Men meende voorts dat bet autocratisch beginsel daardoor zóu worden verzwakt. Het schild van het bescher mend beginsel behoorde niet te worden- weggenomen. Men merkt tegen dat alles aan zcide de lieer feith dat de géést des tijds deze veranderum noodzakelijk maakt. Maar hy vraagt, of de geest des tyds dan altijd even edel pn doelmatig is? En zoo men hier van niet overtuigd is, dan béto'oné men Zijne zelfstandigheid en volge zijnen eigenen wég. Hy ten minste heeft aïoh dltijd openlyk en rondborstig tegen den geest des tyds verzét, wanneet hij bemerkte, dat daaruit geenp verbetering voorde toekomst te verwachten was. De heeren Cramer, dé Man, de Jonge en •Groen van Pringtcrer hebben de bepaling als eene verbetering in het bestaande veFkié'zings-stelsel beschouwd en zouden derhalve de voordragt aannemen. De ingezeténen zullén daardoor* meer invloed op hét voorstaan hun ner belangen kunnen uitoefenen. De héér de Jonge rhéende te móéten doen ópmerkeny dat de sredelyke Raden ligchamen toaren, die eene dubnèlé strekking hadden, en, als Kies-Cpllégientot de zamenstélïing der Provinciale Staten medewerkten. Hy achtte het noodzakél.ijk, dat omtrent deze Col fjfgien eene verandering i»i de grondwet wierii geb»agt;, omdat dezelve de eenige Kiés-Col- jegien zyn, die permanent zijn. En' waarom zou men dan in de steden niet invoeren, tietgeen op bet platte land; van den aanvang af, bestaat? Alleen de dood kan op dit perpetueel Ktes-CoUegie „«enigen invloed uitoefenen. Er zal tevens, door dit middel, zekere kleur aan 011s vefklézings-stelsel worden gegevén. De voorgestelde verandering zou ook genoegen doen aan hen, die meerdere vérandéring, ja eene geheele omkéering van ons verkiezings-stelsel verlangen. Nu zou hét een zeer verkeerden indruk doen ont- staanindien deze eenige verbetering, welke er in ons verkiezings-stelsel wordt aange- bragt, wierd verworpén. Door de aanneming der voordragt bevestigt men het aristocra tisch beginsel, waarop onze verkiezingen rusten, en het democratische, dat men nu daarin zou willen bridgen, zou men verwerpen en alzoo een blyk geven, dat er té dezen niets Is gedaan! Hy ontkent het overigens niet, dat hij géén voorstander is van permanente ^ollegien. Dé ondervinding heeft hem geleerd,dat het dóode of stervende ligchamen wor den en daarin soms personen worden behouden«lier vérwissellrig om déze of gene reden poodzakelyk JuUt door gestadige verandering, Mtordt in zoodanige ligchamen hét leven behouden. H$ gelooft daarbydat -kundige 'ëri onafhankelijke mannen wel doof de burgery zullen worden herkozen. Eene enkele maal moge dit door intrigue niet geschie den, maar intrigue is hier te lande gelukkig eene uitzondering. Naar spreker meent, wordt de aanneming van dit ontwerp in het belang van ons verkiezings-stelsel en in het belang der stedelyke Raden aanbevolen. Dp hepr Öróèn yan'Prinstérerdie medeeen1 permanent Kies-Collegié voor eene anomalie S'óudt, hééft van de laatste gelegenheid^ dié zich aanboodgebruikgemaakt, omeenigzins ader de raêéning toe te lichten, die hij in de laatste dagen in de Kamer aan den dag ge- fegd heeft. Hij doet daarbij zien, dat bij steeds eene hooge waarde in de provinciale zelfstandigheid heeft gesteld. Hy verklaartdat hij tot de historische school behoort, en doet zién, dat men b.v. in Duitschlnnd op diesoboojl geenszins mét afkeer hét oog slaat, fljj toont atn, dat er aan de vervaardiging der grondwet van 1814, mannen hebben genr- fegidV dte hemelsbreed van elkander in gevoelen verschilden; dat toen het zaad van"eene dubbel zinnige. Uitlegging van de grondwet is gelegd, hetwelk later zoozeer heeft gebloeid. Handhaving <ftt* grondwetis des sprekers oogmerkmaar hare uitlegging moet in een historiséheri ziti plaats héboen; z# moet allengs eene nationale, eene historische Constitutie gorden. Oh ze grond wé tnioetvafi alle Fransche instellingen worden bevrijd. Wezenlijke vryhéid -moét de vryheid dn schjjn vervangen. Bij bet einde van de taak. der dubbele Kamer, acht fiy zich .vérpligt deze waarschuwing hierby te voegen, dat is, dat bijaldien degewone wetgeving Zich tegen de historische beginselen verzet, de grondwet welligt een korter aanwezen «ilhebbendan allen verlangen. Sprekende over de theologische be grippen, die'in dié. laats'te dagén aan dén dag gelegd z$n., zegt de redenaar, dat hét niét parlementair is, eérie phtVallfn uitdrukking, waartoe men hem had geprovoceerd, euvel te duiden, en dat, indien dè Katholyken in hun godsdienstig gevoel zijn gevóél hadden' gèkwetst, hy hun het niet ten kwade zou geduid hebben. Hij vnagt bet echter, of woor den iets béteekenen, waar daden spreken, en dan herinnert hy, dat hy steeds de gene is Sewèést, die ondanks al de warmte zyner overtuiging als Protestantaltijd de verdediging er Kathol ijken heeft op zich genomenwanneer het hem toeschéeir, dat hunne regie 11 verden miskend. Dè spreker, dien hij beantwoordt, (den heer de Jongp)heeft ook ge- ztgd, dn hij altijd bij de theorie bleef en noojt tot de praktijk overging, liitusschen s:tunen 'nist zijne beginselen op een praktisch terrein. En hoe,verre hij niet tot de prak- 'tijliiis o.'iigegaankan juist uit de redevoering van het bedoelde lid blijken, hetwelk tot de^ewigtige erkentenis is gekomen, dat er ten aanzien dér afgescheidcncn.js gezondigd, en dat er°andere bepalingen nopens het ondefwijs gevorderd wfirden. Indien nu dc ge houden disenssien daartoe geleid hadden, dat men het een en ander had verkregen, dan zouden zij reeds heilzaam in dé gevolgen wezen. Hij blijft het er voor houden, dat de wegneming van het Christelijke beginsel tot gewetensdwang moet leiden, en dat alle ge zindheden in alle Rijken dit liebben ondervonden. Hij meent, dat de terugkccring tot Christelijke beeiilselen, volstrekt noodig zal wezen. Hij blijft aandringen op ue handha ving dér groncuveitige regten voor alle gezindheden. Gewetensdwang is in den tegen- woordigèn" toestand 'der maatschappij eène herschenschim. Hij voegt er bij, omdat hij zoozeer miskend wordt, dat hij alle gewetensdwang verfoeit. Ook èene heerschende Kerk wordt geenszins door hem bedoeld. Na dit alles bööpt bij, daMiy rondborstig heeft ge sproken, dat mén overtuigd zal wezen, dat zijne bedoelingen zuiver zijn en hij een op- re»t karakter bezit. De heer van Sytzama protèsteert tegen een gezegde van den heer Copes van Cattenburck% dat iedere s ïnd zijne gelijken het meeste zou voorstaan. Hij kan de vèrzekering geven, dat, immers in Vriesland, dc burger en de landman by den adel steeds de grootste voor standers hebben. Ter stemming overgegaan zijnde, is" het ontwerp veïworpen. Er verklaarden zich na melijk 74 leden voor"eh 29 leden tegen hetzelve En daarnaar art. 232 der grondwet, die voorschrijftdat er drie vierden van de tegenwoordige leden voor eenig ontwerp stemmen moet. eu dit het geviil niet is, zoo is dit ontwerp niet aangenomen. Tegen hebben ge ste. id de heeren: van Lynden tot HemmenHoojtLaanBruins KopsHoogvan Beu» s'ichemThorbeckeRommeGouverneurLuybenvan Berkelvan Dam van Isselt. Mast boom, Bichon van TsstlmondtVos de IVaal, van Bommel, Akerlakenvan Saase van Ts- stltFeith, Boer ackerReael, de Kempenaervan Wickcyoort-CrommclïnStormvan Asch van Wy 'ck, van den Veldenvan Nttgell tot AnïpsenCopes van Cattenburch en Van Nagelt tot Wisch Over het Xlde ontwerp, nopens de Algerneene Rekenkamerzijn door den heer Bichon van Tsselmonde eenige beschouwingen voorgedragendie door aen heer van de Poll zijn beantwoord. Ter stemming ovèrgegaan zijnde, is het ontwerp aangenomen met eene meerderheid van 92 tegen ii stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren: Thorbecke9 RommeGouverneurLuyben, van Dam van IsseltMastboomvan Sasse vdn Tsselt% Boerackerdc KempenaerStorhi en van Nagell tot Wisch Tc-eu het Xildc ontwerp, nopens de Ministeriële Verantwoordelijkheidhebben de hee ren Thorbeckevan Sasse van Tsselt en de Kempenaer het woord gevoerd. De lieer thorbecke vraagt of men uit het voorgestelde niét mag opmaken, dat de mi nisters niet verantwourdeiyk worden gesteld voor niet-uitvoering Kan de Ministers, tot verantwoording geroepen, niet eischendat de daad wofde aangewezen, waardoor de wetten mógten geschonden of niet opgevolgd zijnIn dus geene daad gepleegd, is niet gedaan wat belioorde te zyn gedaan, zoo is ef geene verantwoordelijkheid. Welk onder* scheidvraagt de redenaar verder, is er tusschen daarstelling en uitvoering van daden? Welke daden zijn die., ivaardoor de grondwet op de wetten niet opgevolgd zijnHy kan er zich geen begrip van vormen in onderscheiding van de dadenwaardoor de grondwet of de wetten mogten geschonden zyn. In art. 3 leest hij: Ten einde van deze medewerking te doen blijken enz. Is dus de medeonderteekening het eenig wettig blijk van de mede werking Is de medeonderteekening de eenige formele voorwaarde der verantwoorde lijk heid? In art. 2 vindt hij verrigting en medewerking onderscheiden; hier alleen van medewerkinggewaagdWelk onderscheid is er tusschen besluiten en beschikkingen Art. 3 eischt dé tnedeoudèneekenliig van het hoofd van het ministerieel departement, waartoe dezelve behooren. Hoe, indien zij tot geen bijzonder departement béhooren IVfqest men niet zeggen: net hoofd van het ministerieel departementmet dc uitvoering belast. Art.4 schijnr."cUm spreker overt-llig van wege art. 177. De lieer Sasse van Tsselt vermeent, dat het ontwerp van. dien aard is, dat daardoor gevaarlijke botsingen tusschen de Staatsmagten zullen kunnen ontstaan. Zijns inzièns besraan er fn dit Kijk wel degelijk eenige in gevoelen geheel van elkander verschillende partijen. Én nu vermeent hij, dat, in deze omstandigheden, eene Ministeriële verant woordelijkheid ,met ccne ontbindbare Kamer ten hoogste gevaarlijk zal kunnen worden zoo wel voor de Regering als voor het Volk. De kroon zou daar door in de grootste mnpijilykheden kunnen verkeeren en alle inagt zou tot dc Kamer kunnen overgaan.H$ •Verlangt wel ,ecn verantwoordelijk Ministerie, ontbinding der. Kamer en régtstreeksche verkiezingeneen en ander behoort tót de essentie van den repfesentai.iven regeringsvorm. Bij deze laatste gelegenheiddat hij in deze Kamer het woord voert, moet hij verklaren, dat het onvolmaakte werk, dat de Kamer tot stand gebragt heelt, tot een Staatsbankroet en een geheel nieuwé grondwet leiden zal. Eenige leden hebben in zijne vorige, redevoe ring eenen revolutionairen géést méenen te bespeuren. Hij verwyst een ieder naar het dagblad de Noord-Brabanderwaarin de bedoelde redevoering in haar geheel en onver anderd is geplaatst. Hij mekt daarvan geene letter, geene .qomina, terug, hij neemt de geheele verantwoording van hetgeen hij gezegd heeft op zich' Men leze en oordeele of niet elk woorddat hij gezegd heeftde zuivere waarheid is. Dc heer de Kempenaer tracht te bétoogen, dat men door de aanneming van dit ontwerp, hetzelfde zou bekonienhetgeen men thans reeds hééft,,of wel zelfs minder erlangen zou. Het ontwerp is onvoldoende en schadelijk, Dc heer van Sou verklaardedat hij voor het ontwerp stemmen zöü, in de hoop, dat het fot geene verkeerde gevolgen zal aanleiding geven en het by de gewone wetgeving eene góede uitvoering zal erlangen. De'heer Schoónevèld betoogt, dar.de Ministeriële verantwoordelijkheid naar den geest én de letter der grondwet bestonddat het ontwerp de vervolging niet gemakkelijker zal makenmaar dat het contreseigne der Ministers, m hét voorstel vervat,|eene zeer gewig- tige verbetering is. Een blik op het verledene werpende, herinnert de spreker, hoe het schoonste Ryk is vernieldwelken ongunstigen toestand in 's Rijks financien zijn gtbragt, hoe nllenas eene fout van wantrouweri en misnoegdheid algemeen is ontstagn, enz. Ge-. dane zakeii hebben nu wel geen keer, jmaar hij herinnert slechts, dat veel van dit kwaad ontstaan is uit het noodlottige stelsel van volharding, waartoe de meerderheid der ver gadering heeft medegevvérkt. Daaruit, alleen' is het kwade, dat wij thans ondervinden* Voortgesproten: Eenige kundige leden der vergadering hebben dat stelsel van volharding, van den beginne af. bestreden en de gevolgen ér van voorspeld. En nu vraagt de spreker het, welkë vruchten hebben zij vSn hunnen bïllyken tegenstand ingeoogst Men heeft den moed niet, om cordaat te erkennen, dat zjj alles goed voorzien hebbenhunne voor zeggingen in de toekomst vinden thans, evenmin als toén, gehpor, Alligt begiftigt men ben hier of daar met den naam van bestendige of kwaadwillige opposanten. Ook nu worden steeds dezelfde middelen gebezigdom hhnnen tegenstand tegen te wérken. Ook. in déze vergadering heeft men dit thans wéder ondervonden. Eerst heeft men de magt der Kanier zoo eng mogelyk beperkt. Naderhand zijn 40 redenaars opgetreden, die allen vrees en angst op "den voorgrond hebben geplaatst en bijkans de geheele vergadering aan het huiveren hebben gebragt. Spreker betreurt eenen zoodanigen^ang van zaken en hij hooptdai men eenmaal tot het vaste stelsel komen zalom goea te keuren wat goed is en het verkeerde'af te stemmen. Hij reclameert voor eiken tegenstand het regt, dat men denzelven niet miskenne. Meerendeels wordt er meer Vaderlandsliefde geyónden bij béu, die tegenstand bieden, dan bij hen, die ondoordacht alles aannemen.Tot de behandeling der Voordragt zélve overgaande, gelooft de spreker, dat daardoor een einde zal gemaakt worden aan het régime de décreisdat daardoor de ge\vTgtige stand van Mi nister zal worden verhoogd; dat die eminente stahd in de maatschappij-,niét genoeg hoogi •reschat wordtdat dc Ministers zeiven daarvan de oorzaak zijn, omdat zij de leer hebben voorgestaan, dat zij geénë Diertaren van de Natie, maar van den Koning waren; dat liet onstaatkundig en kleingeestig was; dat het Inkomen van 20 duizend guldens voor den man, die eene eerste betrekking na dëri Koning vervult, niets te veel is; dat de levenswijze der Ministérs met hunnen stand in harmonie moet zynen dat de Minister bij de aanneming dezer voordrage, ook in zelfstandigheid jegens den Koning en. het Volk zal toeneniènzijne eerzucht zal.worden opgewekt en iedereen zal weien, dat het werk dat de Minister' voordragt en verdedigt, zijn werk is en dat hij daardoor zal opgewekt worden, nu dat werk, zoo volledig mogelyk voor te dragen, of wel om voorstellen te dogn, om het gelukken de welvaart des Volks te bevorderen. Bovendien verwacht hij er dok eene heilzame uitwerking op de Kamer van. Zij toch heeft deze wet geprovoceerd en met algcmecne stemmen aangenomen én zij is thans gehouden, om te bewijzen dat zij iets nuttigs heeft volbragt. Naar zijne meening is er by de tegenwoordige, msrellingen door deze wet aan alle redelijke wenschen, voldaan. Hij onderzoekt daarbij echter niet, of het niet beter ware geheel nieuwe instellingen daar te stellen. Hij zou daartegen vol strekt niet zijn. Ten slotte acht hij het piigt te verklaren, dat het woord concessiedn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1