N°. 101. A*. 1840. LEYDSCÏIE VRIJDAG, COURANT. ii AUGUSTUS. NEDERLANDEN. Let den,' 20 Augustus. Met genoegen vernemen wij, dac onze stadgenoot de wei-edele zeer gel. Heer F. Kaizer, Lector in de Sterrekunde aan onze Hoogeschool, doorZ. M. benoemd is tot buitengewoon Hoogleeraar bij de Faculteic der Wis- en Na tuurkundige Wetenschappen alhier. Eergisteren achtermiddag is de bliksem geslagen in den hooiberg van Klaas Mooiy wonende aan de Vliet tusschen deze Stad en den Leidschen Dam; de geweldige wind was oorzaak, dat de vlam weldra tot de woning oversloeg en die in weinig tijds verteerde. Door de dadelijk aangebragte hulp, ook vsn eenige voorname inwoners onzer stad, welke hunne buiten verblijven in de nabuurschap hebben, waar de brand ontstond, is het mogen gelukken bijna alles wat zich binnen de woning bevond, te redden. Men zegt, dit het afgebrande voor brandschade verwaarborgd was. In denzelfden namiddag is de bliksem geslagen op den gemetselden wal san de Zuidzijde dezer stad, en heeft een stuk van denzelven, ter lengte van 15 Nederlandsche ellen weggeslagen en in het water doen storten, zon der eenige andere ongelukken te veroorzaken. t- Men meldt uit 's Gravenhage van den 19 Augustus; In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, zyn ingekomen twee verzoekschriften nopens de herziening der grondwet. Het eene betreft de splitsing van Holland. Het andere is van den heer P. Clebanre Amsterdamten aanzien der wyziging van art. 60 der grondwet. Beide deze stukken worden aan de daartoe be noemde Commissie verzonden, welke, bij monde van den heer yan Hemertverslag doet; 1®. op een requaest van een Notaris uit Noord-Holland, die verzoekt, dat aan de voor gestelde splitsing van .Holland gevolg worde gegevènen 2®. op een adres van een aantal bewoners van West-Vriesland en het Noordcr-Kwartier, die met leedwezen de verbrok keling van Holland en het overwigt, dat Amsterdam daardoor zal erlangen, ontwaren. Beide stukken zullen ter griffie worden nedergelegd. Nog wordt verslag gedaan op een adres van afgescheidenen der I-Iervormdc Kerk in Groningen, die zich beklagen, dat de grondwettelijke bepalingen, nopens de vrije Gods dienstoefening, worden verkracht, en dat ingezetenen, die hunne eeredienst uitoefenen, worden vervolgd en uiteengedreven, enz. De Commissie doet opmerken, dat er eigen lijk geen verzoek bij dit adres wordt gedaan, doch dat, welke ook de strekking van hetzelve niogt zijn, de Commissie altijd zoit vermecnen, dat de Kamer, zoo als dezelve thans Is zamengesteld, onbevoegd is, om daarop eenig reguard te slaan. Op dien grond stelt de Commissie voor, deswege over te gaan tot de orde van den dag. De heer yan Dam yan Isselt vraagt al dadelijk het woord en verzet zich tegen de conclusie van liet uitgeuragte rapport. Hij vermeent, dat de Commissie daardoor cene qüaestie prejudiceert omtrent de bevoegdheid der dubbele Kamer, waarvan de behandeling heden niet aan de orde van den dag is. Maar al had de Commissie in hare meening vol komen gelijk dan rustte op ieder lid der Kamer de heilige en dure pligt0111, naar den eed, dien hij bij de aanvaarding zijner betrekking heeft afgelegd, zorg te dragen, dat van de grondwet niet worde afgeweken en het algemeen belang met al zijn vermogen te bevorderen. Indien er nu, zoo als hier het geval is, eene klagte bij de vergadering in komt over schending en verkrachting der grondwet, dan vermeent de spreker, dat de Kamer allezins bevoegd is, om daarop eenig reguard te slaan. Wat de maatregelen, door de Regering tegen de afgescheidenen verordend, betreft, hij heeft dezelve nilezins toegejuicht, voor zoo verre dezelve ten oogmerk hadden, de openbare orde en veiligheid te bewaren; maar hij heeft het steeds betreurd, dat dc Regering den eigendom der bur gers niet heeft geëerbiedigd en tot in de bijzondere gebouwen der ingezetenen heeft doen doordringen, Hec zou hem toeschenen, dat indien er omtrent een requaeat, waarbij deze hooge belangen des Volks in aanmerking kwamen, overgegaan wierd tot de orde van den dag, men een gevaarlijk antecedent zou daarstellen en de achtbaarheid der vergadering ook zou kunnen lijden. Hij stelt derhalve voor, dat dit requaest ter griffie wórde ne dergelegd. De heer Sasse van Tsselt is van hetzelfde gevoelen: Hij vermeent, dat de Regering in de geschillen det Hervormde Kerkonvoorzigtiglijk is tusschen beide getreden. De heer Groen van Prinsterer is het met de beide vorige sprekers volkomen eens. Hfl heeft het regt en de vrijheid der afgescheidenen wel voorgestaan, maar hij deelt geenszins al hunne gevoelens en begrippen. Hij heeft ook alle hunne gedragingen geenszins goed gekeurd. Maar hij blijft dit volhouden, dat mén te hunnen Aanzien dé milde bepalingen onzer grondwet hééft miskenddat de zware inlegeringenwaarmédè men hen gekweld heeft, met de grondwet strijden; dat Inen ten onregte éeneNapoleontische strafwet op hen heeft toegepast, terwijl de grondwet hun gelijke bescherming had verleend; dat zij leden waren eener godsdienstige gezindheid, die by de invoering van de grondwet bestond, en welke alzoo aanspraak maken mag op de hesclierming, by die grondwet verleend. Juist dc tegenwoordige herziening der grondwet biedt de gelegenheid aanom over dat en andere punten zijne gevoelens te ontwikkelenzijne wenschen kenbaar te maken. Met Is juist doelmatig, dat tot dit einde de Kamer door requaesten worde ingelicht. Er be staat geene enkele reden, om het requaest ter zijde te leggen. Integendeel, het is van bet hoogste belang, dat het in aanmerking worde genomen, omdat de toestand der Ne derlandsche Hervormde Kerk van dien aard is, dat welligt eenmaal op eene groote schaal zou kunnen gebeuren, hetgeen men thans in het klein ziet geschieden, alsmede omdat, bij bet onschendbaar behoud eener vrije eeredienst niet alleen de Protestanten maar alle eerediensten in ons Vaderland het hoogste belang hebben. Spreker bestrijdt de staat kunde, die de Regering zijns bedunkens tot dusverre heeft gevolgd, om elke gezind heid tegen wil en dank onder hare magt te brengen. Reeds tijdens onze vereeniging met Belgie, zijn daardoor de grootste moeijelijkheden ontstaan. Diezelfde staatkunde heeft ook den Koning van Pruissen in een doolhof van zwarigheden gewikkeld. De gewone Tweede Kamer heeft reeds in 1837 tot het nederleggen van dusdanige adressen ter griffie besloten. En zou de dubbele Tweede Kamer geene verkorting van grondwettige regten in aanmerking nemen? Hy zou het als eene beleediging voor de personen beschou wen, als eene soort van deni de Justiceals eene verklaring" der Kamer, dat men bij de beraadslaging over de 13 ontwerpen, zelfs geene bevoegdheid zou hebben, oin wenschen of verlangens kenbaar te maken. De heer yan Nagelt toe JVisch beaamt het door vorige sprekers gezegde en zou zelfs dé verzending van het adres aan den Minister voorde Hervormde Eeredienstenz. nood zakelijk beschouwen. Dit wordt nergens bij de grondwet verboden en men zou daardoor de belangstelling der Kamer betoonen. De heer Schimmelpcnninck meentdat het verzoekschrift wel degelijk betrekking heeft tot een der 13 ontwerpen tot wijziging der grondwetwelke bij de Kamer aanhangig zijn. Een derzelve handelt toch over de Financiën van den Staat en de uitgaven voor de Eere dienst behooren tot dezelve. De heer de Kempenaar kan het niet toestemmen dat de werkkring der Kamer zich als het ware zou bepalen om ja of neen re zeggen op de aanhangige wets-ontwerpen. De bui tengewone leden zijn door de Provinciale Staten op de gewone wyze benoemdzij hebben eenen gewonen lastbrief ontvangen. Dit stemt ook volkomen overeen met art. 230 der grondwet, Om nu het vraagstuk op te lossenboe verre zich de werkkring der Kamer uitstrekt, gaat spreker de geschiedenis na der art. 229, 230 en 232 der grondwet cn vangt aan met de art. 65 66 en 67 der schets van de grondwet van den Graaf van Hogendorp te herinneren. Hij trekt er dat gevolg uit, dat alleen de noodzakelijkheid der verandering bij de wet wordt verklaard, maar dat de dubbele vergadering de zaak met het Gouver nement afdoet op dezelfde wijze als de gewone Kamer. Dit is de zin van de art. 142, 143 en 144 der grondwet van 1814 en van art. 229, 230 en 232 van die van 1815. Uit een en ander, zegt spreker, blijkt: 1*. dat de noodzakelijkneid der wijziging bij eene wet behoort te worden verklaard; 2®. dat de verandering en wijziging duidelijk in de wer behoort te worden aangewezen en uitgedrukt30. dat het ontwerp daarvan opge maakt en aan de dubbele Kamer onderworpen behoort te worden4". dat de wet op de dubbele Kamer op dezelfde wijze als by de gewone Kamer wordt behandeld; en 50. dat de aanneming derzelve slechts bij eene meerderheid van drie vierde der aanwezige leden kan geschieden. De dubbele Kamer heeft dus ten aanzien der 13 aanhangige wets ont werpen, dezelfde bevoegdheid en magt als de gewone Tweede Kamer, en kan daarin wij zigingen voorstellen. Zijne uitlegging van de bepalingen der grondwet konu ook met bet doel en den geest van dezelveovereen. Dan ligt bet in den aard der zaak dat de ont werpenna gemeenschappelijk overleg met de Regering gewijzigd, wederom aan de Eerste Kamer worden verzonden. Bij de aanbieding der aanhangige voordragten, heeft dp Koning dezelve dan ook te regt ontwerpen genoemd, Hij toont vervolgens liet onge rijmde aanhetwelk cr in gelegen isom een tegenovergesteld gevoelen aan te nemen doet zien, dat bet allezins noodzakelijk is, zoo vctl mógelijk alle wenschen te kennen alle req'üaestén te ontvangen; en vermeent, dat het de roeping ook van deze Kamer is* 0111 andere punten rot herziening aan te wijzen andere wenschen te uiten en een en ander tot het goed. ton einde brengen der tegenwoordige werkzaamheden, zal kunnen leiden. De heer Scliooiïevetd deelt het gevoelen van den laatsteii spreker. De dubbele Kamer is geene constituante; van haar kunnen en mogen geene voorstellen uitgaan, maar de aan haar onderworpene mag zij amenderen of voorstellendat dezelvè worden gewijzigd. Hy zou het eene ongerijmdheid vinden dat de Kamer ge,que adressen over de scliendm^ der grondwet zou mogen aannemen Dit mag cn kan altijd geschieden. Dit is niét alleetf vari competentie der Kamer; maar hare regten brengen dit mede. De heer van Dam blijft het volhouden dat het vraagstuk op dit oogenblik niet behoort te worden beslist, en het alleen de vraag is of het requaest belangrijk genoeg is, 0111 ter griffie te worden nedergelegd. Dit meent hij toestemmend te moeten beantwoorden. Hij bestrijdt de meening, dat het aanhooren van klagtcn over dc schending der grondwet niet tot de competentie der Kamer zou behooren. Hij bestrijdt het geopperd denkbeeld over het karakter dat de dubbele Kamer daardoor zou aannemen. Hij deelt dit gevoelen geenzins. De heer Thorbecke vermeent dat de beslissing van het vraagstuk dat zich thans opdoet, ontijdig is, omdat de veTslagen van het verhandelde in de afdcelingen aan de Regering zijn medegedeeld Indien de Kamer nu besluit dat zij niet bevoegd is om verder te gaan dan om de aanhangige voorstellen zoo als zij liggen, aan te nemen of te verwerpen, dan is zij ook verpligt, om zich zelve gelyk te blijven en alle veranderingen, welke mogelijk van wetre de Regering mogten worden voorgedragen, af te slaan. De heer van Nes meent dat he quaesrie van de bevoegdheid der Kamer van te veel gewigt is 0111 ats het ware voorbijgaande te worden behandeld, Hij gelooft dat, welk ook het oordeel zij, dat de Kamer over net nederleggen ter griffie inogt nemen, zulks het geschilpunt niet zal uitmaken. Wat hem betreft, hij houdt het er voor, dat de dub bele Kamer, dezelfde bevoegdheid heeft als de gewone tweede Kamer, ter staving van welk begrip hij zich op art. 232 beroept. Hij zal dan ook van het grondwettig regt der Kamer niet afzien al wilde de geheele Kamer het doen. Hij treedt op als Vertegenwoor diger van liet Vaderland, maar met den last oin zich met eene speciale zaak, dat is de herziening der grondwetbezig te houden. De lieer van Sasse van Tsselt heeft eindelijk voorgestelddat bij eene stemming over het rapport der Commissiezulks zou plaats hebben zonder prejudicie op de bevoegdheid der Kamer, welke hij voor onbetwistbaar hield. De heeren van Lyttden tot SandenburgAlberdavan Asch van Wyckde Jonge van Campens Nieuw landSpand auvan Rappardvan der lïcim van Duiyendyke en yan Son hebben achtervolgens het voorstel der Commissie ondersteund en alzoo verklaarddat zij voor het overgaan rot de orde van den dag zoude stemmen. De heer van Hemert heeft het rapport der Commissie nog nader verdedigd. Hun aller gevoelen kwam daarop neder, dat de bevoegdheid en de werkkring der Kamer zich niet verder uitstrekte dan tot de aanneming of verwerping der 13 aanhangige ontwerpen tot wyziging der grondwet en dat dit uit art. 229 derzelve ten volle bleek, wilde men de bevoegdheid der dubbele Kamer in liet vervolg uitbreidendan was het aan de gewone wetgevingdaartoe de rioodigfc voorstellen te doen. De dubbele Kamer heeft slechts een speciaal mandaat en mogt daar van, zonder gevaar van botsing, niet afwijken. De beraadslagingen gesloten verklaard zijnde, is men ter stemming overgegaan: 63 leden verklaarden zich voor liet overgaan tot de orde van den dag24 daartegen en alzoo voor het nederleggen ter griffie. Tegen hebben gestemd de heeren i van Sasse van Tsseltvan Lynden van Hemmen War inLaanLtiybenRommeThorbeckede KempenaarSchimmelpcnninckSchoone- veldvan Sleet tot OldhuisCost JordensBruin-Kops Gouverneur, van BerkelGroen van PrinstererBoeracker j Weynandsvan Dam van Isseltvan StyrumLuzacvan Nagell tot WischKerWey-Mejan en van Nes. Over half vijf ure gaat dc vergadering tot nadere bijeenroeping uiteen. Z. K. H. de Prins van Oranje Is heden uit deze Residentie naar Til» burg vertrokken en wordt spoedig van daar terug verwacht, Van den 20 Augustus. Naar men verneemt heeft Zijne Maj. de Pro vinciale Staten van Groningen tegen den 15 September aanstaanden buiten gewoon bijeengeroepentot verkiezing van een lid in de Tweede Kamer der Staten-Generaal in de plaats van wijlen Mr. H. H. Brengers Men verzekert dat aanstaanden Dingsdag de beraadslagingen over de 13 ontwerpen van wet tot wijziging der grondwet, bij de Tweede Kamer een aanvang zouden nemen. Dezer dagen is in deze Residentie overleden de heer A. C. de Hcrtoghe HuberKaadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, Dit is het eerste lid van dien Raad, dat sints deszelfs daarstelling is overleden. Ingevolge de bestaande verordeningen zal de Tweede Kamer, in hare gewone vergadering, in het najaar, zich derhalve hebben bezig te houden met het opmaken van eene lijst van drie Candidaten, waaruit Zijne Maj. eene keuze tot vervulling der opengevallene betrekking zal moeten doen. Te Scheveningen wilde, den lydtn dezer, de molenaar Burgèrsdjkzijne zeilen minderen; maar terwijl hij er mede bezig was, raakte, door den sterken wind, de molen door den vang, zoodat de wieken met snelheid aan het draaijen gingen, en hij op een derzelve staande mede werd rondgevoerd. Hij had de tegenwoordigheid van geest zijnen knecht toe te roepen, dat hij eenen steen, die by de hand lag, op den vang zoude wentelen, en de knecht deed zulks, met hec gelukkig gevolg, dat de molen, na nog een paar slagen gedaan te hebben, weder stilstond. De wiek, aan welke Burm gersdyk zich geklemd hield, nu boven staande, klom hij dadelijk onbescha digd naar beneden. Men meldt uit Dordrecht, dat Zijne Maj. de heeren J. Buijs 't Hooft en F. C. Deking Dura heeft benoemd tot Directeuren van wege den handel bij het algemeen Rijks Entrépót aldaar. De Ever FortunaKapt. LKrogermet stukgoederen, vtn Hamburg naar Amsterdamis, volgens een brief van Harlingen van den 16 Augustus, den I4den tusschen Kornwerd en Wous ten anker liggende, dooreen hevige storm uit het W. N. W. overvallen, en, na het kappen van het anker, op de droogte geraakt en in den grond gescoten; dezelve is met de lading ge heel weg, doch het volk door de Ever MinervaKapt. F. Brandtvan Hamburg (sedert te Amsterdam aangekomen), gered. Het Beurtschip, gevoerd door schipper G. Klasenvan Amelaad naar Amsterdam, is den 14 Augustus op de hoogte van Stavoren omgeslagen en het volk, benevens twee passagiers, daarbij verongelukt. Uit Utrecht wordt van den 18 Augustus gemeld: Wij vernemen, dat Zijne Maj., in plaats van den heer Baudtot lid vin de Utrechtsche Commissie tot liquidatie van de Belgische schuld heeft be- noemd den heer Referendaris Baron van Breugelen welke eerstdaags in Utrecht worde te gemoet gezien, om de zittingen dier Commissie bij te wonen. Het gemeentebestuur van Apeldoorn heeft aangekondigd, dat geen der ingekomene ontwerpen voor een gemeentehuis en cantonnale regtbank aldaar bekroond zijnde, dezelve ter beschikking der eigenaren gereed liggen bij dert Burgemeester van voornoemde gemeente, mits van hun eigendomsregc be hoorlijk doende blijken. In den namiddag van den 16 Augustus zijn binnen de stad Zutphen op de zoogenaamde Boomptjeswal, twee vrouwen, welke aldaar onder eenen linnenboom stonden, door den bliksem getroffen, ten gevolge waarvan de eene dadelijk dood gebleven, doch de andere, niettegenstaande eenige kneu. zing in het aangezigc bekomen hebbende, gespaard is, terwijl drie andere

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1