DUITSCHLAND. gen in de toekomst de hinden te binden, door de behouding van de, in irt. 113 der grondwet bestaande onbestemde en gebrekkige bepalingennn bij de militie volgen» dit nieuw ontwerp alles aan de wet verwezen wordt. Eindelijk wilden «ommigen, die de hooge belangrijkheid der volksplantingen in het oog hielden, niet grondwettelijk de mogelijkheid uitsluiten, om de landmilitie tot de verdediging derzelven te kunnen aanwenden, en begeerden mitsdien bepaald te zien, dat daartoe eene wet zou noodig zijn, of dat dit niet anders dan krachtens eene wet zou kunnen plaats hebben. In eene der afdeeiingen is over dit onderwerp geoordeeld, dat de grond wet niet verder moet gaan dan zoodanige beginselen vast te stellen, als welke minder afhankelijk zijn van het veranderlijke der dagelijksche behoef ten en inzigten. Mededeeling van Regeringswege, vaststelling van diensttijd ouderdom, wapening en ontslag, loting of algemeene dienstpligiigiitidhet «I dan niet gebruiken van nationale troepen buiten de grenzen, kosten, schadevergoeding en Inkwartiering,in een woord, al wat niet eenvoudig tot bet begingel behoort, moest beter aan de wet worden overgelateu. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Ger.eraal van den 28sten dezer, is ingekomen de onderstsande MEMORIE tot beantwoording der hierboven medegedeelde aanmerkingen. De zeven ontwerpen van wet, bij de boodschap van.den i8den Maart ji. ■an de Staten-Generaal ingezonden, zijn voor het grootste gedeelte uitvloei sels van verlangen», bij de processen-verbaal der afdeeiingen wegens de vijf eerst ingeleverde ontwerpen van wet, in meerdere of mindere uitgebreidheid uitgedrukt, en aan welke de Regering gemeend heeft, zoo veel doenlijk te kunnen te gemoet komen. Zij behoefden dus geene memorie van toelichting, noch aanwijzing van de redenen, om welke de Regering niet had gevolgd de redactiën omtrent aomraige dier ontwerpen in eene of andere afdeeling bij een proces-verbaal in geschrifte gesteld; behalve toch, dat daardoor wederom aen zeer ruim veld zoude geopend zijn geworden voor menigvuldige tijdkos- tende en geene vruchten belovende beschouwingen, zoo heeft de Regering gemeend, niet uit het oog te mogen verliezen het standpunt, waarop zij is geplaatst; en, zonder voet te geven aan eenen dikwijls zoo ligt mogelijken woordenstrijd, zich te moeten bepalen, om aan de ontwerpen van wet door haar aan de Staten-Generaal voorgedragen, die rigting te geven, weike zij zich konde en mogt voorstellen het best te kunnen leiden tot verwezenlijking der hsar kenbaar geworden verlangens, in verband met de beginselen, welke naar hare overtuiging, daarbij niet moesten worden uit het oog verloren. Die ontwerpen laten de hoofdbeginselen, op welke onze staatkundige huis. houding gevestigd is, onaangeroerd. Of en in hoeverre de ervaring de nood. zakelijkheid zoude hebben doen kennen van wijzigingen in artikelen van ge* lijksoortigen aard, in de grondwet voorkomende, is een vraagpunt, zelfs niet zelden naar aanleiding van het In sommige processen-verbaal der afdeeiingen opgeteekende, voor zeer onderscheidene beschouwingen vatbaar; de Regering heeft zich dusverre van het bestaan van die dringende noodzakelijkheid niet kunnen overtuigen, zelfs niet ten aanzien van wijzigingen in andere artikelen van gelijken aard, welke bh' de procesaen-verbaal niet zijn vermeld, maar wel eens hare aandicht getrokken hebben. Zij beeft zich dus voor het te. genwoordige bepaald tot de veranderingen in deze zeven ontwerpen van wet, en in de vyf vorige voorgesteld, welke, naar hare meening, allei bevatten, wat in het tegenwoordige oogenblik in aanmerking kan komen. Overgaande tot de behandeling der bedenkingen, ten opzigte der zeven wetsontwerpen geopperd, wordt in de eerste plaats, met betrekking tot het ontwerp N°. 1, het navolgende aangemerkt: Ontwerp I. De inrigting der provinciale, stedelijke en plattelands-Bestu- ren, en de wijze waarop de daartoe betrekkelijke reglementen moesten wor* den ontworpenonderzocht, goedgekeurd, bekrachtigd en tot «tand gebragt, behooren tot de eigendommeiyke grondslagen van ons scaatsregt, en gedoogen daarom geene verandering. Het grondwettelijk voorschrift alleen, volgens hetwelk die reglementen na verloop van tien jaren beschouwd zouden worden een deel van de grondwet uit te maken, voor zoo verre zij betreffen de oefe ning van het stemregt in de steden en te platten lande, mitsgaders de bevoegd beid om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke Besturen, is geacht vatbaar voor verandering en wijziging te zyn, ten gevolge waarvan beide die punten voortaan zullen vallen binnen het gebied der gewone wetgeving, en mitsdien hun tegenwoordig grondwettelijk karakter verliezende, nu nader door de wet zullen worden geregeld en vastgesteld. Met uitzondering der. halve van hetgeen in die reglementen voorkomt ten opzigte van de oefening van het stemregt in de steden en te platten lande, en van de bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke Besturen, blijven de reglementen in volle kracht; en het 2de artikel van het eerste ontwerp heeft alleen deze en geene andere of verdere strekking, welke, naar het schijnt, ligtelijk zoude kunnen worden opgemaakt uit eene andere redactie van dat artikel, door de eerste afdeeling opgegeven, en welke althans min duidelijk is voorgekomen. Voor zoo verre voorts in andere, bepaaldelijk in art. 130, 131, 132, 154 en 155 der grondwet, sprake is van die reglementen, is het baarblijkelijk, dit daarbij geenszins meer de reden kan zijn van zoodanige thans vervallende beitanddeelen dier reglementen, welke betrekkelijk zijn tot de beide, hier* vorengemelde onderwerpen, voortaan door de wet te regelen. De aanmerking gemaakt nopens de noodzakelijkheid eener verandering in »rt. 134 der Grondwet, is voorts zeer gegrond bevonden, en die op art. n niet onaannemelijk; dien ten gevolge zullen in het eerste artikel van het ontwerp N°. I de woorden: en van het 7de artikel, vervangen worden door de woorden: het yde11de en 134ste artikel, en zal het ontwerp voort» ver. meerderd worden met de navolgende twee nieuwe artikelen, te plaatsen ach* ter artikel 3, zynde de Secretaris van Staat gemagtigd dezelven op het oor* spronkelijk ontwerp over te brengen en te waarmerken: Art. 4. Het nde artikel der grondwet van het Koningryk der Nederlan* den, in hetzelfde hoofdstuk geplaatst, wordt veranderd als volgt: „Ieder is zonder onderscheid van rang en geboorte, tot alle ambten en bedieningen benoembaar, behoudens hetgeen betrekkelijk de zamensteliing der Provinciale Staten b(j het 4de hoofdstuk is bepaald." Art. 5. Het 134ste artikel der grondwet van het Koningrijk der Nederlan den, geplaatst in haar 4de hoofdstuk: van de Provincialen Staten, en wel in de eerste afdeeling van dat hoofdstuk: „Van de zamensteliing der Staten van de provinciën," wordt veranderd als volgt: „De openvallende plaatsen in de kiezers-collegiënworden vervuld bij meerderheid van «temmen der gezeten burgeren, eene zekere, in iedere stad bij de wet te bepalensom betalende in de beschrevene middelendaarover brenge elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit, bij behoorlijk ge. teekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de Regering." Zullende laatstelijk het 4de artikel van het ontwerp, nu het 6de worden. Ontwerp IJ. Het ontwerp N°. 2 strekt om de verordening van art. 30 en 3s der grondwet terug te brengen op het standpunt van art. 12 en 13 der grondwet van 1814. De bepaling van art. 31 der tegenwoordige grondwet heeft haar volle beslag bekomen door de wet van 26 Augustns 1822 (Staatsblad N°. 40;) de daarbij vermelde domeinen zijn aan den Koning als patrimonieel goed in vollen en vrijen eigendom overgegevenen de Koning heeft over dien, zijnen vrijen en patrimonielen eigendom, beschikt, door denzelven aan een ander over te dragenniet alleen onder de voorwaarde der jaarlijksche uitkeering v»n f 500,000 aan Zijne Maj. zelve, ter gedeelteiyke voldoening van het Inkomen hem door de grondwet toegekend; maar bovendien op andere be. kende voorwaarden, welke reeds aanvankelijk 's jaarlijks belangrijke, en na verloop van andere jaren nog meerdere voordeelen moeten afwerpenniet voor den Koning, maar voor de financien van het Rijk, ten behoeve van welke de Koning die voordeelen heeft bedongen. Deze korte herinnering en verwijzing aan de beraadslagingen over de wet van 26 Augustus 1822 (Staatsblad N°. 40) mogen geacht worden voldoende te zijn rot beantwoording van menigvuldige vragen in de afdeeiingen gedaan. Wat nog de vraag aanbelangtof de zomer- en winter-verblijvenby art. 2 van liet ontwerp vermeld, niet reeds in gereedheid zijn gebragt, zoo kan voorzeker de toestemmende beantwoording dier vraag wel niet twijfel, achtig zijn maar dit geeft of neemt niets ten aanzien der noodzakelijkheid van het behoud der bewoordingen, waarin het artikel is vervat. Naar de meening van de Regering moeten alle artikelen der grondwet, al is het ook dat zij in het toekomende spreken, of tot gebeurtenissen betrekkelijk zijn welke reeds geheel vervuld of zelfs vervallen zijn, onaangeroerd blyven als zijnde de bestanddeelen der blijvende grondwet, welke niet geheel her zien, maar slechts gewijzigd wordt in byzonderhedendoor de ervaring aan- geradenen ook daarom kan geen gevolg gegeven worden aan het uitge. drukte verlangen tot verandering van redactie of weglating van andere gelijk, aoortige artikelen der grondwet. (Vervolg en slot hierna.j Van den 30 April. Naar men verneemc heeft het Z. M. behaagd, bij besluiten van den 27sten dezer, onder anderen vast te stellen, 1°. dat de militaire commando's zullen worden opgeheven, 20. dat almede zullen wor. den opgeheven de plaatselijke commandementena van de 2de klasse, Haarlem en Utrecht; en b van de 3de klasse, Brielle, Delft, Arnhem, Deventer, Zwolle, Leeuwarden en Delfzijl. Voorts is bepaald, dat in de hoofdplaatsen der provinciën, in welke thans geene vaste jaarlijksche Com mandant meer wordt benoemd, het plaatselyke commandemenc niet tevens zal worden waargenomen door den provincialen Commandant. Voorts is ter kennis van de daarbij betrokken militaire Autoriteiten ge. bragt, dat zij, met opzigt tot het behandelen dér verschillende dienstaange. legenheden, thans in dezelfde verhouding staan tot de verschillende provin. ciale commandementen als tot dusverre tot de Generaals, het bevel gevoerd hebbende in de opgeheven groote militaire commando's; en zulks derhalve op denzelfden voet, als tot nu toe met opzigt tot de provinciale Comman. danten van Noord-Braband en van Zeeland heeft plaats gehad. Ten gevolge van deze en andere besluiten, zyn werkelijk veie Generaals en hoofd-officieren door Z. M. gepensioneerd of op non-acciviteit gebragt. Sedert de laatst gedane bekendmaking, zyn door de belanghebbenden gelige de navolgende door Zijne Maj. verleende octrooijen Een octrooi, in dato 18 juny 1839, voor den tijd van vijftien jaren ver* leend aan J. Aubagnac, woonachtig te Paryi, domicilium verkozen hebbende bij de weduwe Facq te 's Gravenhage, op de invoering van eene nieuwe wyze om in alle aoorten van geweren de lading van achteren in te brengen, en de met donderkruid gevulde busjes (capsules ifamorcej goed te bevestigen. Een octrooi, in dato 14 December 1839, voor den tyd van tien jaren ver- leend aan S. JJ. Orobio de Castro te Nieuwer-Amstelop de uitvinding van eene raffinadery van oeconomische lampolie en kaatsvet, alsmede van eene wijze om gewoon vet te smelten en te zuiverenzonder verlies en zonder verspreiding van stank. Een octrooi, in dato 21 January 1840, voor den tijd van vyf jaren ver- leend aan G. de Haas te Vlissingen, op de uitvinding van verbeterde span* •chroeven voor het wand der schepen. Een octrooi, in dato 18 February 1840, voor den tyd van vyf jaren ver* teend aan B. Grootholst en Comp. te Amsterdam, op de uitvinding van eene mineraal-zeep-compositie. Een octrooi, in dato 26 February 1840, voor den tyd van vijfjaren ver. leend aan J. A. Seckei te Rotterdam, op de uitvinding van een werktuig tot het spoediger heijen van palen in den grond. Een octrooi, in dato 29 February 1840, voor den tijd van tien jaren ver. leend aan M. Poote, Britsch onderdaan, domicilium gekozen hebbende bij A. FcrrierConsul van H. M. de Koningin van Groot-Bricannie te Rotter* dam, op de invoering van verbeteringen in kagchels en haarden, om ver. trekken, kerken, achouwburgeu en andere gebouwen te verwarmen. Een octrooi, in dato 29 Februarij 1840, voor den tijd van tien jaren ver* leend ton kV. Benson Stone, Britsch onderdaan, domicilium gekozen hebbende als voren, op de invoering van verbeteringen in de vervaardiging van gaz, en in den toestel, gebezigd tot verbetering van hetzelve, ter voortbrenging van licht. Een octrooi, in dato 29 February 1840, voor den tijd van tien jaren ver leend aan IV. Tongue, Britsch onderdaan, domicilium verkozen hebbende als voren, op de invoering van verbeteringen in het drukken van katoenen wollen, papieren en andere manufacturen en zelfstandigheden, waardoor ieder vereischt wordend getal kleuren te gelijk kan gedrukt worden. Een octrooi, in dato 29 Februarij 1840, voor den tijd van tien jaren ver leend aan denzelfde, op de invoering van verbeteringen in de vervaardiging en zamensteliing der stoffen om menschen en viervoetige dieren voor het zin. ken te bewaren, wanneer zy zich in het water bevinden. Een octrooi, in dato 29 Februarij 1840, voor den tijd van vijfjaren ver. leend aan J. A. Mattha, woonachtig te Parijs, domicilium gekozen hebbende bij C. C. Uhlenbeck te Amsi.rdani, op de invoering van eene nieuwe wijze om potasch-zouten uit asch te trekken en te scheiden. Een octrooi, in dato 3 Maart 1840, voor den tijd van tien jaren verleend aan P. van der Loo te 's Gravenhage, op de uitvinding van eene nieuwe wyze van beheying van gronden voor de fundamenten van gebouwenspoor wegen, scheepshellingen enz. Uit Arastedam meldt men van den 28sten April: Het aangekondigde feest ter viering van het vijftigjarig bestaan van het tweede departement der maatschappy: Tot Nut van'tAlgemeen, heeft heden morgen een aanvang genomen. De redevoering, te dezer gelegenheid door den wei-eerwaarden heer A. A. Stuart, in het kerkgebouw der Remonstranten uitgesproken, heeft ten onderwerp gehad: De bloei der maatschappijtot Nut van 't Algemeen, ge kenmerkt door den bloei harer departementen. In deze rede gaf de redenaar een overzigt van de lotgevallen der maatschappij, gedurende de thans ver. loopene eerste halve eeuw van haar bestaan, en schetste bijzonder de ver. rigtingen van het tweede Amsterdamsche departement, gedurende dat tijdvak, aantoonende, hoe dit departement inzonderheid op de verbetering van hec lager onderwijs gewerkt haden hoe uit deszelfs boezem mannen als Buijs, kVertx en zoo vele andere waren uitgegaan. Geheel de redevoering is door de talrijk bijeengekomene vergadering aangehoord geworden met al de deel. neming, welke de gelegenheid, het onderwerp en de voordrage van den spre ker zoo wel verdiende. In de algemeene vergadering van de Hollandsche ijzeren spoorweg maatschappij, den 29Sten te Amsterdam gehouden, heeft de Directie het verslag van den staat deszelven uitgebragtwaaruit bleek dat de geheele spoorweg f 1,684,631 heeft gekostin het voorleden jaar 22,809 ontvan gen, en het pasjive der balans het actief mee eene som van f 13,923 overtrof. Den I9den en 20Sten April is de Koning van Prnissen wederom ernstig ongesteld geweest; den dag daaropvolgende bevond hij zich weder beter, Uit Posen meldt men van den 18 April, dat de teruggekeerde deputatie, welke naar Berlijn was gezonden, om van Zyne Maj. den Koning de vrijla. ting van den Biischop vonDunin te verzoeken, tot antwoord ontvangen heeft, dat hoewel Zijne Maj. hunnen ijver voor hunnen geestelijker opziener goed keurde, hij echter aan den Bisschop geene genade kan verleenen, zoolang hy niet gezind was aan de verpligtingen te voldoenwaartoe hij zich by

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 3