L E YD S C II E
r. i84o.
WOENSDAG,
V*> -
C 0 0 R A N T.
29 APRIL,
NEDERLANDEN.
Leyden, 28 April.
Men meldt uit 's Gravenhage van den 27scen dezer:
Thans zijn rondgedeeld de nadere bedenkingen der afdeelingen van de Tweede Kamer
ifcer Staten-Generaal, omtrent de vijf gewijzigde vóordragten, nopens de herziening der
grondwet, en de memorie van beantwoording der Regering deswege.
De meeste leden zijn van gevoelen gebleven dat de oproeping van de Gedeputeerden
van Limburg noodig is', en niet zeer moeijclijk kan zijn, tot deelneming aan den arbeid
der herziening van de grondwet. Men meende, dat juist uit eene tegenovergestelde han
delwijs, in het vervolg, moeijelijkheden zouden kunnen worden geboren Men gaf alsnog
in bedenking, hieromtrent dien weg te volgen, welken de groóte meederheid van ver
scheiden afdeelingen vroeger hééft, aangewezen, en welke, toen gevolgd zijnde, de Lim-
burgsche leden reeds nu aan de deliberatiën had kunnen doen deel nemen.
In eencr der afdeelingen is opgemerkt, dat* hoe begeerlijk het zij, by de daarstelling
van 'de wijzigingen in de grondwet, al den spoed te maken, welken eene grondige behan
deling van dit gewigtige onderwerp toelaat, maar dat het bereiken van eenen spoedigeii
voortgang toch nooit meer'dan een secondair oogpunt is, waar het beginselen, regt en
voorzigtigheid geldt.
Volgens de beschouwing van verscheiden ledenzou Limburg wel facto doch nooit jure
van het Koningrijk der Nederlanden afgescheiden zyn geweest, en daar het naderhand,
door het tractaat van 19 April 1839 ook niet, even als de overige Belgische provinciën,
afgestaan is geworden, zoo heeft het nooit zijn lidmaatschap onder deNederlandsche pro
vinciën kunnen verliezen; en uit dien hoofde achten bedoelde leden evenmin eene afzon
derlijke wet, als eene wijziging in de grondwet noodig, ora het weder aan Nederland te
hechten; uit dat oogpunt beschouwd-, kan men haar het regt van vertegenwoordiging,
om tot het wijzigen der grondwet mede te werkenniet betwisten.
Een lid volhardde bij zijn gevoelen, dat de Koning, krachtens de aan Hoogstdenzelven
door de Mogendheden verleende magt, over Limburg beschikt en dit onder denDuitschen
Bond hebbende doen opnemen; eene toevoeging van dat Hertogdom bij Nederland niet
meer te pas kan komen; terwijl eenige leden de opmerking hebben gemaakt, dat de be
denking omtrent de noodzakelijkheid der goedkeuring door de Staten-Generaal van alle
zoodanige tractaten, waarbij onze financiën of de voortdurende uitvoering der algemeene
belastingswetten betrokken zijn, geenszins voldoende is wederlegd, veelmin weggenomen.
Deze praejudiciële qunestiën daargelatenheeft men lr!i het algemeen zijne bevreemding te
kennen gegeven, dat het der Regering niet had mogen gelukken, het gevoelen derïfteer-
derheid omtrent de verlangde wijzigingen in de grondwet te leeren kennen, ofschoon zij
met kalmte en beradenheid het daarover in de processen-verbaal ópgeteekende geraadpleegd
had; en dat bij haar twijfel omstaan was, of men eene geheele herziening der gróudwet
begeerde, waarbij de hoofdbeginselen onzer Staats-instellingen tót ecu onderwerp van ver
anderingen zouden kunnen gemaakt worden, dan wel of men zich wenschte te tepel-ken
tot eenige meer bepaalde wijzigingen.
Men achtte het toch duidelijk aangetoond, dat men niets vuriger wenschte, dan de
grondwet naar geest en waarheid op de bestaande grondzuilen niet slechts onaangeroerd te
laten berusten, maar dezelve door eene volledige toepassing in de uitvoering te helpen
bevestigen; dat het liier alleen te doen is zoodanige wijzigingen in de grondwet te bren-
Sen, als vereischt schijnen te worden, om haren loop en uitvoering te verzekeren, eenige
uistere en voor tweeledige uitlegging vatbare punten te beslissen* en zulke verbeteringen
daar te stellen, als waarvoor eene 25jarige ondervinding geleerd heeft, dat zij vatbaar
zouden zijn.
Met genoegen had men inmiddels opgemerkt-, dat de Regering voortgegaan was verande
ringen voor te slaan, en men hoopte, dat zij op dit spoor nog eenigfe söbreden verder
Zou gaan.
Eenige leden hebben uitdrukkelijk verklaard, dat zy ongenegen zijn eene herziening
tot stand te helpen brengen, waarbij niet alle die punten by de Kamer in beraadslaging
zullen komen, welke zij tot eene verbetering der grondslagen van de huishouding van
Siaac onvermijdelijk noodig achtenen waarover by het proces-verbaal van onderzoek
der zeven nader ingekomen hefzienings-ontwerpen, zal gesproken wordfen.
Tot de behandeling der gewijzigde vijf ontwerpen overgegaan zijnde, bleek het nopens
ontwerp A., 'darde splitsing vünde provincie Holland, over het geheel, veel by val vond;
als billijk en noodzakelijk. Eenige leden vroegen, of uit die splitsing ook de óprigting
Van twee Geregtshoven zou voortvloeijen, hetgeen zij eene wrange vrucht van het stelsel
van Provinciale Hoven noemden. Sommige leden achtten de afscheiding van Holland on
doeltreffend, ja heilloos. Aan het beginsel der grondwet van 1814 en 1815, het zoo veel
faogelijk behouden en bevestigen van de oude gesteldheid van Nederland, werd daardoor
te kort gedaan. Andere Rijken leveren het voorbeeld van nog veel uitgebreider en volk-
ryker provinciën op, enz.
Meo droflg inmiddels voortdurend aan, om het getal Vertegenwoordigers, naar de Twee
de Kamer te zenden, naar de bevolking te berekenen. De billijkheid eischte dit. Ofschoon
mén om eene vroeger aangevoerde reden(het aanbrengen der Koloniën)ln eene uitzon
dering ten opzigte van Holland berust, vorderde zeker de regtvaardigheid, dat men naar
den grondslag der jongste volkstellingen aan elk der provinciën Gelderland en Noord-Bra-
band één lid meer toekent en mitsdien het getal ledfen voor dfe Tweede Kamer op 60 stelt.
Ontwerp D. Eenige leden hebben zich stellig voor hét behouden der Eerste Kamer ver
klaard; andere leden hebben hare afschaffing- verlangd; sommigen hebben haai alleen nut
tig geacht bij het invoeren van directe verkiezingen. Men stelde hare afschaffing verkies
lijker, dan haar behoud op den tegenwoordigen voet. Eenige leden verlangden althans
voorstellen nopens de Eerste Kamer te zien voorgedragen.
In de derde afdeeling is het denkbeeld geopperd, om de réis- en verblijfkosten van de
leden der Eerste Kamer te verminderen op ƒ2500, en om dan het minihium van het gé
tal leden tot 24, het maximum tot 36, te brengen. Op den tegenwoordigen voet, zal
ten zeer klein getal personen onoverkomelijke hinderpalen aan de maatregelen van Rege-
tiog kunnen, in den weg stellen.
In de vierde afdeeling heeft men de bepaling verlangd, dat de leden der Eerste Kamer
geene andere waardigheden, pensioenen of tractementen zullen mogen cumuleren.
Sommige leden hebben de ten aanzien van Luxemburg gegevene inlichtingen niet zoo
duidelijk geacht, als zij dit zouden wenschen; zij meenden, dat bij eene afscheiding
hiervan melding moet worden gemaakt ih art. 29 der grondwetterwijl dit Groothertog^
dom eenmaal onder dezelfde grondwet als het Koningrijk der Nederlanden is geplaatst, werd
de twijfel geopperd, of men wel bevoegd was, buiten toestemming van Luxemburg zelf,
dit af te scheiden, zonder de verzekering te bekomen, dat aan hetzfelve grondwettige
Instellingen znllen worden gegeven.
Bij de beantwoording der Regering op deze aanmerkingen, wordt op den voorgrond
gesteld dat de twijfel des Gouvernements nopens het verlangen naar eene geheele her
ziening der grondwet, dan Wel naar het brengen van eenige wijzigingen in dezelve, is
gegrond op de aanduiding van menigvuldige bijzonderheden, omtrent welke nu eens door
een meerder dan wederom door een minder aantal leden verlangen naar verandering is
te kennen gegeven in verband tnet de gebezigde uitdrukking van geheele herziening.
De Regering wijst verder op, in haar oog, bestaande tegenstrijdigheden, hebbende
tnen zelfs in eene afdeeling gelegddat men geene geheele herziening der grondwet
'verlangde, waarbij het '.ook de hoofdbeginselen van de Nederlandsche instellingen zoude
gelden; terwijl hierop dadelijk volgde, dat het daarstellen van slechts eenige wijzigingen
Welke de grondzuilen van den Staat onaangeroerd zouden lateh, onvoldoende voorkwam.
„De vernietiging van de drie standen (zegt de Regering verder;) het invoeren van
de directe verkiezingenhet vernietigen der provinciën en van derzelver besturenhet
vernietigen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal; de afschaffing van den Raad van
State; en de beperking van het Koninglijjk regt in bet sluiten van tractaten, om van
menigvuldige andere niet te spreken, zijn zoo vele bijzonderheden, welke tot die opvat
ting der Regering geleid hebben.
„Bijaldien Zij daaromtrent, tegen verwachting, mogt hebben misgetast, of wel bijal
dien de bovengemelde punten of sommige derzeïve zouden moeten geacht worden niet te
grijpen in de constitutieve of fondatnentele beginselen van den Staat, dan Schijnt het
ontwijfelbaar, dat de vraag, welke verordeningen de hoofdbeginselen der Nederlandsche
Staats-instellingen en de grondzuilen van den Staat zijneene petitio principii wordt."
De Regering meent alsnog, dat er geene overwegende en alles afdöende gronden ge-
Vonden wordenom ten aanzien van wijzigingende grondslagen van den Staat niet
fakendeeene prejudiciële quaestie te maken van de Limburgsche deelneming aan dé
raadplegingen; en men had zich gevleid, dat die beschouwing den bijval der afdeelingen
zou hebben verworven.
„Daarmede vieit men zich nogwant, hoe zeer ook geenzins ontkend wordt, dat het
Vraagstuk voor verschillende beschouwingen vatbaar is, zoo blyfLechter de betoogbaar-
beid van het regt d'-r L'mhurgsche bevolking van de intvoerlijkheid en doelmatighefd
van deszelfs regelmatige toepassing, hoogst moeijclijk, dewijl het hier eene bevolking
geldt, welke ten gevolde der Staatkundige gebeurtenissen d'cr tien laatste jarenin eenen
zoo geheel van Nederland afgescheiden toestand verkeerd heeft."
De Regering ver rouwt dan ookdat het Limburgsche vraagstuk aan de aanneming
der wetsontwerpen niet in den weg zal staan.
Het Hertogdom Limburg, in de grondwet opgenomen als provincie, zal voorts, ten
aanzien van zijne betrekkingen tot het Duitsche Verbond, geene meerdere ongelegen
heden geven dan bevorens liet Groothertogdom Luxemburg heeft opgeleverd; en het
grondwettelijk beginsel der gelijkheid van alle ingezetenen voor de wet, bijzonder ten
aanzien van militaire verpligtingen, zal aldaar evenmin geschonden worden als ten aanzien
van de ingezetenen, van Luxemburg het geval is geweest; terwijl daarenboven de staat
kundige oorspronkelijke vorming van eiken Staat deszelis huishoudelijke instellingen
bedingt en voorafgaat.
De band met het Duitsche Bondgenootschap Is een servituut, door de tractaten gelegd
op het aan den Koning toegekende deel van Limburgals voorwaarde dier toekenning
en tot schadeloosstelling ten behoeve van het gedachte Bondgenootschap voor het verlies
van de helft van het Groothertogdom.
Het tractaat is wel aan de grondwet vreemdmaar geenzins aan Nederlanden als
eene geschiedkundige geucunenis by den considerans der wetten vermeldterwijl dan
'ook de inhoud van dat tractaat niet heeft toegelaten de grenzen van het Hertogdom Lim
burg in art. 4 van het ontwerp A op eene andere wijze aan te duiden dan by dat art.
is gedaan.
De stelling dat de goedkeuring der Staten-Generaal op de tractaten van den 19 April
1839 zou zijn vereischt geweest, is door geene redenen gestaafd geworden, terwijl de
Regering hare bevoegdheid tot de sluiting dier tractaten, door de letter zelve der grond
wet bctóogd heeft.
De nu voor het eerst geópperde vraag eindelyktot# de Luxemburgsche grondwette
lijke instellingen betrekkelijk, inag geacht worden geenzins Nederland te betreffen."
Vóórts zegt de Regering, dat aan de zoo het schijnt, door eene groote meerderheid
goedgekeurde splitsing der provincie Holland in twee deelenuit den aard der zaak Ver
bonden is de vestiging van een Provinciaal Geregtshof in Noord-Holland.
Wat den Raad van State betreft, wordt gezegd; dat volgens art. 71 der grondwet, de
Koning de leden benoemt van dien Raadzooveel mogelijk uit de verschillende provin
ciën van het Rijken dat er geen grond is om aan die voorzigtige bepaling eene meer
imperative rïgting te geven, welker naleving wel eens, behoudens de algemeene belangen,
uiterst moeijelijk zoude zijn.
Nopens den maatstaf dér bevolking, tot bepaling van het getal Vertegenwoordigers
wordt in het midden gebragt, dat deze maatstaf wel een der voornaamste, maar geenzins
de uitsluitende in dezen is geweest; dat er geen overwegende grond bestaat, om aan
eommige provinciën thans meerdere regten te gevenen aan andere bestaande regten te
ontnemendat de grondslag van de bevolking onmogelijk eene juiste uitkomst kan ople
veren enz.
Het behouden der Eerste Kamer van de Staten-Generaal (zoo besluit de Regering
deze antwoorden) isnaar het oordeel der Regering, eene der fundamentele verordeningen
van het Nederlandsche Staatsregt. De in eene afdeeling verlangde uitsluiting van het
lidmaatschap dur Kamer met betrekking tot ambtenaren, enz., kan thans even weinig
in aanmerking genomen worden als eene in vorige jaren verlangde uitsluiting ran regter-?
lijke en andere ambtenaren, bijzonder aan Officieren van Justitie, uit de Tweede Kamer."
Van den 28sten April. De zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van héden, is geheel gewijd geweest aan het uitbrengen van ver
slagen op verzoekschriften.
Dezelve hadden betrekking: iö. tot de herziening der grondwet, en zulks
van afgescheidenen uit Groningen, volledige vrijheid van eerediensc verlan
gende20. de geneeskundige wetgeving; 30. de wetgeving op de jagc, wel
ke onderwerpen meii aan betere bepalingen onderworpen wilde hebbeiu
De verslagen zullen worden gedrukt.
Een paar requaesten, bijzondere belangen betreffende, werden ter zijde
gelegd.
De vergadering is tot nadere bijeenroeping gescheiden.
Vóór de zitting is de centrale afdeeling vergaderd geweest, en heeft de
zelve over de onderwerpen dér begrootings-wetten gehandeld. Het uitbren
gen van het centraal verslag deswege is vooreerst nog uitgesteld. Waar
schijnlijk zullen de nader in de afdeelingen gemaakte bedenkingen weder
ian bet Gouvernemeht zijn medegedeeld.
Naar men verneemt heeft Zijne. Maj. dezer dagen benoemd tot Adju
dant van Z. K- H. Prihs Alexander, Generaal-Majoorkommanderende de
brigade zware kavallerie; den Majoor A. H Baron Sloet van Oldruitenborgh
van het regiment lanciers N°. 10.
Zijne Maj. de Koning heeft den Luitenant ter zee bij de koloniale
marine, den heer Boudijk Bastiaantebenoemd tot Ridder der orde van den
Nederlandscnen Leeuw.
Z. Mi heefc aan den heer F. Fabergeattacheerd aan het Nederlandsen
Gezantschap te Parijs, den titel van Kanselier bij hetzelve verleend.
By eene te dezer dagen gedane aanschrijving door Zijne Exc. den Mi.
bister der Hervormde en andere Èeredienstenbehalve die der R. C. Eere
diensc, zijn de Predikanten van alle gezindheden uicgenoodigd geworden, in
hunne gebeden Gode gedachtig te zijn, om de voortdurende gezondheid en
gelukkige bevalling dér Erfprinsei van Oranje
Tot onderwijzer in de Wiskunde aan de kweekschool voor de zeevaart
te Amsterdam, is, in plaats van wijlen den heer Lieuwett benoemd de heer
J. Jonkhert.
Als eene bijzonderheid kan worden gemeld, dat bij Herman Vitland
man te Schellingwoude, op laatstleden Zaturdag een Noord-Hollandsch schaap
Vijf volwassen lammeren heeft ter wereld gebragt, waarvan drie oijen en
twee rammen; in het vorige jaar heeft ditzelfde schaap vier lammeren ter
wereld gebragt.
Uit Utrecht schrijft men van 26 April:
Voorleden Vrijdag avond hield het Ütrechtsche Departement der Maattchappij
tot Nut van V Algemeen eene buitengewone bijeenkomst in de kerk der Evan
gelisch Lucerscbe gemeente, in welke, op verzoek van Bestutirderende
Hoogleeraar H. Boumanmet eene plegtige redevoering de hulde van hec
Departement toebragc aan de nagedachtenis van Jodocus Heringa Ez.
Op de buitenplaats Biljoen bij Velp is 1. 1. Vrijdag in de woning van
den timmerman Spaan brand ontstaan, waardoor die woning afgebrand is,
eene koe en 4 varkens in de vlammen zijn omgekomen, en de heerenhuizing
sterk is beschadigd.
Den 22Sten Julij aanstaande zal het Instituut van Doofstommen te Gro
ningen zijn sojarig bestaan plegtig vieren; bij die gelegenheid zal eene me.
daille geslagen woiden.
SPANJE,
Het Ministerie was te Madrid den i8den nog niet geheel geconstitueerd.
Uit die stad was eene aanmerkelijke strijdkracht, met 20 stukken, onder den
Generaal Coucha naar Guadalaxara vertrokken, om de Carlisten in die pro.
vincie te bedwingen, daar zij sedert kort aldaar veel voortgang maakten,