N°. 50. NEDERLANDER COURANT. 54 APRIL. LeTden, 23 April. Men meldt uit *i Gravenhage van den 22sten dezer s De Regering heeft thans geantwoord op de bedenkingen, werke in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gemaakt zynten aanzien van de ontwerpen der bégrootingswetten van het jaar 1840. Wat aangaat dat der uitgaven, is in het algemeen van wege de Regering te kennen segeven, dat de begrooting van het jaar 1840 geacht moet worden geheel op zich Zelve te staan, zonder dat daaruit gevolgtrekkingen ten aanzien van de volgende begroetingen zijn af te leiden. Het geldelyk beheer over dit jaar Is aangevangen m overeenstemming iiïet de crtdiet- wet welke in de laatste dagen van het afgeloopen jaar is vastgesteld, en al dadelijk zijn mct*e«ne vaste hand maatregelen genomen, om alles te brengen binnen de grenzen, die net deze wet, toegepast op den geheelen jaargangin verband staan. Men heeft zich daarby niet bepaald, maar met de meeste zorg nagegaan, Wat er reeds zou te doen zijn, om de bezuinigingen verder te doen gaan, waarvan dan ook de nieuw aangebodene ont werpen bewijzen opleveren. De geheele begrooting doorloopende en eiken post van de onderscheiden hoofdstukken als het ware rangschikkende onder algemeene categoriën, be schouwde men toch,dat ver het grootste aeel van het cijfer behoort tot zoodanige uitga ven, aan welke het onraadzaam, en in het waar belang van het land, bedenkelijk zoude zijn'de hand te slaan, zonder dat er eene zeer bedaarde overweging vooiafgaat. De ver- bindtcnissen door het Rijk, wegens de bestaande schuld, de betalingen op de grondwet lustende, die, welke bu afzonderlyke wetten zyn vastgesteld, de kosten voor de eere diensten, die tot behoud van den physieken toestand des lands, en andere van gelyken onmisbaren aard opsommende, zal men bevinden, dat hetgeen er overschiet niet van dat cverwegend belang is, om daarop onbedachtelijk nog zeer aanzienlyke sommen te ver minderen, na de besparingen, die in de laatste jaren hebben plaats gevonden. Dat het dus thans onmogelijk is om met overhaasting groote bezuinigingen te maken, en dat, al wilde men ook instellingen afschaffendie in het oog van de Regeringvolgens verkre- gene ondervinding, bij een geregeld bestuur bezwaarlijk zijn te ontberen, dan nog de daaruit voortvloeiende mindere jaarlijksche uitgave niet zoo aanzienlijk schijnt te kunnen zijn als men zich in den eersten opslag welligt zoude voorstellen, wanneer men namelijk het bedrag er van vergelijkt bij dat van de onvermijdelijk blijvende uitgaven, terwijl zoo danige afschaffing voorzeker niet zonder voorbereiding kan plaats hebben. Na de gemaakte vermindering van het Departement van Oorlog, en bij de bedenkingen, welke eene geringe vermindering op het Departement van Marine reeds hebben doen ontstaanis toch de kring, waarin verdere bezuinigingen moeien worden toegepast, vrij eng geworden; de Regering is echter met de Staten-Generaal overtuigd, dat ook de mindere bezuinigingen raadzaam en nuttig zijn. Zij gaat voort met die aan te wenden, waar dit geschieden kan, en hoopt dan ookdat daarvan bij de voordragt der begrooting voor de naastvolgende dienst nieuwe bewijzen zullen kunnen gegeven worden, doch mag niet ontveinzen, dat voor het loopende jaar de begrooting, zoo als zij is voorgedragen, de wezenlijke Staats- behoeften bevat, zonder dat zij de mogelijkheid inziet, om tnans de vermindering verder te doen gaan. Vervolgens treedt de Regering in eene wederlegging van verschillende gemaakte beden kingen. Ten aanzien van het ^hoofdstuk van Binnenlandscbe Zakenwordt onder anderen het volgende gezegd: „Bij de vierde afdetling schijnt het denkbeeld te bestaan, dat er, 200 wel in het algemeen by de Ministeriën als bij het Departement van Binnenlandscbe Zaken, eene groote zucht aanwezig is, om zich met zaken te bemoeijen, die zonder xusschenkomste van hetzelve bjj de provinciale of plaatselijke Autoriteiten zouden kunnen worden afgedaan, en schryft zy daaraan de omslagtigheid en,'zoo zy1 meent, het te groot aantal ambtenaren toe. Ofschoon dit denkbeeld door geene aanwijzing van gevallen, waarin die zou hebben plaats gehad, gestaafd wordt, eu men dus niet weet waarin en wanneer het Departement meer zou hebben gedaan dan waartoe het verpligt was, kan t men echter, In antwoord op die algemeene bedenking niet nalaten op te merken, dat dienaangaande eene tfiin naïüWKeürige voorstelling bestaat, welke een ieder, die met den werkkring van hetzelve eenigzins bekend is, dadelijk in het oog valt. De zaken, welke dagelyks aan het Departement van Binnenlandscbe Zaken worden aangebragt, zijn van dien aard en zoo menigvuldigdat de uit^estrektste bemoeizucht van den ijverigsten ambtenaar daarmede ten volle en overvloedig voldaan is, en de gedachte om dezelven ©ngeroepen en ongevergd te vermeerderen onmogelijk bij hem kan opkomen. Hij ver heugt zich integendeel over elke gelegenheid, die hem aangeboden wordt, om denzelven te verminderen, of derzelver behandeling te vereenvoudigen, zoo als de menigvuldige stukken knnnen getuigen, die door het Departement ter beschikking aan de provinciale Autoriteit verzonden worden. Van hier dan ook, dat het besluit van 1 Maart 1831als eene weldaad "bij hetzelve ontvangen isen dat men nimmer nalaat daarvan een voordeelig gebruik te maken, wanneer daartoe eenigerntate aanleiding kan worden gevonden!" Ten aanzien van het hoofdstuk van Financien wordt nopens den post van f 2,500,000 dotatie voor het Syndicaataangemerktdat het brengen dier som op de bestaande wet telijke bepalingen berustte. Toen daarvan in de laatste jaren is afgewekenwordt er gezegd, stond dit in verband met andere wettelijke bepalingen, die nevens de begrooiings- wetten werde* voorgedragen, eri welke derzelver grond vonden in voorstellen van de algemeene vergadering van het Syndicaat. Uit aanmerking echter van het vrij algemeen aan den dag gelegd verlangenom dit bezwaar by de onderhavige begrooting te zien verdwijnen, zijn nieuwe overwegingen aangevangende strekking hebbende om op eene andere wyze by het Amortisatie-Syndicaatin deszclfs behoeften van dit jaar te doen voorzieneauit hoofde van de dientengevolge te verwachten voordragt van wet wordt deze post, even als in de voorgaande jaren, alsnu voor memorie uitgetrokken. Wat aangaat de som van f 4,000,000 voor het te kort van het Syndicaat aangevraagd 2egt de Regering, dat dezelve wel niet voorkwam in de begrooting, die in de maand October des vorigen jaars is aangebodenmaar zij toen begrepen was in het voorstel van wet tot het daarstellen van schuld ten laste van *s Rijks Overzeesche Bezittingen; dat dit onderwerp almede, naaraanleiding van de vele daaromtrent in het midden gebragte bedenkingen in nadere ernstige overweging is genomen en dat men zich onledig houdt, ten opzigte van hetzelve, andere wettelyke voorzieningen, ontleend uit de middelen van hét Syndicaat zelf, ter voorstelling te ontwerpen, zynde dientengevolge het Xlldehoofd stuk uit het ontwerp van begrooring weggenomen. Nopens het hoofdstuk voor Oorlog wordt gezegd, dat de nu aangebodene begrooting uitsluitend het jaar 1840 betreft, zonder dat uit dezelve bepaalde gevolgtrekkingen voor de {toekomende jaren zyn af te leidendat de daarin gebragte bezuiniging reeds zeer aanmerkelijk en bezwarend is, en dat ook de vervulling van den bestaanden wensch tot Uitsparing van al betgeen kan worden gemist, zeer veel van omstandigheden, die vooraf Wet zyn te berekenzal moeten afhangen. i Nopens de middelen wordt in de beantwoording gezegd: dat men gereedelijk erkent, Iflat de bestaande wettelijke bepalingen omtrent sommige belastingen voor verbetering vat baar zijn; dat de Regering zeer bereid is, om die verbeteringen met gemeen overleg der Staten-Generaal tot stand te brengen, maar dat daartoe tijd en zeer zorgvuldig overleg wordt vereischt; dat men dus niet durft vaststellen, dat bierdoor reeds voor het loopende jaar een belangrijke invloed op de opbrengst wordt uitgeoefend, en dat het gewaagd zou zyn, om in het uitzigt daarop de raming van dit jaar hooger op te voeren. Met èene herziening der wet op het personeel houdt men zich bezigzoodat die in de naastvolgende zitting zal kunnen worden in overweging gebragt. Omtrent den accijns op de suiker is een opzettelijk onderzoek aangevangenwaaruit insgelijks tegen de volgende zitting wettelijke bepalingen zullen kunnen voortvloeijen. Verbeteringen in andere accijns- wttten worden mede onderzocht, en zullen insgelijks weder ter sprake worden gebragt, daar men het bepaalde voornemen heeft, om door alle gepaste middelen de bestaande'in komsten tegen de dienst van 18^1 nader te regelen en zoo veel dit mogelijk ismaatre gelen te nemen, om de ontduikingen van eene eenparige heffing voor te komen. Ook de bijkomende middelen ontgaan de aandacht der Regering niet; de loterij behoort tot dezelveen men wil niet tegensprekendat het stelsel derzelve mede voor verbetering vatbaar zyn kan, ofschoon dan ook, na een zorgvuldig onderzoek, de denkbeelden daar omtrent, In onderscheiden particuliere schrifturen opgegeven, niet als aannemelijk zyn be» tchouwd. Omtrent verbeteringen in de bepalingen op de paar den-po slerijworden de overwegin gen steeds voortgezet. Aan de inkomsten eene bydrage uit de geldmiddelen der Overzeesche Bezittingen toe te voegen boven den rentelast op die geldmiddelen rustende, (zegt de Regering), is voor het jaar 1840 niet doenlijkDe overleggingen, welke echter daaromtrent voorde volgende jaren zyn aangevangen, zullen welligt tot gunstige resultaten kunnen leiden, die nader met vrucht in behandeling zullen kunnen komen, en ter kennis van de Staten-Ge- neraal gebragt worden, nadat, door de verzekering van de dienst van den jare 1840, de Regering eenigzins op een meer vast en solide standpunt, om voor de toekomst te kuil. rien zofgen, zal gebragt zyn." Nopens de rentebetaling door Belgie wordt gezegd: liet is zoo, dat door Belgie eene betaling is gedaan wegens het halfjaar renten, verschenen den isten January dezes jaars, maar die betaling is geschied onder korting, tot verzekering van sommige onderwerpen, waarover verrekeningen mueten plaats vindenen uit de ontvangen som zijn 11I dadelijk moeten worden voldaan de sedert 1830 onvoldaan gelaten renten, wegenS de kapitalen op het Grootboek der 25 pCt. Werk. Schuld ingeschreven, ten name van Belgische comp tabelen en openbare gestichtenwaardoor de ontvangen som zeer aanmerkelijk is vermin derd; het overschot is aanvankelijk niet als Staatsinkomst van 1840 kunnen beschouwd worden, omdat de uitgave der renten, waarvan hetzelve eene gedeeltelijke teruggave uitmaakt, gedaan is ten koste van de geldmiddelen der Overzeesche Bezittingen, en dat men alzoo heeft geoordeeld, dat hetzelve m aanmerking zou kunnen komen bij de verre keningen, welke wegens den achterstand van de vroeger verschuldigde bijdragen uit die geldmiddelen moet plaats hebben." De som van 600,000wegens de meerdere opbrengst der middelen van 1838is -met 2 ton verhoogd ten gevolge van verdere afrekeningen. Het uittrekken der ronde sotn van 6,000,000 (wordt verder gezegd) wegens de opbrengst van het kapitaal Werkelijke Schuld, rentende 5 pCt.daargesteld volgens de wet van 30 December 1839 Staatsblad N°. 55) moet voor alsnog eenigzins als calcu'a- tief beschouwd worden, gelyk zoo veel andere posten van de raming; men mag intusschen aannemendat de werkelijke inkomst deswege niet merkelijk minder zijn zal vermits de plaatsing, zonder eenigen nadeeligen invloed op den koers der fondsen uit te oefenen, op eene voordeeüge wijze geleidelijk heeft plaats gevondenen dat, volgens den stijl van den handel in fondsen, door de koopers vergoed zijn de renten tot den dag der levering verschenenwelke dus ook tot vermeerdering van de opbrengt strekken." Het tvtcede artikel van de wet der middelen, strekkende tot daarstelling van een kapi taal van <5,700,000 Werkelijk 5 pCt. Schuld, wordt uit het ontwerp weggenomen, in verband met de vermindering van f 6,500,000, welke het ontwerp van begrooting heeft ondergaandoor het vervallen van de posten wegens de gewone toelage en de buitenge wone voordiening in de behoeften van het Amortisatie-Syndicaatwelke posten vervangen worden door het ontwerp van afzonderlijke wettelyke bepalingen, ten aanzien van het Amortisatie-Syndicaat wordende voorgedragen. Eindelijk wordt aangemerkt, dat onder de buitengewone pensioenen en afloopende be talingen voldaan wordende uit de sommenvermeld in het 3de# (nu 2de) art. der wet op de middelenniet meer zijn begrepen de pensioenendie daaruit vroeger aan Belgische ambtenaren of gewezen ambtenaren waren toegelegdde voldoening derzelve heeft reeds sedert 1831 opgehouden, en de post is er toch mede verminderd. Ten gevolge dezer antwoorden is het cijfer der begrooting thans gebragt op 51,727,215zijnde daarvan afgelaten: i°. de dotatie van het Syndicaat 2,500,000, en 20. de voorziening in de behoeften van het Syndicaat 4,000,000, te zamen 6,500,000. In het ontwerp der middelen, is de geldleening van 6,700,000 weggelaten, en als overschot van de midde len van 1838is alsnu geplaatst 800,000. Van den listen AprilDe Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft heden hare werkzaamheden hervat. De zitting is bestemd geweest tot het ter ratel brengen van eenige ingekomen stukken en petitiën. Laatstgemelde zyn aan de daartoe bestemde Commissie verzonden. Dezelve waren: i°. van ingezetenen ten platten lande in Overijssel, die wijzigingen in de grondwet verlangen; 20. dertien adressen van afgescheidenen uit Groningen, die vrij heid van godsdienst en onderwijs verzoeken, en dezelfde vrijheid voor de uitoefening hunner eeredienst, als andere gezindheden verlangen; 30. klagcen over het Ministerie van Financien, enz. De heer Luzac heeft namens den schrijver, Jhr. Mr. J. de Bosch Kemper te Amsterdam, der Kamer aangeboden, het tweede deel van zijn werk van het wetboek van strafvordering, hetwelk in de boekerij za! worden geplaatst. De vergadering is tot nadere bijeenroeping gescheiden. Door Zijne Maj. zijn benoemd, tot Officier bij de Regtbank te Dor drecht, de heer Mr. Timmers Verhoeventhans Substituut-Officier bij dezelve Regtbank; en tot Substituut-Officier bij de Regtbank te 'i Gravenhagede heer Mr. AG. C. Alschethans Plaatsvervangend Regter bij die Regtbank. Naar men verneemt heeft Z. M. den heer P. Keyzer Jzn.9 benoemd tot Burgemeester van de gemeente Texel. In den avond van den 2isten dezer 'zijn HH. KK. HH. de Erfprins en Erfprinses van Oranje uit 's Gravenhage vertrokken en hebben zich den vol genden morgen op de stoomboot te Rotterdam ingescheept, om naarDuitsch- land te worden overgevoerd en eenige weken te Stuttgardt door te brengen. HH. KK. HH. reizen onder den naam van Graaf en Gravin van BurenVol gens een dagblad zou H. K. H. zich in gezegende omstandigheden bevinden en hoop hebben in Augustus moeder te worden. Naar men verneemt, wordt H. K. H. Mevrouw de Prinses Albert van Pruissen in het begin der volgende week uit Berlijn te 's Hage verwacht. Haar verblijf echter aldaar zou kort wezen en H. K. H. tegen de helft van de volgende maand weder naar Berlijn terugkeeren. Zijne Exc. de Gouverneur van Zuid-Holland heeft dezer dagen de navolgende circulaire toegezonden aan de ontvangers en hoogere ambtenaren der directe belastingen in Zuid-Holland: Achtervolgeni de door mij aan Zijne Exc. den Minister van Financien voorgestelde vraag, heeft dezelve mij, bij missive van den 21 Maart, te kennen gegeven, dat ook voor de personele belasting, 5de en 6de grondsla gen i in het algemeen, in het geval van opmaking van proces-verbaal door de commiezen, deurwaarders, enz., de gesloken regten eerst na verkregen vonnis, ten kohiere moeten gebragt worden, ten ware de zaak bij transactie wordt geschikt, of'ook anders behoudens aanslag, ambtshalvevan der. zeiver vervolging in regten wordt afgezien, in welke gevallen de aanslagen onverwijld in het kohier kunnen opgenomen worden, waarbij de welgemelde Minister het niet overtollig geoordeeld heeft op te merken, dat er in zake van personele belasting, met uitzondering der elders wonende schatpligcigen voor den 6den grondslag geene consignatie van gesloken regten te pas komt, en dat ook op die regten de betaling bij twaalfden casu quo toepasselijk is. Het Tweede Departement der Maatschappij: Tot Nut van Algemeen stelt zich voor den 28 April zijn sojarig bestaan plegtig te vieren. Des morgens van dien dag zal de weleerw. heer Stuart eene feestrede in de Re- monstrancsche kerk uitspreken. De aanneming tot het graven van een kanaal en het leggen van eenen dijk om het Haarlemmer Meer, is bij inschrijving geschied in 4 perceelen, en wel i°. door A. Prinste Sliedrecht, voor ƒ98,000; 20. door J. Verhey te Werkendam, voor f 98,800; 30. door Pvan Haaftente Sliedrecht voor ƒ115,600; en 4°. door P. A. van Secterste lage Zwaluw voor 123,800, te zamen bedragende de som van 436,200. SPANJE. Den nden April heeft de Minister van Financiën bij de Cortes een out. werp van wet ingediend, de strekking hebbende om, onder zekere bepaling lingen, de tienden voor de geestelijken te herstellen. De Minister achtte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1