vereenigen tot het vragen der bandligting van het vroeger bewerkstelligde besteg. De heer van OverbetkAdvocaat van het Syndicaat, beeft gevraagd, dat de regcbank zich onbevoegd moge verklaren ratione personae. De Bel gische regtbanltenzeide bijhebben geene hoedanigheid om dergelijke quaesrien te beslissendie noodwendig tot de diplomatie behooren. De heer Verhaegen heeft in naam van het Belgische Gouvernement bijna in denzelf. den geest gesproken, en insgelijks toe de onbevoegdverklaring geconcludeerd, daarbij ook onder anderen aandringende, dat de beslissing dezer zaak aan de gemengde financiële Commissie te Utrecht blijve opgedragen. Na de con- clusien van den heer CrassierProcureur des Konings, zal de uitspraak van het vonnis plaats hebben, hetwelk tot eenen onbepaaiden tijd uitgesteld schijnt te zijn. Ill I - - I n MENGELINGEN. De HEIDENEN of CIGANEN IN MOLDAVIË Sen IVALLACHTE. f Vervolg en slotZie N°. 39 van den 30 Maart 1840.) Geen dezer vier klassen heeft eigenlijk vaste woningen. In den zomer feuizen zij onder tenten; den winter brengen zij onder sarden hutten door, waartoe zij de bouwstoflen uit de bosschen haien. Altoos blijven zij echter Jn de nabijheid van dorpen, deels om werk te vinden, deels om hunne nei ging tot stelen te kunnen bevredigen. Elke tien tot vijftien huisgezinnen (salassu, salassurs) staan onder de regtsmagt eens mans,die door hen zeiven, gekozen, door de Wallacbijers en Moldaviërs, Jood of regter genoemd wordt en van eenen Butubassain Hongarije en Transylvanie ook IVojwod genaamd, «fhangt. De candidaat tot een zoodanig ambt, .moet uit een geslacht ge sproten zijn, dat reeds Bulubassas opgeleverd heeft, zich beter kleeden dan de anderen, van rijpen ouderdom en indrukwekkend uiterlijk zijn. De keuze geschiedt onder den blooten hemelde verkorene wordtzoo als eertijds de Frankische Koningen, op de schouders der mannen driemaal verheven, aan de vergadering vertoond, die hem met algemeen gejuich begroet. Na geëindigde feestviering gaan de Ciganen zoo trotsch uit een als Keurvorsten die eenen Keizer hebben verkozen. De Regters en Bulu- tassas, worden door den Grootwapeiimeescer des Vorstendoms bevestigd, aan wien de laatsten, ook wel Ciganen-Koningen genoemd, de schatting moeten afleveren, welke zij door de Regters laten inzamelen. Hij bepaalt ook de som, welke zij te betalen hebben, maakt hun den wil des Regering bekend, en is hun regter in het hoogste ressort. Daarom vreezen de CU ganen hem meer dan den Vorst zeiven. De Regters en Bulubassas zijn, om zich van de menigte te onderscheiden, bijna altoos te paard, en hebben het regt eenen baard te dragen, een lang purper kleed, geele of roode laarzen, eene muts van schaapsvel, welke vee! van de Phrygische heefc, en aan eenen bandelier een klein zweepje met drie riemen, waarmede die. genen hunner onderhoorigen, die op eenen diefstal betrapt wordt, en of eenig ander kwaad hebben begaan, van regtswege gestraft worden. De Bulubas- sis ontvangen ook twee ten honderd van de schattingwelke zij invorderen, en hebben het regt de nalatige schuldenaren zelf te straffen. Niettemin staan lij altoos onder toezigt der Overheid van de plaats waar zij zich ophouden. De privaat-slavenbehooren of aan kloosters of aan Bojaren, en vallen in de beide klassen der lüïessi en batrassi. De lüïessi der privaat-personen, leven even zoo als die der kroon. Naar welgevallen zwerven ook zij met hunne regters rond, doch betalen niet de Regering, maar het klooster of den Bojar, waarvan zij afhangen, hunne gewone schatting. Hebben deze iets te bouwen, dan zijn hunne laïessi ge houden daarbij als metselaars te werken en ontvangen daarvoor dagelijks, een piaster of i<5 centen Nederlandsen. De beitrassi daarentegen hebben vaste woonplaatsen, en zijn doorgaans alleen nog bij naam Ciganen; want zeden en gebrniken hunner nomadische atamgenooten hebben zij zoo geheel en al afgelegd, dat zij van de Molda viërs en Wallachijera naanwelijks te onderscheiden zijn, daar zij zelfs hunne oorspronkelijke taal geheel vergeten hebben. Eenige bücrassi wonen in dor- pen en zijn, behalve dat de landbouw op den voorgrond staat, te gelyker tijd dikwijls barbiers, kleermakers, schoenmakers en hoefsmeden. Het mee. rendeel echter woont in steden, in bojaren-huizen, alwaar de mannen als kleêrmakers, bakkers, metielaari, koetsiers, of in de keuken werken, ter wijl de vrouwen de kamers schoon honden, de wasch behandelenlinnen naaijen en, iets waarin zij uitmnnten, hand- en zakdoeken met goud en zilver stikken. Bij de kleine bojaren, zijn de Ciganen huisknechten en koks. Daar deze echter aan de verregaande morsigheid hunner stambroeders in het algemeen schijnen getrouw te blijven, zoo, ziet er ook de tafel hun. aêr heeren doorgaans niet zeer appetijtelijk uit. Bij eiken edelman is er eene strafwet voor de slaven aanwezig. Vroeger paste men op de schuldigen de straf der fa ianga toe, welke sedert bij een organiek staats-reglement is afgeschaft geworden. Deze wreede pijniging bestond daarin, dat men den lijder, liggende, de voeten aan eenen grooten stok bond, welke twee mannen dan zoo hoog verhieven, dat de ongelukkige alleen met hec hoofd en het bovenste gedeelte des rugs op den grond bleef liggen, terwijl hem de blooten voetzooien met roeden werden geslagen. Tegenwoordig geeft men eenen Cigaan, die straf ondergaat, een eenvoudig pak slaag, bij vele Bojaren worden zij alleen voor eenigen tijd opgesloten. Is hij echter weggeloopen, dan worden hem, zoodra men hem weder gevat heeft, de zoogenaamde horens, een' halsband roet ijzeren punten, welke hem, vooral in den slaap, vreeselyk hinderen, aangezet. Onder de bitrassi-Ciganen vindt men overigens ook de beste muzijkanten van Moldavië en Wallachije. Zonder kennis der noten, is het voor een hun- ner dikwijls voldoende, eene sonate van Mozart of symphonie van Beethoven, een enkel maal gehoord te hebben, om dezelve niet zelden met meer juist, heid en gevoel voor te dragendan door hunnen voorspeler is aan den dag gelegd. Ja, meer dan een* Cigaan heb ik te Jassy, den Franschen schouw- burg met eene viool onder den arm zien binnentreden, de ouverture en andere stukken, der dame blanche, b. v., zeer zacht zien medespelen, en na het einde der opera al de muzijkstukkenwelke hij zoo even had Iee- ren kennen, met veel grooter talent, dan de eerste virtuozen van het orkest hooren voordragen II De instrumenten der Ciganen zijn: de viool, waarop zij gewoonlijk de grootste virtuositeit aan den dag leggen; de cobzaeen mandoline-achtig, hun geheel eigendommelijk instrument, met negen snaren; de naïa of pan. fluit, het tambourijn en de moscalu of oade Lyrinx, waarvoor zij insgelijks een bijzonder talent bezitten; zoodat ook de broeder des Schachs van Per. zie, die als Gezant aan het Hof van Napoleon geweest was, op zijne terugreis uit Frankrijk, in 1810, over het mnzijkaal gevoel der Ciganen in Wallachije verwonderd was, voornamelijk echter over hunne handigheid op de Lyrinx, waarbij hij verklaarde, dat zij daarin de Perziërs overtroffen, die, zoo als bekend is, dit blaas-instrument zoo geheel meester zijn. Maar zij spelen niet alleen zoo uitmuntend, zij zyn ook goede componisten, en de namen van Suceava, Angbeluzza en BarbAzijn in de beide Vorstendommen algemeen bekend; de naam des in Pesth wonenden Cibari vindt in geheel Hongarije weêtklank. De Caganen begeleidende volks-melodiën, welke zij spelen, altoos met hun gezang, en hebben doorgaans zeerschoone stemmen, waardoor zij hunne toehoorders somwijlen zoodanig in verrukking brengen, dat deze van t»fel opstaan en hen twee of drie ducacen naar het hoofd werpen. Tn schcone zomernachten Weergalmen jasSy's straten van het geluid der instrumenten en van vrolijk gezang. Dan ziet men Bojaren, die met gezel schap gaan wandelen, en eene welbezecte Europesche muzijk voor zich uit doen gaan. Verder gaat een vrije boer, die zijnen voorraad hooi of hout verkocht heeft en zich na gedane zaken verlustigen wil., voorafgegaan door twee muzijkanten, die zijne lïeveiings stukken spelen en zingen, fier weder huiswaarts; het hoofd omhoog, de handen op deB rug of op zijnen stok leunende, vergeet hij alle rampen, alle onaangenaamheden, welke hij van zijnen pachtheer of van 's lands ambtenaren moet verduren. Voor den dans is de muzijk der Ciganen, boven die der Europeërs te ver kiezen, want zij volgen om zoo te zeggen de dansers op den voet, daarom verkozen in den laatsten oorlog tusschen Rusland en Turkije, de Russische officieren de Ciganer-muzijk voor den dans, doorgaans boven hunne eigene. Deze Ciganen zijn, in zekeren zin, ook tooneelspelers. In de nachten na melijk tusschen Kersmis en hec einde der Karnavals, hoort men, in de stra ten dikwijls dikwijls den roep van poppenspell poppenspel! Laat men de roeper» nu by zich komendan bieden zich twee mannen aandie een klein ver licht tooneel7 tot 8 voet lang en 3 tot 4 voet hoog, dragen, dat zij dan op twee stoelen neder zetten. Daarop verschijnt dadelijk eene marionnetie in de rol eens herders, die met zijn schaapje danst. Dan treedt een Cigaan met zijnen beer op; spoedig volgt de heer Basilachidie zijn bof aan twee jonge schoonen maakt, terwijl zijne vrouw hem in alle wijken der stad zoekt. Nu echter komt de Turk en Kozak. Deze worden, na eenige heldhaftige uicdagingen, handgemeen, en wel zoo dat de dood van een hunner er op moet volgen. Hierbij valt aan te merken, dat, toen de Osmanü in Moldavië waren, de Turk den Kozak den kop afhieuw, terwijl later, toen, de Rus sen meesters van het Vorstendom warenook hier de rollen verwisselden. Wie thans de overwinnaar zijn mag, weet ik niet te zeggen. Het uiterlijk aanzien der Batrassi is zeer voordeelig, zij zijn van eene hooge gestalte, en hebben edele trekken; vooral de meisjes zijn schoon. Hun aangazigc heefc in alle deelen den zuiveren Griekschen vorm, en hunne groote zwarte oogen hebben eene waarlijk tooverachcig schoone uitdruk king, terwijl hun bruin vei dien gloed heeft, welke aan de Oostersche vol ken eigen Is. Men treft dan ook waarlijk in Moldavië en Wallachije ver scheidene dergelijke Precios/fs en Esmeralda's aan, die echter, zoodra zij moeder worden, hunne schoonheid verliezen, en er dan weldra zoo afschu welijk beginnen uit te zien, als men ons in romans en verhalen de toover. kollen voorstelt. In beschaving zijn overigens de hedendaagsche Batrassi de boeren ver vooruit en zij verdienen wel dat de Regering hun eindelijk eene vrijheid ternggeve, welke zij zich zoo waardig betoonen. Ook maken diegene onder de Bojaren, welke de Europesche verlichting deelachtig zyn geworden, van hun regt van vrijmaking dier individuen dikwijls gebruik. Het getal pnvaat-Ciganen beloopt in beide Vorstendommen meer dan 35,000 huisgezinnen, welke alle (met uitzondering, zoo ala wij gezien hebben, van de Batrassi en eenige Lmgurari) nomaden zijn, van gelijke zeden en taal. Nu wij uit al het vorenstaande hunne verdeeling eenïgertnace hebben leeren kennen, zulleu wij ook eene schets hunner zeden en ge woonten ontwerpen: De Ciganen over het algemeen zijn welgemaakt en van sterken ligchaams. bouw. Het'zwervend leven dat zij leiden, de zuivere berg-lucht even al» de geurige kruid-uitwasemingenwelke zy inademenmaken hen geschikc om alle vermoeijenissenin weer en wind, wat ook het jaargetijde zij, te doorstaanen doen hen eenen zeer hoogen niet zelden honderdjarigen ouder dom bereiken. De Ciganen hebben eigenlyk geene bepaalde godsdienst; alleen vereeren zij al wat hun nut aanbrengt, als hunne tent, hun rytuig en hun smeecoestel. In de Christen-landen van Europa, volgen zij oogen- schijnlijk de leer van Jezus, even als in Turkije de voorschriften van Mahomet. In de beide Vorstendommen laten zij hunne kinderen door ortodoxe Priesters doopen, niet uit godsdienst, maar krachtens hec onwederscaanbare argument van Don Basilio: om des geldes wille, dac zij van den peet bekomen. Dien tengevolge laten zij cok niet na, hetzelfde kind negen of tienmaal soms te laten doopen, hetgeen natuurlijk op verschillende plaatsen geschiedt. Ook kennen zij het regtmatig huwelijk niet, en betrachten bij het aangaan eener verbindcenis tusschen man en vrouw geene andere formaliteit dan deze, dtt de knaap van 14 of 15 jaren, wanneer hij bemerkt, dat hem, behalve brood en water, toch nog iets ontbreekt, het eerste hec beste meisje, dat hij vinden kan, in zijne tent voert, en haar, om hec even of zy aan hem verwant is of niet, tot zyne vrouw maakt, waarby zij eene aarden kruik nemen en dezelve in stukken werpen. En dan zijn de echtelieden klaar 1 Voor de opvoeding der kinderen zorgt het paartje zeer slecht, of liever in hec geheel niet. Zoodra deze slechts loopen kunnen, laac men hen in de bosschen of in de straten der steden en dorpen naar willekeur rondloopen. Daarbij moeten de kleine naakte wezens, somwijlen van koude klappertan dende, hun brood bedelen of stelen; want in de tent hunner ouders vinden zij naauwelyks een weinig vuur, waaraan zij zich 's avonds weder verwar, men kunnen. Tot hun vijftiende jaar gaan zij, zomer en winter, schier geheel naakt. De toestand dezer kinderen ia waarlijk te beklagen, want behalve dit alles, worden verscheidene hunner verminkt, door dat, zooals bekend is, niet zelden de Ciganen, om meer medelijden te verwekken ert ruimere aalmoezen te ontvangen, zich zeiven en hunne kinderen wonden toebrengen, welke, eensdeels door gebrek aan behoorlijke verzorging, doch ook dikwijls genoeg door hec opzettelijk openhouden derzelve, eindelijk zoodanig verergeren, dat soms het kranke lid moet worden afgezet. Deze bedelaars loopen bij geheele zwermen, meisjes en knapen, de wagens der Bojaren, die uit de stad komen, te gemoet.en vergezellen dezelve ia vollen draf dikwijls meer dan een half uur onder het aanhoudend geroep van: Geef ons een para, een para! En wij dansen voor u de Tanüna! (1) Nooit echter, wanneer zij bedelen, uiten zij wenschen voorde gezondheid des gevers, maar altoos alleen voor die zijner paarden; zij zeggen niet b. v., „leef gelukkig," maar: „mogen uwe paarden lang leven!" De Ciganen kunnen het niet over zich verkrijgen, van hunne huisgezinnen verwyderd te leven, zelfs dan niet, wanneer men de herinnering daarvan door rijkdom en genietingen zoude willen verwijderen. Dikwijls hebben de Bojaren getracht, aan jonge Ciganen eene beschaafde opvoeding te geven, hen dierhalve in hunne paleizen opgenomen en van goede leermeesters voor. zien; doch te vergeefs! Zoodra zich slechts eene gelegenheid opdeed, ver lieten de onverbeterlijke» alle gemakken des beschaafden werelds, om tot de hunnen te vlugten. Hec zwervend leven en de rook des tents zijn den Cigaan even zoo onontbeerlijk, als hec water aan den visch, de lucht aan den vogel. Hoe geschikt hij ook, zoo als wij gezegd hebben, tot alles schijnt, zoo verkiest hij toch het dolca farniente, en de daarmede noodzakelijk verbon dene ellende, boven den vermoeijenden arbeid, welke hem toch zijn bestaan waarlijk behageiijk kon maken. Nooit legt hij zich op iets groots toe, want hoewel hij boven allen arbeid het stelen verkiest, en voor hetzelve eene natuurlijke neiging heeft, dan nog oefent by dit ook niet in het groot uit, maar vergenoegt zich altoos met kleinigheden, als kleederen en levensmid. delen, te kapen. Alle Ciganen, voornametyk echter de Laïessi, zijn walgelijk morsig; het ongedierte schijnt met hen te gelijk op de wereld te komen. Byna altoos gaan zij zonder hemd, dat bij vele hunner zelfs geheel onbekend Is; meest (1) Iïim nationale dans, hun faudango. Dezelve bestaat in sprongen en wellustige ge baarden met armen en beenen, waarbij zij eenige verzen opzeggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 3