A\ ism. L E Y D S C H E WOENSDAG, Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brensen mits deze ter ken- hisse van de belanghebbenden, dat bij Nun Kd. Achtb. van den Heer Controleur der Directe Belastingen, zijn ontvangen de Suppletoire Kohieren der Personecle Belasting voor de 6 en 9 maanden over het dienstjaar 1839 en 184.0,. welke op eten 31 Maart jl. zyn, executoir verklaard, en dat dezelve aan den Heer Ontvanger zijn verzonden. Leyden den 13 April 1840. J. G. de MEY. Ter ordonnantie van dezelve v. Puttkammei. COURANT. NEDERLANDEN. Let den, 14 April. Men meldt uit 's Gravenhage van den I3den dezer: Ter gelegenheid van het onderzoek in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, van het wetsontwerp tot opheffing van het Amortisatie-Syndicaat, heeft ecne der afdeelingen het eene dure, op haar rustende verpligtiiig geacht, om nogmaals bij deze gelegenheid te herinneren, hoe allen de bewustheid hebben, dat onze tinancien, wanneer ook niet hopeloos, toch diep gezonken zijn, toch in eenen prangende» nood verkceren, cn dat men dus op afdoende middelen van voorziening bij de Regering moet aandringen. Er is behoefte, zeide men, om een nieuw leven 111 de aderen van ons, als ware het afgelegd, financie-wezen te storten, De lang gewenschte afschaffing van het Amortisatie- Syndicaat, als hetwelk een geheimZinnigen sluijer over het geheel wierp, is daartoe een werkdadig middel. Maar wanneer ïiien dat middel op de thans voorgestelde wijze vervve- 2enlijkt, en hetzelve gepaard doet gaan met bijkomende bepalingen, welke eenen nieuwert ïnvretenden kanker van schuld opleveren, dan stelt men de vertegenwoordiging op het moeijelijke standpunt, om het uitvaardigen van noodlottige bepalingen, uit eene onvoor waardelijke liefde tot eensgezindheid, te bevorderen, of wel om meer nationaal, door afstemming, krachtdadig op eene meer en meer noodzakelijke hervorming aan te dringen. De leden dezer afdeeling verlangden niets vfirigerdan den overgang tot orde door meerdere openbaarheid, het een en andere door een zachten overgang, zonder schokken, te bewer ken; maar zij zouden gelooven hunne roeping te miskennen, wanneer zij voortdurend de hand bleven leeuen tot een financieel beheer, hetwelk, den Staat eindelijk onredbaar te gronde moet rigten. I11 eene andere afdeeling hebben de leden aan de Regering hunne bereidwilligheid betuigd, om met haar de finantiële aangelegenheden van het Rijk op eenen vasten voet te regelen; en zulks zelfs ook dan, wanneer in de laatste jaPcn te dezen aanzien onregelmatigheden mogten hebben plaats gehad; zij verlangenalleen voorafgaande gebeele en openhartige blootlegging van den toestand van 's Rijks financiën, zonder eenige acnterhoudendbeid, en de noodige waarborgen, dat, immers voor het vervolg, niets, de geldmiddelen van het Rijk betreffende, aan de kennisneming der Staten Generaal worde onttrokken, en dat geene uitgaven meer buiten derzelver inwilliging worden gedaan. Tot het onderzoek van het Wets-outwerp overgegaan zijnde, heeft men in alle de afdeelingen deszclfs genoegen te kenneu gegeven, dat er eindelijk ecne voordragt gedaan is, welke strekken moet tot de finale vereffening eener administratie, die de juiste kennis van 's lands financiën zoo ongelukkig in de» weg stond. Men gaf echter te gelijker tqd zijn leedwezen te kennen, dat dit voorstel niet vergezeld ging van eene memorie tot toelichting, welke de Kamer zou hebben bekend gemaakt met de motieven der in hetzelve vervatte bêpalingenen haar eene explicatie zoude hebben kunnen geven omtrent de tegen woordige gesteldheid van het Syndicaat. Eene der afdeelingen heeft dan ook verklaard, dat zij iich onbevoegd achtte, in eenigen gewigtigen maatregel te treden omtrent het Syndicaat cn deszclfs overigens géwensclue suppressie, voor en aleer zfi volledig met detï geheelen Staat van hetzelve zal zijn bekend gemaakt, en zij eene meer juiste en duidelijke Jan de tot dus verre medegedeelde opgave zal hebben ontvangen, omtrent de regtert til verpligtingenwaarmede het Rijk zich dan eventueel zoude belasten. Zoo verzocht men Alvorens te mogen hebbeni°. den volledigen staat van alle schulden en verpligtingen ten laste vaft het Syndicaat; 2*. gelijnen staat der baten, waarvan hetzelve nog in bezit is; daarin, om slechts een gedeelte met name aan te duiden, zullen moeten voorkomen r opgave der dnnieipen, met derzelver approximative waarde, onzuiver en zuiver rendement de ^opbrengst der groote wegen, vaarten en kanalen, onzuiver en zuivef; het bedrag dér nog bezeten wordende kapitalen; staat van het bedrag van alle nog invorderbare preten- ■siën, ook van die wegens voorgcschotene gelden, van welken aard ook. De alsemeene wcnsch, tot het bekomen van meerdere inlichtingen, is bijzonder aangedrongen ip de derde afdeeling, waarin men aangemerkt heeft, dat er wel i* waar,- ter gelegenheid van de in October 1839 aangebodene financiële wetten, medegedeeld is een staat van het Amortisatie-Syndicaat, op 1 Julij 1838 opgemaakt: dan men meende, dat het tractaat op den.19 April 1839 te Londen gesloten, niet zonder invloed op deze aangelegenheid is-; daarenboven is er ruim anderhalf jaar sedei't het opmakeo van dien Staaf' vcrloopcnen dat de toestand van het Syndicaat thans niet dezelfde is als op den isten julij 1838, blijkt reeds daaruit, dat op laatstgenoemde dagteekening nog onder de baten wordt gebragt: Schuldbekentenissen 4s pCt. f 2.646.000, rentende 119,070; onopgezegdë domein losrenten 2» pCt. 3.416,000, rentende 85,650; opgezegde domein-losrenten 5 pGt. 1,081,000, rentende 54,050j gezamenlijk bedrag der renté 258,770. Terwijl, volgens de opgave nopens de waarschijnlijke baten en lasten van het Amortisatie-Syndicaat over het jaaf 1840, de rentei) van de Kapitalen, welke het Syndicaat op ultimo December 1839 aan Schuldbekentenissen ad 4s pCt. en aan domein losrenten overhoudtslechts worden geraamd op 50,000; zoodat binnen een zoo kort tijdsbestek de bezittingen van het Syndicaat zijn verminderd met een kapitaal, gevende een jaarlijksche rente van 208,770, welk kapitaal, den prijs der elfecten in aanmerking genomen, op ongeveer vier en een half miliioen kan worden geschat. Bij het bestaan van zoo veel duisters, meenden vele leden zwarigheid te moeten maken, om blindelings de lasten van het Syndicaat die zeker de baten overtreffen, voor de Schatkist over te nemen, en verlangde men algemeen eene bepaalde opgave van alle bezittingen en uitstaande vorderingen van het Syndicaat, met vermelding van derzelver innerlijke waarde op een bepaald tijdstip, en opgave van alle de schulden, door hetzelve aangegaan, ook ten behoeve van brj/ondere wegen, vaarten of andere ondernemingen, van alle op dit oogenblik op die instelling rustende verpligtingen, gelijk mede de laatstelijk op het Grootboek gesloten baten, in één woord, geheelc en Volkomene opening van den staat vaiï het Syndicaat. Wat de voordragt zelve aangaat heeft men verklaard, dat men, na suppressie van het zelve, geenerlei gedeelte hoe ook genaamd van hetzelve onder afzonderlijk beheer of ad ministratie wil laten, maar dat men alle deszelfs baten en lasten vereei igd wenschte te zien met 'sRijks middelen en uitgaven op derzelver begroetingen gebragt, en op de voor dat alles gewone wjj>.e beheerd Eenige leden hadden gaarne gewenscht, dat men zich bepaald had tot de verklaring, dat het Syndicaat werd ontbonden, en, zoo wel alle daaruit voortspruitende behoeften hoegenaamdop de gewone begrooting der uitgavenals de daaruit vïoeijende middelenonder de overige van den Staat moesten worden opgenomen. Be Koning beeft zich toch voorbehouden aan welk bestuur deze en gene administratie zal worden opgedragenen men brengt tnans voorstellen met het onderwerp in verband welke er vreemd aan moesten blijven. Andere leden vonden het verkieslijk, om zoo yeel doenlijk tot in dc onderdeden bij de wet vast te stellenhoedanig met de verschil lende onderwerpen zoude worden gehandeld. Sommige leden hebben er zwarigheid in gemaakt door de goedkeuring van den aanhef Van het ontwerp, tevens stilzwijgend het tractaat van den 19 April te homologeren." Zij zijn er verre af dat tractaat op zich zelf te wraken, maar meenen toch, dat het, alvorens de ratificatie kracht van wet kon erlangen, de Staten-Gencraal ter goedkeuring had moeten aangeboden worden. Dit gevoelen is door anderen bestreden. Enkelen vermeenden, dat or zonder medewerking van Belgie tot geene vereffening kon Worden overgegaan. Anderen beschouwden dezelve veroorloofd in gevolge het tractaat hetwelk eene liquidatie ten deze scheen uit te sluiten en uit hoofde het hier geenzins eene societns van verschillende partijen was, maar eene instelling, door de wetgeving als onderdeel der Staats-adininistratie opgerigt, en waarop zoodanige gedeelten des R$ks, Welke zich willekeurig afscheurdengeen verderen invloed konden uitoefenen. Ten aanzien van art. 1 Stelde men voor te bepalen, dat de jaarlijksche overgang van Vijf miliioen uitgestelde tot de werkelijke Schuld verminderd wordt, in evenredigheid Van de voor elk jaar voor het Syndicaat vernietigde.uitgebotte Kansbiljetten. Bij art. 2 verlanode men hoegenaamd geene inbreuk te maken op zoodanige regten tot eene geregelde jaarlijksclie aflossing als soms de .houders van eenige Amortisatie-Syndicaat schulden' zouden kunnen of willen doen gelden. Dit vraagpunt behoorde uitdrukkelijk ongepreju- dfeieerd te worden gelaten. Nopens art. 3,meende men, dat indien Belgie verpligtingen 15 APRIL. ten deze heeft, het eveneens regten kan doen gelden, en dat indiefi Belgiè nog liquideren moethet dan voorbarig isom er dadelijk toe over te gaan. Bij de overweging van art. 5 heeft men het zoo vaak geuit verlangen herhaald, om de nog overige domeinch, en speciaal mede de domein-tienden, met inbegrip van die der naamlooze maarschappij, uilkoopbaar te zien gesteld. Behalve de daarmede verbonden en bekende voordeelen tijdens de domeinen aanzienlijk warenworden de kosten van beheer, bij een min belangrijk overschot, naar vèrhoudirig buitensporig hoog. Men wenschte bepaald te zien, dat reeds nu hij de wet dadelijk bepaald wordetot wélken tak van administratie het beheer der domeinen zal behoorén, en mèn meende, dat her bestuur der registratie daarbij het meest in aanmerking zoude moeten komen. Ten opzigte van art. 8 heeft men vermeend dat men doof de Nederlandsche Bank ih de wet te noemendoor eene stilzwijgende goedkeuring der qüaestie over het wettig bestaan drër instelling zoude prejudiceeren. Trouwens zeide men is dé Nederlandsche Bank geene firma of naamlooze maatschappij zij bestaat nog daadwerkelijk, maar niet meer regtens; zij is dus geene eigènlyke nationale Nederlandsche Bank mèer. Niet de Natiemaar de Koning is voortaan voor hare handelingen aansprakelijk. Om nationaal te worden moest de voortduring van haar bestaan öp nieuw bij èene wet worden geoctroijecrdeveti- als de bevoegdheid om banknoten, dié niets anders zijn dan eene vertegenwoordiging van geld door papier té doen uitgevenniet straffeloos buiten de wetgeving diende te mogen plaats vinden. A rt. 9 heeft algemeene tegenstand ondervonden en mén heeft zelfs verklaard dat hetzelve voldoende zou wezen, om het ontwerp af te.stefiimen waarom bepaalde men zich daarin aldus liet men zich in eene der afdeelingen uit, niet eenvoudig tot de verklaring, dat alle uitgaven en ontvangsten in overeenstemming met de betrekkelijke verpligtingen, gespe* tificeerd op de algeineene Staatsbegrooting zullen worden overgebragt? Zal mén de administratie thans magtigen om, na aftrek der genoemde posten, oVer aanzienlijke reste rende kapitalen te beschikken, die eene bepaalde bestemming hadden, of die niet in liét léven belmoren geroepen te worden? Zal men gelden tot andere einden dan die der oor spronkelijke bedoeling, en zonder ze allen'aan de crediteuren te restitueren, besteden? De bedoeling is toch, om de thans slapende 30 millioenen 4 pCt. onder de gedaante van 24 miliioen 5 pCt. wakker te maken en daarvan niet veel meer dan de helft voor de aan geduide behoeften te besteden? Het art. staat, ofschoon ingewikkeld voorgedragen, gelijk met de goedkeuring eener geldleeninghetgeen een ligchaam toestaat aan hetgeen tot dus verre weinig meer dan eene fictie was. Eene andere afdeeling heeft gevraagd hoe het ïliogelijk kan zijn, dat ér gelden kunnen benoodigd wezen tot teruggaveder bprgtogten en geconsigneerde gelden, daar die leden met grond meenen te moeten onder stellen, dat de waarden voor dit objectén benoodigd, in kas voorhanden zijn, en alleen op zoodanig éen wijze vruchten hebben kunnen en mogen afwerpendat het kapitaal altijd aanwezig bleef. Ook heeft men gevraagd of niet nu reeds in 1840, vóór en buiten deze wet, .zoo veel van. dat kapitaal zoude kunnen worden gerealiseerd, dat daaruit de 4 miliioen subsidie en de twee en een half miliioen dotatie over 1840, yyelke nu op dë begrooting van uitgaven zijn gebragt, zouden kunnen worden gevonden, en het overige alleen in aft. 9 worden opgenomen. Indien dit konde plaats hebben (en de afdeeling vond hierin, oij den tegenwooi'digen stand van het Syndicaat en de op handen zijnde opheffing van hetzelve geene Zwarigheid,) dan zoude hierdoor het doel kunnen bereikt worden j hetwelk men zich, bij het maken dér hiertoe betrekkelijke bedenkingen heeft voorgesteld en het Syndicaat zou in zich zelf, zonder nieuwe créatie van fondsengeholpen worden. Eindelijk hteft deze afdeeling als hare meening omtrent dit geheele art.in bedenking gegeven, dat de strekking van hetzelve geene andere schiint te zijn, dan het bij voort during bestendigen van eene afzonderlijke administratie van deze speciale fondsen en objecten. Men kan zich met dit denkbeeld niet vereénigen. Bij de thans voorgestelde opheffing van het Syndicaat, wénscht men, dat ook ophoude alle afzonderlijke beheer van eert gedeelte Van *s Laiids geldmiddelen, en dat alle ontvangsten én uitgaven, van welken aard ook. Op de Ryks-begrootinoen worden gebragt. Ten aandien van art. 10 merkte men opdat er voor lang behoefte aan eene wet op tönsignatien bestaaten men de vryheid namöp eene voordragt deswege aan te dringen/ De bedenkingen en vragen zyn aan de Regering medegedeeld ea de antwoorden des Gouvériiéttients op dezèlveworden eerlang te gemóet gezien. Naar men verneemt, zal H. K. H. Mevrouw de Priniet Sophia, doch. ter van HII. KK. HH. den Prtna en de Prinses van Oranje aanstaanden Don. derdag, in tegenwoordigheid van Z. M. der. Koning en der overige leden van het Koninglijke geilacht, hare Christelijke geloofsbelijdenis afleggen, welke haar zal worden afgencmeu door den Weleerwiardep Heer HofkipeL laan J. Dermout, die H. K. H. eenen geruimen tijd in de godsdienst heeft onderwezen. De Stdats-Courani van den nden dezer, bevat het gewone drieaiaan. delijksche verslag van den ataat der gewassen en vin het vee, wsaruit wjj de berlgten omtrent bet hoornvee overnemen, welke aldus luiden: Uit Goedereede en Overftakkee meldt men, dat het hoornvee de laatste drie maanden in het algemeen gezond ia geweest; dat de longziekte aan merkelijk verminderde en men aldaar tegenwoordig alechtt zeldzaam vernam van een enkel voorkomend ziektegeval. Uit den Albiasserwaard, Lande van Vianen, van Arkei en Leerdam: Hoe* wel in een atnemenden graadblijft de longziekte steeds heerrchen en op sommige stallen vrij sterk; ook ontdekt men hier en daar nieuwe gevallen'. Het vee ir duur. Uit Voorne, Putten en her eiland Rozenburg: dat de ziekte onder het hoornvee steeds aanhoudt, vooral in den Lande van Putten; hoezeer in Voorne en pp Rozenburg de ziekte ook nog niet geheel geweken ia. In de Beierlanden, Lande vin Strijen en het eiland Dordrechtin Schie. land, Lande van IJsselmonde, de Zwijndrechtsche en Krimpenerwiardeh Èlijft de longziekte stced» onder de runderen voortduren, zijnde over het geheel meer toe- dan afgenomen. De tongblaar of het mondzeer schijnt van belang niet meer te bestaan. Het vee blijft zeer hoog in prijs. Uit Rhijnland; het melk- en vetre vee, dat gezond is gebleven, is wel oitgevallen; doch ongelukkig sleept de tong. ziekte nog vele beesten weg, en vele koeijen vergooijen hunne kalveren. Eindelijk uit Delfland en hec Weatlind: het hoornvee is zeer hoog in prijs; het slagtvee over het algemeen niet zwaar en niet vet; terwijl de noodlottige longziekte weder met nieuwe kracht in de meeste gemeenten van dit district, gedurende dezen winter is uitgebroken, vooral onder Maasland en aangren. zende gemeenten, en er ruim twee derden der aangetaste beesten bezwijken. Uit Amsterdam meldt men van den 13 April: Gisteren avond, omstreeks half elf ure, ontstond er brand ten huize van de weduwe J. F. Cohn, winkelierster, op den Haarlemmerdijk, N°. 64, ter. wijl dezelve afwezig was. Het huis opengebroken zjjnde, is bevonden, dat de brand plaats had in een turfhok in het binnenvertrek. Dezelve it gebluscht zonder dat de aangevoerde spuiten in werking zijn geweest. Nopens den ongelukkigen brand, welke in den nacbt van Donderdag op Vrijdag I. 1., te Vreeland, de schoone stoom-papierfabriek van den heer C. van Kempen Bavink vernield heeft, verneemt men nader, dat wel is w«r bet grootste gedeelte der tot de fabrijk behoorende gebouwen door het vunr verwoest is, maar dat de machines, zoo wel die tot het vormen en voort, leiden der stoomkracht als die tot de eigenlijke vervaardiging van het papier dienden, over het algemeen weinig geleden hebben.- Ook een gedeelte van het in voorraad zijnde papier is rered. De oorzaak van den brand is onbekend. Den 9den dezer heeft de Hoogleeritr G. Mees, te Deventer, na aldaar aan het Athenaeum in zijne betrekking alt Hoogleeraar reeds gedurende 5 maanden te zijn werkzaam geweest, eene plegtige intree-redevoering ge. houden; Over het nut van de beoefening der Nederlandsche taal en geschiedenis,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1