L IS Y D S C H E
r
OÜRAN
A\ '1810-.
MAANDAG,
33 MAART.
N
NOTIFICATIE,
De Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland,
Gezien de missive van den Opperhoutvester v;tn den iden Maart 1840 N*. 20, ten
aanzien van de sluiting der Visscherij en uelet op de -deliticratien van Hun Ed. Groot
Achtb de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holl ndvan den ïotien Maart 1840, N°. 8;
Brengt bij deze ter kennisse van alle de daarbij belanghcboendeh t d't, aclnervofigetts
de bepaling van den Opper houtvester, vastgesteld met overleg ^an Gedeputeerde Staten
voornoemd, tot conservatie van de Visscherij. dezeive zal gesloten zijn van den ist^n
Aprilaanstaan.de tot den isten Junij daaraanvolgende; met uitzondering echter van al
zulke vtssclurijenne '-langs de stranden hét/.ij in de rivieren óf binnenwateren, als
bij vroeger niet guabrogeerde placaten nicgten zijn vrijgestelden speciaal Van de visscbcry
van steur, elft en ndere vroonvisch., in <ie buitcnriviercn Of binnenwateren; terwijl, ter
vermyding van mis u. ten aanzien van de laatstgemelde visscherijenvoor zoo veel de
vl.etcn, Aetermgen en slooten aangaat, daartoe alleen van aalkorven gebruik zal mogen
worden gemaakt; zubende 110-tans de op den laatsten Maart reeus gevangen visch tot
uiterlijk op dm 15de» April aanscaande mogen blij ven'verkocht wórden.
Wordende den belnnöjhebbendc'n wijders'herinnerd de bij Zijn r Majesteits besluit van
den 23Sien Mei 1824 Staat'blad N°. 34), gemaakte bepalingen omtrent het visschen mfcc
den hengel in den gesloten vischrijd.
En ten einde niemand hier-an eenige onwcienlicid zoude kunnen voorwenden, zal deze
worden gepubliceerd en geafrïgeerdalom waar zulks ie doen gebruikelijk is.
Gedaan te s Gravenhagedeft ïTden "Maart'1840.
De StaatsraadGouverneur voornoemd
Van der Duyn.
NOTIFICATIE.
Jl E R I J K.
Burgemeester en Wethouders dk r S t*a d L e v o e N,
'Gezien hebbende de Notificatie van Hun Ed. Groot Achtb, de Heèren Gedeputeerde
Staten van Zuid-Hollandin dato den -21 sten February 11.betreffende den Herijk der
Maten en Gewigten in Zuid-Holland, en gelet op de voordrage van den Arrondissements
ijker alhier, van den iódcn dezer maand;
Géven mits de/e den Ingezetenen dezer Stad luinne vcrpligtmg"te kennen, tot het doen
Herijken v. n alle de bereids te voren geijkte lengte en inhoudsmaten en gevvigtenbe
nevens de bij de inhoudsmaten voor drooge waren beboorende strijkels, waarmede deze,
overeenkomstig art. 8 van Zijner Majs. besluit,, van den 21 December 182a, Staatsblad
N°. 54)moeten worden algestreken. E" worden zijlieden ten dien einde opgeroepen
ter bezorging der gemelde maten en gewigtenwe! schoon gemaakt en gezuiverd, aan
hét locaal van den I|k, in de Schoolsteegaan d e Latijnsche School. Zullende daartoe
tegen'dadelijke betaling, worden gevaéeerd:
Voor Wijk 1op den rs er, April. I Voor Wijk V, op den 13 14 ems April.
lïop den 2den April. VI op den 161, 22,23 en24 April.
III, op den 3 en 6 April. I ,VH. op den 27, 2.3 en 30 April.
-0—IV, op den 7 9 en 10 April. I VIII, op den isten en 4 Mei.
met uitzondering echter van de Goud en Zilversmids, benevens de Apothekers- of
Medicinale gewigten, voor welker herijking afzonderlijk zitting zal gehouden worden
te weren: Voor de Goud- en Zilversmids gewigten op den 5 Mei, en
Medicinale op den 6 Mei;
telken daae des voormiddags van 9. tot 12,'en des namiddags van 3 tot 6 uren.
En waarscnuwen Burgemeester en Wethouders voornoemd, allen en een iegelijk wfen
het aangaat, met herinnering tevens aan artikel 2 van Zijner Majesteits besluit, iii dato
30 Maart 1827 Staatsblad N°. om op bovengemelde dagen, (na welke de Arfön-
dissements-l Iker zich., overeenkomstig art 10 der Notificatie van Hun Ed Groot Achtb.
de H. H. Gedeptiteeide Staten van Zuid-Holland in d ito 18 January 1822, tot uitoefe
ning va» tien Herijk naar de buitengemeenten van het Arrondissement moet hegeven, en
aïzoo buiten de mogelijkheid is, óm gereedelijk 'aan liet "verlangen der verzuimdhebbende
te voldoen), zich overeeiTkomstig hunne verpligting omtrent dezen Herijk stiptelijk te
gedragen, ten einde buiten bekeuring te blijven; zullende er. na den bepaalden termijn,
ingevolge dispositie van Hon Ed. Groot Achtb. de H H. Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland, in dato 22 November 1831, geene verlenging van tijd of zoogenaamde nadagen
gegeven worden.
Wordende dc belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerdaan de No
tificatie van Hun Ed. Groot Achtb. de H. H Gedepureerde Staten van Zuid Holland,
in dato 4 Augustus 1820, volgens welke de iikpligtiuheid zich uitstrekt, tot alle handel
en neringdoende lieden,. Fabriekeurs en Ambachtslieden, die, in hunnen handel of hun
bedrijf, eenige maten of gewigten gebruiken en de Apothekers of Medicijnbereiders in
het bijzonder, aan art. 3 en 5 van Zijner Majesteits besluit. In dato 21 October 1819,
(Staatsblad N° 52)bepalende lm (Ine gehoudenheid tot bet bezit van een vol stel ge
wigten, en medeverpligting tot den jaarHjkschen Herijk van hetzelve; alsmede aan het
Kohinglijk besluit van den 5 February 1826, N°. 153, volgens hetwelk de bij derzelver
eersten Ijk gestempelde greingewigrenzonder die eene nadere stempeling te doen onder
gaan, jaarlyks door den t |kér moeten worden nagezien en onderzocht.
En wordt wijders, door deze, ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot
Jaar'euergedurende het Jaar 1840, voor den Ijk der Maten en Geulgéén, bepaald is dc
letter V.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H, H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den i9den Maart 1840.
•f J. G. de MET,
Tér ordonnantie van dezelve,
V. PUTTKAMMER.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen mits deze rer ken-
nisse van de belanghebbenden, dat bij Hun Fd. Achtb. van den Heer Controleur der
Directe Belastingen is ontvangen het derde Aanvullings Kohier der Personeele Belasting
over her dienstjaar 1839 en 4°» we'ke op den isden dezer maand is «executoir verklaard
en dat dezelve aan dm Heer Ontvanger is verzonden.
Leyden den aosten Maart 1840.
J. G. DE M E Y.
Ter ordonnantie 'van dezelve,
v. P U T T K A M M E R.
seat
NEDERLANDEN.
Leyden, 22 Maart.
Men meldt uit 't Gravenhage van den 2oscen Maart:
Naar men verneemt |heeft de Regering thans ook geantwoord op de
bedenkingen, welke in de afdeeling van de Tweede Kamer gemaakt zijn
ten aanzien der vijf ontwerpen van wet, tot wijziging der grondwet, die op
30 December jl., aan de Kamer waren aangeboden.
De Regering heeft, ten gevolge van de overwegingen van de afdeelingen
der Tweede Kamernog eenige veranderingen gebragt in de vijf ontwerpen
tot wijziging der grondwet, welke den 30 December jl. aan dezelve waren
gedaan. De voornaamste derzelve zijn, dat het geweat Holland voortaan
twee provinciën zal uirmaken, ais Zuid-Holland en Noord-Holland; en dit
Zuid-Holland twaalf en Noord-Holiand tien Vertegenwoordigersin de Tweede
Kamer zal afvaardieen.
Nog verneemt men, dat Zijne Maj. dezer dagen een betiuit heeft vast
gesteld, houdende maatregelen nopen» de doorhaling van de overschrijvingen
der processen-verbaslvan in beslagneming van onroerende goederen, als
mrde vin schepen en viartuigen. Dezelve zijn in verband gebragt met bet
tegenwoordige hypothecair stelsel.
De afdeelingen van de Tweede Kamer hebben zich hezig gehouden
met het nader onderzoek van bet ootwerp van wet, houdende vaststelling
eener belasting op diet rundvee, ten behoeve van het veefonds. De centrale
afdeeling'zal morgen ochtend bijeenkomenotn daarover te beraadslagen, en
vervolgens, in de op morgen te houden zitting der Kamer, deswege haar
verslag Uitbrengen. Waarschijnlijk zullen de beraadslagingen over dat ontwerp
in den loop, der aanstaande week gehouden worden. Men verneemt, dat ook
in dc morgen re, honden zitting zal inkomen het sedert lang aangekondigd
ontwerp nopens het Amortisatie-Syndicaat.
- Zijne Maj. heeft den Burggraaf Niculartwonende te Brussel, voor.
tijds 2de Lui eoant bij bet 2de bataljon jagers, benoemd tot Ridder der ordp
van den Nederlandschen Leeuw; alsmede den Baron Duprel, voormalig lid
der Staten van het Groothertogdom Luxemburg.
- Bij besluit van den 13 Maart N". 124, heeft Zijne Mij. den heer .7. H.
de Ca trete 's Gravenhagetot President, en den heer D..M. Ezeckiëhte
Rotterdam tot lid der iloofd-Commtssie tot de Zaken der fsraëliten benoemd.
Met bewilliging van Ztjne Maj, zal weder over het loopend jaar door
de daarin betrokken departementen het lakenbenoodigd voor de Rijka-
schepelingen én voor de equipage van's Rijks jagten en werkvaartuigen
benevens voor de hellebaardiers, buiten openbare aanbesteding worden aan.
gekocht.
- Ter wegneming der moeijelijkhedendie zich hebben voorgedaan ten
gevolge dat het tarief van j u s t i t i e kost en en salarissen der Griffiers van de
ónderscheiden regterlijke collegien, krachtens de wet van 15 December 1838.
vastgesteld bij 's Konings besluit van 30 November jl. 'Staatsblad N". J2,)
en dat sommige bepalingen zou inhouden, welke konden geacht worden al te
wijken van de Bepalingen bij de wetten op de gtiffieregten en op her zegel vast.
gestéld, is bij eene circulaire aanschrijving van den Minister van justitie aan
de Procureurs-Generaal bij den Hoogen Raad en bij de Provinciale Hoven
te kennen gegeven, dat art. 31 van het hiervoren bedoeld tarief alleenlijk
moet beschouwd worden alt behelzende eenen maatstaf van berekening,
maar geenzins een bepaald voorschrift, volgens hetwelk de uit te geven
stukken zouden moeten worden geschreven, en er dus geene reden bestaat',
waarom ten aanzien der schrijfwijze niet bij voortduring zou opgevolgd wor.
den het voorschrift van art. 6 der wet van 21 Ventose 7de jaar.
Pan den zisfen Maart. In de zitting van de Tweede Kamer der Sta.
ten-Generaal van heden, Zijn, nadat door de Commissie tot de verzoekschrift
ten, bij monde van deb heer van Hoorn van Burgk, verslag was gedaan op
twee in hare hinden gestelde verzoekschriften, betrekkelijk het aanhangige
omwerp, strekkende tot aanmoediging der landverbeteringenenz., (welke
stukken ter griffie zullen worden nedergelegd)de beraadslagingen over dat
ontwerp gehouden.
De heeren Snouck Hurgronjevan Hoorn van Burgk en Gouverneur hebben
bedenkingen tegen dat ontwerp ingebragt. Zij verklaarden zich ten voordeele
van het doel en de strekking van nee ontwerp, maar hadden gaarne nog eenige
wijzigingen in hetzelve verlangd. Dan had hetzelve, huns inziens, beter uit
het doel beantwoord.
De beer GouïernëUr verklaarde Zich meer bijzonder tegen de voofdragt,
omdat dezelve gehouden kon worden eene erkenning te behelzen van het regt
dér nOvhle tienden, die, naar zijne meening, voorlang waren vervallen, Im
mers is toch bij de Staatsregeling van 1798, het tiendregt, met alle andete
regten van leenroerigen oorsprong, afgeschaft. Het is dan ook ten gevolge
dier tóeening, dat men zich onafgebroken tegen de aanmatigingen van heï
domein te dezen heeft verzet.
De heeren Schiir.meipenninckvan Asch van tVijck en van Kappard hebben
zich voor het ontwerp verklaard. Zij bragten der Regering hulde toe voor
het wezenlijk milde stelsel, dat bij de vervaardiging van deze voordrage heeft
voorgezeten. Intusschen deed het hun leed, dat de Regering niet in allen
opzigre, de geuite wenschen had verhoord. Doch dit nam niet weg, dat de
voordrage, zoo als zij was liggende, zeer aannemelijk was en ook aan het
doel beantwoorden zou. Alleen gaf men de hoop te kennen, dat, wanneer
uit de ondervinding mogt blijken, dat deze of geene bepaling verbeterd kon
worden, de Regering niet aarzelen zou. daarop terug te komen.
De heer van Kappard vermeende daarenboven, dat, wanneer hij de wet
inzag (en het is toch over deze 'alleen dat hij zijne stem heeft uit te bren.
gen) er nopens het al dan niet voortdurend bestaan van het novale tienaregr,
volstrekt geen beginsel werd uitgemaakt. Hij beschouwde het voor onmo.
gelijk, om hier te lande, bij eene wet, nopens dit punt, algemeene bepa.
Iingen vast te stellen. In sommige deelen des Rijks bestaan toch novale
tienden, in andere zijn zij geheel en al onbekend, terwijl ook in hetzelfde
gewest, soms verschillende uiteenloópe'nde verordeningen nopens dat onder*
werp bestaart. Hij houdt net niet voor zoo uitgemaakt, dat de tiende bij de
bedoelde Staatsregeling zouden zijn afgeschaft. Die afschaffing was zoo
algemeen niet; zij had alleen de strekking, om die tienden af te schaffen,
welke nit het leenstelsel voortvloeiden.
De heer Beelaerts heeft zich, over het algemeen, met het gevoelen van
den heer van Kappard vereetiigd. De voordragt zal aan derzelver doelde
aanmoediging van de cultonr, beantwoorden. Het is dat beginsel der wet',
hetwelk in derzelver 3de en 4de artikel wordt aangetroffen.
Zijne Exc. de Minister van Staat, tijdelijk belast met het beheer van het
Departement der Financiën', vangt aan met aan te toonen, dat het hoofddoel
dér voordragt, namelijk de bevordering der ontginning van woeste gronden
allezins loffelijk is en aanprijzing Verdient.
Het kan dan ook het doel der Regering niet geweest zijn; in deze voor.
dragc eenige bepaling te voegen, die zou kunnen strekken, om dat doel te
ooen mislukken. Zijne Exc. betoogt het moeijelijke om ten aanzien van zoo
vele onderscheidene zaken, als in het ontwerp voorkomen, eene juiste
grenslijn te trekken, en doet zien, hoe niteenloope.nd de gevoelens, zelf»
van de leden oer Kamer, over vele punten van hec oncwerp, geweest zijn;
Zijne EXc. zal niet treden in het onderzoek der vraag of de novale tienden
hier te lande nog bestaan, of het tiendregt in dit Rijk is afgeschaft welken
oorsprong hetzelve heeft, enz. Dat behoeft bij deze gelegenheid met onder,
zocht, niet beslist te worden. De voordragt heeft iedets regt in het midden
gelaten en alleen bepaald, dat, wanneer er eenig.verschil mogt ontstaan, de
regter hetzelve zal beslissen, eene bepaling, welke eigenlijk geheel over
bodig is, omdat zij oit de aard der zake volgt. Eindelijk zegt Zijne Exc.
dat, indien de ondervinding mogt leeren, dat er nog meerdere maarregelen
tot verbetering van de landen enz., raogten gevorderd worden, de Regering
altijd gezind zal zijn om eene voordragt dienaangaande te doen., daar haar
eenige oormerk Is, het doel van dit wetsontwerp geheel en al te bereiken,
Ter stemming overgegaan zijnde, is het ontwerp met eene meerderheid
van 37 tegen 7 stemmen aangenomenen aan de Eerste Kamer verzonden;