De lome berlgten geven nog niets stelligs omtrent het zamenstellcn ven een nieuw Ministerie te kennen. Onderscheiden lijsten worden door de dsgblsden, dien het thans wederom niet sin stof tot redeneren nwr dut punt ontbreekt, dagelijks voorgedragen, zonder dit voor de eene meer leker. beid, dan voor de andere bestaat. Uit Toulon wordt van den aasten dezer geschreven, dat aldaar eene menigte sneeuw gevallen was, en zulks in het'tegenwoordige jaargetijde als een vreemd verschijnsel tnoet worden beschouwd. Abdel-Kader heeft een zijner voornaamste Generaals doen wurgen, omdat bij hem van ontrouw verdacht hield; doch als reden moet hij heb ben opgegeven, dat hij in den heiligen oorlog tegen de Franschen niet dien jjver en geestdrift heeft ten toon gespreid, welke men van eenen opregten Muzelman verwachten kon. Er zouden nog andere Generaals op de nomi natie voor den worgpaal staan. Nog betigt men uit Algiers, dat er een vrij levendig gevecht te Mos- tsginem tusschen Abiel-Kadtr en de Frantche troepen heeft plaats gehad. Het getal der Arabieren wordt op 5,000 begroot, terwijl zij twee stukken geschut met zich voerden. Gedurende vijf dagen heeft de vijand het beleg voor Mazagran doorgezet, doch is eindelijk, ten gevolge vin herhaalde uit. villen, tot den terugtogt genoodzaakt, na een verlies van ongeveer 300 man te hebben geleden. BELGIE. Koning LeopoU heeft, bij een besluit vinden ï<S Februsrij, bepaald, dit de oude provinciale of lands-munten met den 31 Maart aanstaande op zullen houden een wettigen koers te bezitten. Zij zullen echter nog tot den 15 April bij de Rijks-ontvangers in betaling gegeven of ingewisseld kunnen worden. Hoewel voor langen tijd het salaris voor eenen Minister van Buiten findsche Zaken reeds is goedgestemd, zoo baart het bevreemding, dat tot nogtoe door den Koning niemand tot dien post benoemd is geworden. Hare Maj. de Konincin van Frankrijk, benevens Prinses Clementine en de Hertogen van Orleans en van Nemours zijn den 47sten Februarii te Brus sel aangekomen. De Koningin heeft dadeiuk na hare ïankomst eene aanzien lijke s m aan de a'mrn doen uitreiken, en heeft zich ook eene lijst doen vooileeecn van alle hulpbehoevende Franschen, in Belgie wonende. De K i mgm dei Belgen bevindt sich wederom in gezegenden toestand; openbare eebrden znn voor hare gelukkige bevalling voorgeschreven. De N derland'Che Gezant, oe heer Falch, is wederom geheel hersteld. De Independenteen Ministeiieel dagblad, behelst het volgende: Bil her mvdrdeeien van brieven uit *s Gravenhage en Amsterdam, waarbfj de zee aans aanoe vereffening wordt aangekondigd vin de moeijelijkbeden welke oe veirignngen der U'rechtsche Commissie hebben doen schorsen, hebben wii gezorgd te verklaren, dat wij in geenen deele wilden borg statn voor de naanwkeurigheid van de in die brieven vervatte bijzonderheden. Ook heoen zt)n wu niet in staat om dezelve te bevestigen of tegen te spre ken; intusschen schunt het zeker, dat men provisioneel een middel heeft gevonden, hetwelk toelaat de onderhandelingen voort te zetten; wij verne men dan nok, dat onze Commissarissen weldra naar Utrecht zullen weder, keeren. Er zal een nieuwe Commissaris moeten worden benoemd, aange zien de heer Fallen stellig van die taak heeft afgezien. Den 25 Februarq ia de zaak tu-schen het Nederlsndsche Amortisatie- Syndicaat en de Belgische Maatschappij ter bevordering der volksvlijt te Amsterdam vooigekomen; thans leest men ten dien aanzien het volgende in den Commerce Beige: Het is te hopen, dat ons Gouvernement, hetwelk, naar onze meening, niets te maken heeft met de geschillen tusschen het Syndicaat en de maat ichappn voor hetgeen de bezittingen en andete belangen in Holland betreft, de «aardigheid des lands zal weten te bewaren, door te weigeren zich aan eene buitenlandsche regtbank te onderwerpen. Het vrede-tractaat heeft in alle de gevallen van reclsmitie voorzien, en de wijze bepaald, waarop zij moeten afgedaan worden. Buiten de bepalingen van dat tractaat te treden, op de vordering van eene bijzondere inrigting, konde het goede regt der Regering in gevaar brengen, en hooger» onderhandelingen in de waagschaal stellen. Dat het Gouvernement zich beijvere de gemeenschap van belangen te onderzoeken, welke hetzelve voor eene Hollandsche regtbank roepen, en zonder de onpartijdigheid der regters van dat land te betwijfelen, zal het de juistheid onaer opmerkingen erkennen. MENGELINGEN. THOktTALDSEN IN ROME. ThorwaUsen en zijne werken hadden in eenen zoo hoogen graad mijne be. wondering verwekt; hetgeen over hem geschreven werd, was zoo belang wekkend, en de lof, welke men hem daarbij toezwaaide, was zoo groot, dat ik, toen mijne zaken mij naar Rome voerden, geenen dringender wensch hsd, dan ThorwaUsen te zten. Door gunstige omstandigheden, ben ik hierin beter geslaagd, dan ik immer zoude hebben kunnen wenschenik heb na meliik den kunstenaar, in zijn huis, in zijne werkplaats, in den kring zijner vrienden en landslieden beschouwd, en bewonder thana meer dan ooit dezen man, waarin het de natuur behaagd beeft, een hirer meesterwerken voort te brengen. Wanneer men zich gelukkig voelt MJ de betrachting van een kunstge. wrocht, zoo is men het dtkwijla nog meer in de tegenwoordigheid van des. zelfs schepper. Men zoekt niet te vergeefs in ThorwaUsen's blikkenhet leven, de uitdrukking, welke hg aan zijne marmeren beelden weet te geven. Zijn edele gang gelijkt aan die, welke men in de gestalten zijner Alexanders- groep bewondert. Ik leerde hem bij den heer K, een mijner Doitsche vrienden te Rome kennen. Het is een man van middelbare grootte, boven de zestig jaren oud. Zijne gestatte, de indrukwekkendste, de aangenaamste, welke ik ooit gezien heb, is zoo levendig in het onderhoud, dat de toehoorder, die te verwijderd is om hem te verstaan, In zjjn aangezfgt meent te lezen, wat hij zegt. Hij heeft bijna wu haar, en is in zijne kleeding even eenvoudig als in zijn gedrag. Hij sprak, toen ik hem voor het eerst opmerktemet eenen jongen Duit schen schilder, en wel over kunstaangelegenheden. Diegene van beiden welke zich scheen te willen onderrigten, was ThorwaUsen-, hij luisterde met de grootste oplettendheid, en een innemend lagchen vertoonde zich op zijne lippen, wsnneer eene aanmerking hem nieuw voorkwam, ofwel met zijne eigene inzlgren scheen te strooken. Zelden maakte hij deze zelf en dan zonder eenige pretentie, zoodat het moeijelijk zoude zijn geweest te bepa len, wie van beide de meester was, zoo niet op zjjn gelaat eene achting gebiedende waardigheid te lezen stond, welke nog vermeerderd werd, door die bescheidenheid, welke het schoonste sieraad van groote mannen is. Zijn lang onderhoud met den jongman verwekte ijverzucht; dezelve werd afgebroken; een ieder had ThorwaUsen ieta te zeggen, en toch bemerkte hij niet, dat hij de ziel van het gezelschap was. Vriend K. stelde mg einde l|jk voor. „Gij komt uit Mu«chen," zeide ThorwaUsen met eenen hand- gij brengt ons nieuws medeen nn deed hij mij eene reeks vragen over de nieuwe inrigtingen dier stad, hare bouwwerken, achilderjjen-verza meling, en dat wel op eene wijze, welke het mij niet moeijelijk maakte, zgne nieuwsgierigheid te bevredigen. Langzamerhand deed hij enkele aan merkingen, en zijn onderhond won nog in belangrijkheid. Jammer, dat wij gestoord weraenThorwaUsen scheen zich te herinneren, dat hij ook tot het overige gezelschip behoorde. „Kom mij bezoeken," zeide hjj, mijne hand fittende, „het tal mij aangenaam zijn wat met n te praten; gij zult mijne Ne neiis zien' Adieu." Daarop voegde hij zich in de menigte, welke hem omsttiwoe, en plaatste zich aan eene tafel waaraan hij met groote vreugde werd ontvangen. Zijne antwoorden op de aan hem gêrtgte vragen, verwek ter dikwijls de bewondering, dikwijls ook de vrolijkheid van allen. Weinige dagen na onze eerste ontmoeting bezocht ik hem te huis. Thor waUsen heeft vijf groote werkplaatsen, waarin vele kunstenaren bestendig arbeiden; hij zelf brengt dagelijks daarin eenige uren door, om hier en daar de verbeterende hand aan te slaan; de overige tijd van den dag is aan zijne eigene bezigheden, in eene bijzondere werkplaats gewijd. Zijne woning ligt op den monte Pincio coilis hortularumthans de zetel der schoone kunsten, zooals vroeger der weelde. Eens bloeiden daar de tuinen van LucuHus. De kunstenaar heeft geen geheel huis voor zich. Sedert meer dan 30 jaren bewoon; hij de eerste verdieping van een hó eldac aan eene fami lie, die onder hem woont, behoort, waarmede hij zeer vertrouwelijk om gaat. Een atzondarlijke trap leidt van daar naar zijne woning, en men zegt dat hij meer dart eens, in den waan van door dieven vervolgd te zijn, door tpiddel dezes vetborgenen traps, eene toevlugt tot zijne vrienden heeft ge zocht. Deze vreesachtigheid maakt, dat hij gegn enkele bediende heeft, hetgeen lieden, die hem bezoeken, met verwondering opmerken. 'sZondags heeft hij de gewoonte, Zijne verzameling, waarvan wij later zullen spreken, aan het publiek te vertoonen. Dan bevindt zich de groote wereld in rijtuig en gala ddir, en de kunstenaar ontvangt hen in zijne huis. japon. Daar hij geene dienaren heeft zoo is hjj het, die iedereen rondbrengt, de deur opent enz. De woning van ThorwaUsen is opgevuld met voorwerpen van groote waarde. De beroemdste levende kunstenaren hebben rot deze verzameling bijgedragen. Horace Vernet heeft het beste portrait van ThorwaUsen gemaaktdie van zijne zijde het borstbeeld van dezen beroemden schilder gebiiteld heeft. Oud heden, Etruskische vazen, camoeën en andere zeer kostbare voorwerpen, bevinden zich in menigte in dit werkelijk museum. Wie hem in de week bezoekt kan alleen rondloopenterwijl de kunstenaar onafgebroken in zijn atelier werkt. Men is verbaasd over zijn vertrouwen in zulke gevallen; want de verleiding kan niet grooter zijn, noch gemakkelijker kan het wezen om zijnen lust te voldoen. ThorwaUsen schijnt het lot van iVincketmann te vreezen, die op eene reis In Triest door eenen bediende, aan wien hij gouden gedenkpenningen had vertoond, vermoord werd. Een minder tragisch voorval, waarvan voor eenigen tijd te Rome de beroemde landschapschilder IVolfersberger het slagt offer was, regtvaardigt ook ThorwaUsen" t angst. De bediend* van eerst ge melden stal hem namelijk eene verzameling gouden en zilveren gedenkpen hingen af, en had daarbij de beleefdheid, een briefje op de tafel achter te laten, waarin hij voor zijne oneerlijkheid vergiffenis verzoekt, en aanmerkt, dat hij zich in de noodzakelijkheid bevonden had, hem dezen schat te ont nemen, en dat het eenen zoo beroemden kunstenaar gemakkelijker zoude zun. dit verlies goed te maken, dan hem zeiven, eene zoo schoone gelegenheid weder te vinden. Na deze eigenaardige logici, heeft hij geitouw aan den gewonen vorm; aan het slot des briefs: „de eer te zijn" enz. Men moet intusschen bekennen, dat er zich onder ThorwaUsen's schatten, schilderijen van middelmatige waarde bevinden. Dikwgis koopt hg deze, maar alleen om zijne kunstgenooten aan te vuren, en in dit opzigt is zijne natuurlijke goedheid in tegenspraak met zijn belang. Er zijn geene Duitsche kunstenaren en weinig Fransche in Rome, die niet naar ThorwaUsen gaan, ten einde hem om raad te vragen, en dikwijls hem hunne weiken of hunne hulp aan te bicden. Hij ontvang: dezelve alle met hartelijkheid, onderhoudt zien vriendelijk met hen, zoekt van hen te leeren, draagt hun werken ter uitvoering op, en weet op deze wijze de jonge talenten aan te moedigen. Toen ik in zijn atelier trad, vond ik hem, roet beitel en hamer in de hand, voor het heerljjk basreliëf der Nemesis, Het scheen mij toe, nagenoeg vol eindig te zijn, en toch bragt ThorwaUsenonder het praten, nog zulke ge duchte hamerslagen er op toe. dat ik de oogen sloot, uit vrees van eenen ongelukkigen slag te zien vallen. De godin is, staande op eenen wagen, daargesteld gestalte en houding zijnedel en indrukwekkend; eene moeijelijk te beschrijven waardigheid heerscht in hare trekken, en reeds de wijze, waarop zg de paarden beheerscht, schijnt hare onwederstaanbare raagt te verkondigen. Twee paarden trekken den wagen; het eene, de gehoorzaam heid voorstellende, loopt rustig voort, maar zgne onbedwongene beweging toont alleen gehoorzaamheid, geene slaatsche onderwerping. Op de andere zijde stelt een vurig ros de wederspanntgheid voor. ThorwaUsen is hier ge slaagd, een jong paard in deszelfs volle schoonheid daar te stellen, dat, het oog vol vuur, de neusgaten wijd geopend, steigert, slechts met moeite den teugel duldt, en, hoewel slechts ter helft zigtbaar, toch de grootste ver- wondering verwekt. Twee geniussen volgen den wagen, waarvan een, den hoorn des overvloeds in de hand, de genius der belooning is, de andere, met getrokken zwaard, die der straf. De raderen des wagens zijn met alle goriën bedekt, waarvan de beschrijving ons te ver zoude brengen; een zodiak omvat het geheel. Dit basreliëf, van het schoonst wit Carrarisch marmer, is het eenige, dat ThorwaUsen geheel en al alleen bewerk: heeft. Het behoort den Milanees Miliut, die het hem besteld heeft. De heer Me lius, een door zijne nijverheid tot millionair geworden koopman, van de Ltithersche godsdienst, verloofde ziinen eenigen zoon, met de dochter van een der voornaamste Katholijke huizen in Milaan; dit huwelijk moest te Triest geschieden, de eenige stad van Italië, alwaar de vereeniging tusschen deze beide gelooven wordt toegelaten. Maar de bruiloft veranderde in eene rouwplegtigheid; de bruidegom stierf op den dag der inzegening, op het oogenblik dat de Priester, volgens zijnen wensen, hem den trouwring aan den vinger zoude steken. Om zich te verstrooijen, maakte de vader eene reis, en droeg gedurende zijn verblijf te Rome, het vervaardigen van erne Nemesis, wier magt hij zoo zwaar gevoeld had, ïan ThorwaUsen op. De kunstenaar was door de treurige gebeurtenis getrofTen en beloofde den heer Milius dit basreliëf te leveren, met bijvoeging, ditmaal het werk geheel alleen te zullen uitvoeren, zonder het eerat, zoo sla anders, door de han. den zijner leerlingen te laten gaan. Nadat ThorwaUsen mij deze onstandigheid verhaald had, verklaarde hij mij de figuren en zeide toen met zijne gewone eenvoudigheid: „Nu, wat zegt gij er vanï" „Ik vindt het bewonderenswaardig," antwoordde ik; meer uit eigen beweging, dan om aan zijn verlangen te voldoen. „Zeer wel, maar gij maakt geene aanmerkingen." „Zoo ik kunstenaar was, dan zoude ik het wagen, iets aan te merken." „Des te beter dat gtj het niet zijt; ik verneem gaarne den indruk, welke mijne werken op personen te weeg brengen, die deze kunst niet beoefenen." „Nu dan," zeide ik, „in uwe plaats zoude ik misschien het wederspannige paard, dat bij uitstek schoon is, in de plaats van het andere hebben geplaatst, opdat het meer in hec oog viel; De uitwerking zoude mogelijk nog grooter geweest rijn." De kuns tenaar zweeg eenen oogenblik, en met eenen eenigzins Sardonischen grim lach zeide hij: „Was ik een Franschman, dan zonde ik mogelijk naar uweu zin gehandeld hebben, want nw denkbeeld is echt Fransch; maar ik heb gevreesd, de waardigheid van het geheel er mede te schaden. Dit meer rustig voorkomen van het geheel, is mij noodzakelijk toegeschenen, om de onverzettelijke magt der Nemesis te doen voelen, en het steigerende ros had, naar mijne wijze van zien, dezen indruk gestoord. Denk daar eens over na." Hij had gelijk. Ik ging daarop voort de overige basreliëfs in oogenichouw te nemen, welke zich in de zalen bevonden; ThorwaUsen wees mij dezelve allen aan, en gaf de noodige uitlegging. Van deze werken is reeds zoo veel geschre. ven en gesproken geworden, dat ik het onnoodig acht. daarover verder uit Ite weiden. Ik stelde nog meer belang in ThorwaUsen dan in zijne werken, en ik heb hoop mij in de gedachte niet bedrogen te hebbendat het ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 3