DÜITSCHLAND.
kunnen nemen. ïntusscben schijnt die verontschuldiging niet algemeen te
hebben voldaan; men meent dat uit het gebeurde mistrouwen bij de inboor,
lingen in de britscbe vlag kon ontstaan. -j
Ook beweert men, dat aan Engeland, volgens het 3de art. van het tractaat
van Treana, kennis had moeten worden gegeven van het tractaat met den
Rajah van Linjin gesloten, gelijk van alle tractaten set de inlandiche Magten
in de Oojtenche zeeën geschiedt, en nat zulks niet is in acht genomen.
D E NE M A R K E N.
Den idden Januarij is het lijk van wijlen Z. M. Koning'Frederik P"Imet
groote plegtigbeid in de Koninglijke kapel te Roeskilde ter aarde besteld.
De thans regerende Koning en de Prinsen, vele Generaals, Hoofd-officie-
'ren en andere voorname personenhebben het lijk vergezeldhetgeen bui
'ten de «tad door eene menigte landlieden, volgens hun verzoekgedragen is
'geworden, die ook een choiaal gezang hebben aangeheven. Het eerste ge-
'deelte van eene cantate van Oehlenslager werd in de kapel zelve gezongen,
Waarna de Bisschop van Seeland eene lijkrede uitsprak. Terwijl de stoec
naar de kapel op weg was, is de Commandeur Cuensoti door eene doode
iijke beroerte getroffen.
Men meldt uit Berlijn van den aosten Januarij s
Heden heeft de plegtigbeid van het krooning»- en ordensfeest plaats ge.
had. Daartoe waren des voormiddags op het Koninglijk paleis alle de zich
in deze residentie bevindende ridders van deze orde, die dezelve sedert deo
-aosten Januarij 1839 hadden ontvangen, en ook die, welke door Z. M. op
den i8den dezer daarmede vereerd werden, uitgenoodigd. Z. M. de Koning,
vergezeld vao Z. K. H. den Kroonprins, de Prinsen en Prinsessen van het
-Koninglijke huis en de aanwezige ridders, begaf zich van het paleis naar de
slot-kapel, alwaar door den Bisschop D°. Eylert, bijgestaan door twee hof-
en dompredikantende Liturgie werd gelezen. Na afloop daarvan en nadat
de zegen was uitgesproken, werd het Te Deum aangevangen. Vervolgens
begaven zich Z. M. de Koning en de Koninglijke familie naar de groote
ridderzaal, alwaar de nieuw benoemde ridders, met hunne eereteekenen ver-
•ietd, werden voorgesteld. Na den afloop daarvan, waren de Koning en de
Koninglijke familie tegenwoordig bij het luisterrijk diner, hetwelk in twee
zalen van het paleis was toebereid, en waaraan 650 personen hebben deel
genomen. Na dit diner begaven zich de genoodigden wederom naar de rid.
derzaal, alwaar zij door Z. M. andermaal begroet werden.
Den i7den Januarij heeftde Koning van Hanover eene proclamatfe
uitgevaardigd, waarbij hij zegt, dat, dewijl er twijfel ontstaan is, of de
Regterlijke Collegien al dan niet de vrijheid hebben, om den coastitntion-
nelen oorsprong der wetten en verordeningen te onderzoeken en deswegen
te beslissen, betgeen de strekking zou hebben om den Regter boven den
Wetgever te stellen, bijgevolg Z. M. het noodig geacht heeft in hetgeheu-,
gen te brengen, dat die collegien zoodaoig regt niet bezitten, maar dat de
regters, even als alle andere ambtenaren en onderdanen, alleen verpligt zijn
de van den Koning uitgegane wetten en verordeningen stipc op te volgen. In
het slot van die proclamatie wordt gezegd, dat, zoo er regters of ambtena
ren mogten zijndie nog volgens de door den Koning afgeschafte grondwet
van 1833 mogten vonnissen of handelen, dezurke voor het geregt getrokken
en gestraft zullen worden.
In Posen waren, gedurende de laatste felle Ttoude |n December, 35
personen op de openbare wegen doodgevroren; de meesten echter derzelven
was dit ongelukkig lot door het overmatig gebruik van sterken drank over
gekomen.
Uit Napels meldt men van den 7den Januarij dat Z. K. H. Prins Hen
'drik der Nederlanden aldaar veel genoegen genoot, en eene faizanien j-gt
had bijgewoond, welke ter zijner eer gegeven was en waaraan ook de Prinses
Amalia, Gemalin van Don Sebastiandeel had genomen; na een paar dagen
zou Z. K. H. naar de Levant vertrekken.
GROOT-BRITANNIE.
Lorden den 22 Januarij. De bill van naturalisatie voor Prins Albert
den aanstaanden gemaal der Koningin, is in het Hooger-Huis reeds aangeno
men, en in bet Lager-Hnrs voor de tweede maai gelezen. Bij deze gele-
genheid werd in laatstgenoemd Huis de wensch geuit, dat er eene bepaling
mogt vastgesteld worden, dat, indien Hare Maj. kwam te overlijden, de
-geiden aao haren gemaal toegestaan, zouden ophouden, zoo hij geen ze»
maanden ieder jaar in Groot-Britannie doofbragt, of zich met eene vreemde
in het huwelijk begaf, of de Protestantsche godsdienst verliet. Omtrent de
toe te-stane som aan Prins Albert schijnt nog een redetwist te zullen plaats
hebben, daar de heer Hume reeds gezegd heeft, dat, indien-die som 50,000^51.
mogt bedragen, zooals hij meende, dac het Ministerie zou aanvragenhij
voor zou nellenslechts 21,000st. toe te staan, daar dit de som is, welke
gewoonlijk aan de leden der Koninglijke famielje verleend wordt.
Sir R. Pee/heeft gezegd,'dat hij de volgende week zijne meening zou ontwik
kelen, dat het tegenwoordig Bewind het vertrouwen des land onwaard g ia.
De Cbartisten hebben in de omstreken vin Newport weder op nieuw
verregaande baldadigheden uitgevoerd.
Het Proteitantsche Genootschap heefr aan alle steden van eenig belang
het model van een verzoekschrift toegezonden, hetwelk ter zake van het
huwelijk der Koningin aan de beide Kamers van het Parlement zal worden
ingeleverd. In deze petitie wordt het Parlement verzocht om bij het staats
stuk, wegens de jaarwedde van den echtgenoot der koningin, waarborgen te
vragen ter onschendbare handhaving van de weldaad die voortvloeit uit eene
Protestantsche dynastie en eeneProtestantsche godsv.ereering in Groot-Britannie.
In een der Engelsche bladen leest men bet volgende:
Heeft de geschiedenis tot dus verre gewaagd van Mtthusaiem als hebbende
den hoogaten trap van ouderdom bereikt, van Croesus als bezitter der grootste
schatten die oyit ter wereld bijeengezameld zijn., van Salomo als 's werelds
wijsheid, van Helena ais 't werelds schoonheid, zoo kan zij voortaan ook
van 'a werelds dikheid gewagen.
In het graafschap van Essex is namelijk in den leeftijd van 30 jaren over.
leden zekere Edward Brighteen droogist, die, toen hij iaj jaar oud was,
reeds 144 ponden woogin zeven jaren tijds zoodanig toenam dat hij op zijn
loste jaar 326 ponden haalde en dat zijne zwaarte 13 maanden voor zijnen
jdood, als wanneer hij voor het laatst gewogen is geworden 584 ponden
bedroeg; sedert nog aanmerkelijk in onvang toegenomen zijnde, kan men
gernitelijk Stellen, dat hij tijdens zijn overlijden tuischen de 610 en feopon.
den gewogen moet hebben. Zijn stamhuis was altijd beroemd geweest wegens
tiet léveren van groote en dikke mannen. Tot op de drie laatste jaren zjjni
levensbeeft hij altijd veel beweging genomen. Met groote spierkracht
begaafd liep hij met bijzondere vlugheid, eu zijne reizen voor zaken deed
bij te paard. Hij was vijf voet, drieduim groot, zijn omtrek, over de
axels genomen, was van vijf voet, zes duim, en over den built genomen
-vin zes voet, tlf duim, de omtrek zijner beenen was van twee voet, acht
duim. Altijd een sterk erer gebleven zijnde, was hij dit vooral in zijne jeugd.
<Opk dronk hij veel en vooral sterke bieren. Bovendien gebruikte hijwanneer
hij alleen dineerde, eene halve flesch wijn en eene kom punschdineerde hij
in gezelschapdan was hij hiermede niet tevreden. Zijne gezondheid is door.
ioopend goed geweest tot op de drie laatste jaren zijns leventoen hij aan
inflammatie aan de beenen begon te lijden, en door insnijdingen en aderlatin
gen daarvan genezen moest worden. Op zijn twee of drie en twintigste jaar
getrouwd, heeft hij vijf zonen gehad en zijne weduwe zwanger achtergelaten.
Hg was van een -vrolijk opgeruimd humeur, bemind en geacht bij allen, die
lietn kenden. Eene kwaadaardige koorts deed hem, r,s eene ziekte van vea-tien
dagen, bezwijken. Zijn lijk werd, oprenen wagen, door twaalf man riaac
de kerk getrokken en met een daartoe afzonderlijk vervaatdiguen toestel jc
grave riedergelaten.
F R A N IC R IJ IC-
Parijs den 24 januarij. De Minister van Binnenlandsclte Zaken heeft u
de zitting der Kamer van Afgevaardigden van den aksten, drie ontwerpen van
wet ingediend, alle ten doel hebbende buitengewone toelagen uit's Rijks
kas. Hij heeft 300,000 fr. voor het te hulp komen Van sommige armbestu
ren, 100,000 fr. voor de oprigting van een gedenkteeken voor den blijspel-
'dichter Molière, en 250,000 fr. voor bouwkunstige verfraaijingen a&® het
Luxeroburgsche paleis, de vergaderplaats van de Kamer der Pairsgevraagd.
Uit Oran berigt men, dat in nat westelijk deel der Fransche kolonie,
de Arabieren allerlei kleine vijandelijkheden gepleegd hadden en zich thans
£12 Januarij) tot eenen algemeenen aanval op de Fransche sterkten en leger
plaatsen gereed maakten. Hun getal scheen uit 15,000 man te bestaan. Meu
kon hen, gezien de staat der Fransche troepen en sterkten, metonverschrok-
kenheid afwachten. In de provincie Constantine bleef alles, volgens be.
rigten van den sisten December, rustig en men merkte in dezelve geenen
vijand op.
De Bey van Tunis moet aan Achmed, voormalig Bey van Constantine,
in ernstige bewoordingen hebber, doen aanzeggen, zich van de grenzen te
verwijderen. Genoemde Bèy moet daarenboven blijken en betuigingen van
zijne vriendschap voor Frankrijk hebben gegeven, zoodat men het vermoe
den, als of hij met Achmed beulde en Frankrijk afbreuk wilde doen, heeft
laten varen.
MENGELINGEN.
CABRERA,
NAAR EENEN ENGELSCHEN TORY.
Een Spanjaard van echten stempel is Don Ramon Cabrera-, voorzeker,
sedert Zumala-Carraguy gevallen is, het uitstekendste karakter, de merk
waardigste persoonlijkheid onder de krijgshoofden der Carlistische partij.
Hij is in den omtrek van Tolosa geboren, en wijdde zich, in zijne jeugd,
volgens den wensch zijner moeder, toe deo geestelijken stand. Donna Ca
brera was eene Spaansche vronw vin overdreven, gloeijende vroomheid;
zij beminde baren zoon op het teedersc, en droomde geen grooter geiuk,
geene boogere eer voor hem, dan de wijding en het priesterkleed. Haar
biechtvader, Don Antonio Sanz, toen Prebendarius en Professor aan de
Hoogeschool te Tolosa, later Kapelaan van den Infant Don Sebastiaan,
trok zich, als voogd en vaderlijke vriend, den knaap aan. De jonge Ca.
brera studeerde te Saragotsa, en ontving de eerste wijding. Maar liet stille
kloosterleven stond zijn onituimlng en vurig temperament tegen; hij wierp
het monnikskleed af, toen hij hec reeds tot het diaconaat gebragc had, ver
liet zjjne cel en ging onder de Koninglijke vrijwilligers. Zijne uitstekende
bekwaamheden en ultra-royalistische gevoelens strekten hem bij zijne supe
rieuren tot aanbeveling; spoedig werd hij Luitenant en Adjudant-Generaal.
Toen reeds verklaarde hij zich met de grootste warmte voor het door de
eigendunkelijke beschikking van Ferdinand Vil omvergeworpene regt van
Don Carlos tot den troon. Toen nu de regering van Koningin Christina
noodig vond, het corps Koninglijke vrijwilligers te ontwapenen en te ont
binden, werd Cabrera door dezen maatregel van geweld zoo vergramd en
tegen het bestaande Gouvernement ingenomen, dat van dezen oogenblik af
aan zijn besluit vaststond, zich aan het hoofd eener guerilla te stellen en
in de bergen van zijn geboorteland de banier van Don Carlos op te steken.
De royalistische beweging nam, zoo als bekend is, i'd Navarra eenen
aanvang; de hoofden der partij kwamen te zamen en benoemden uit hun
midden Zumala-Carrcguy tot Opperbevelhebber der Koninglijke troepen.
Dezen bood Cabrera zijne diensten aan; daar echter «enigen tijd duur
de «woiens Zumaia-carrcguy nem een Bevelhebberschap kon toevertrou.
wen, werd de driftige Arragonnees ongeduldig en ging naar huis. Nu be
gon hij den oorlog op eigen gezag te voeren; hij verzamelde eenige man
schappen, en trad in 1835, met een klein stroopcorpi, in Arragon op. Een
ander Guerillero, Quilez, die even zoo klein begonnen was, voegde zich
bij hem; beiden te zamen maakten zich door stoute en gelukkige aanslagen
in de geheele provincie bevreesd, en met het geluk groeide ook het getal
strijders dermate aan, dat zij weder van elkander moesten gaan, om hunne
benden van het noodige te kunnen voorzien.
De Brigadier Hervi, een voormalig officier in de garde van KareiX, werd
daarop uit het Carlistische hoofdkwartier naar Arragen gezonden, om den
opstand in die provincie te organiseren; hij voerde den titel van Comman,
dant-Generaal van Neder-Arragon. Cabrera voegde zich bij hem, en in
weinige maanden bragten zij eene aanzienlijke strijdraagr op de been, door
trokken Arragon én een gedeelte van Valencia, en bragten den schrik hunner
wapens tot onder de muren der hoofdstad. Hervi bad het ongeluk in handen
der Christinos te vallen, en werd doodgeschoten, Cabrera volgde hem, mee
den rang van Brigadier in het commando op. De wijze waarop hij oorlog
voert, is bekend genoeg. Hij laat den vijand niet tot zich komen, en houdc
denzelven gedurig in angst; snelle marschen, plotselijke aanvallen, daarin
bestaat zijne taktiek; waar men hem het minste verwacht, breekt hij door,
en werpt alles voor zich neder. Een gruwelijke, onverzoenlijke haat
vervult hem tegen alle aanhangers der Koningin. Zijne hoog bejaarde moeder
werd door eene bende Christinos gevangengenomen, naar Tortosa gesleept
en den 16 Februarij 1836 doodgeschoten. Deze moord heeft in hem de
wildste wraakzucht ontvlamdal zijn pogen is op bloedige vergelding ge-
rigt met vuur en zwaard woedende, trok hij als de engel des verderfs door
het verschrikte land. De vijanden oefenden van hunne zijde de ontzettendste
wederwraak uit; alle gruwelen des burgeroorlog» kon men daar vinden.
Als een merkwaardig stuk, laat ik hier de dagorder volgen, welke Ca
brera op 20 February 1836 uit het hoofdkwartier Val de Robles, aan zyne
troepen bekend maakte, toen gemelde lage moord hem gemeld was gewor
den: De afschuwelijke rebellen tegen onzen Koning en de Heilige Kerk,"
zeide hij, hebben op den ifiden dezer maand, in den ochtend, op het
plein Barbican te Tortosa, mijne arme, vrome, hoogbejaarde moeder dojd.
geschoten. Mijne drie zusiers heeft men onwaardig mishandeld twee harer
zijn gehuwd men heeft hare mannen gevangen weggevoerd, en laat hen
in den kerker zuchten. De dolzinnige en barbaarsehe Don Augustin Ro-
gueras, die zich den titel van Opperbevelhebber in Neder-Arragon aanma.
tigd, heeft eene proclamatie uitgevaardigd, waarin hij zijne onmenscheliike
daad als een heldenstuk roemt. Zoo handelen die verworpenen, die god
deloozen; zoo vloekwaardig is de zaak, welke zij dienen, dat dezelve niet
bestaan kan, zonder roekeloos geweld, zonder strooraen vergoten bloed,
zonder het jammer geschrei der moeders en kinderen, der weduwen en wee-
Zen in geheel Spanje. Maar de misdaad zal op de daders nedervalien, en
de moord zevenvoudig aan de moordenaren gestraft worden. Mijn gemoed
treurt, en mijne ziel siddert, maar mijn moed is door hun pogen niet ge
krenkt, en mijne besluiten wankelen niet. Krachtens de bevoegdheid, welke
ik naar wet en regt bezit, en in mijne hoedanigheid van Opperbevelhebber
dezer provincie, in naam van onzen regtmatigen Koning en lieer Don Car
los V, uit wiens, op mij overgedragenevolmagt, ik handele, beschik en
beveel ik als volgt: 1°. De Brigadier Don Augustin Rogueras, en alle die
tegenwoordig met hem in het leger der Koningin Maria Christina, die zich
als Regentes van Spanje heeft opgedaan, dienen of anderzins een ambt in