12,
A°. 1840.
LEYDSCHE
COD R A
Leyden, 26 January.
MAANDAG,
27 JANUARIj.'
REGLEMENT op het BAKKEN en VERKOOP EN van BROOD
binnen de Stad L ET D E N.
Art. I. Er zal geen ander Brood mogen worden gebakken óf verkocht, dan de vol
gende» aan de Zetting onderworpene soorten, te weten:
i®. Tarwe Broodbeste soort. 0
a*. Fransch Brood. J0'
5
Krop uil de Zak.
Roggebrood.
3°. Huisbakken Brood.
Echter zullen nog, ten gerieve der Ingezetenen, welke zulks zouden mogen verkiezen,
andere soorten van Brood, van rondom gekorst of dubbeld gebakken, mogen verkocht
worden, welke echter aan geën bepaald gewigt of zetting Zullen onderhevig zijn. De
zamenstelling daarvan zal evenwel verschillende moeten zijn van die, bij het volgend
Artikel voorgeschreven.
Art. 2. Het Tarwe Brood zal moeten zamengesteld en gebakken worden van gebuild
tarwemeel, waar alle afval, als zemelen, kort en grint, is uitgehuild, zonder eenige
vermenginghetzij tot verbeteringveelmin tot vermindering van het Brooden voorts
Worden verkocht met bróoden vafi 'één Nederlandsch pond en van yijf Nederlandsche oneen
Het Fransch Brood zal op gelijke wijze moeten zamengesteld en gebakken worden, als
het Tarwe BrOoddoch rondom gebakken rijn, en mede worden verkocht met brooden
van één Nederlandsch pond en van vijf Nederlandsche oneen
Het Huisbakken Brood zal moeten zyn zamengesteld en gebakken van wit tarwemeel,
en wel zoodanig, dat van elk mud tarwe, twaalf ponden afval zal moeten worden uitge
huild; zullende om geene 'reden, meerdere of mindere afval mogen worden uitgehuild,
veelmin tot vermindering van het Brood, en voorts worden verkocht met brooden van
•één Nederlandsch pond en van vijf Nederlandsche oneen.
Het Krop uit de Zak zal zamengesteld en gebakken moeten worden van ongebuild wit
tarwemeel, zoo als hetzelve van den molen komt, zonder eenige vermenging, hetzij
zulks zoude strekken tot verbetering, veelmin tot vermindering van het Brood, en vau
de beste, zuivere, gezonde en daartoe bekwame-tafrwe. Hetzelve zal mede worden ver
docht met brooden van één Nederlandsch pond en van vijf Nederlandsche oneen
Hei kogge Brood zal moeten worden zamengesteld en gebakken van de beste, Zuivere
en gezonde rogge, zoo als dezelve van den molen komt, zonder eenige vermenging, en
voorts worden verkocht met brooden van diie Nederlandsche ponden en van één Neder-
'laniich pond en vijf oneen
Art. s- Behalve de bij de vorige artikels vermelde Broodsoortenzullen geene andere
mogen worden verkocht of gebakken. Alleen zal een minder of tweede soort van rogge
mogen worden gebakkenzamengesteld van een vierde tarwe grint en drie vierde rogge,
mits hetzelve op het boven en het beneden einde gemerkt zij met de letter G.
Art 4. Voor het verschil in het gewigt, zal; zoo hetzelve roet meerder bedraagt dan
vier looden per 'pondgeene boete verbeurd zijn.
Het verschil grooter wordende bevondenvën vier tot zes looden per pondzal de
bakker of verkooper verbeuren eene boete van vijf en twintig guldensen voor eik lood,
dat het verschil grooter zal werden bevonden dan zes loodenzal de boete met vijf gul
iens vermeerderen, alles onverminderd de verbeurte van het Brood.
Art. 5. De bakkers en broodslijters zullen de vastgestelde zetting-prijs niet mogen te
bovengaan, op efene boete van tien guldens
Ati. 6. Ten gerieve der Ingezetenen, zal ieder bakker en broodslijter verpligt zijn,
om bestendig buiten zijn winkel een kennelijk teeken van zijn befoep te plaatsen, en
bovendien een zwart bord op te hangen, waarop de prijzen, tegen welke hij zijne aan
de zetting onderworpene broodsoorten verkóópt, duidelijk en van de straat leesbaar zul
len zijn opgeteekend, op eene boete, bij nalatigheid of hierin tegenstrijdig handelende,
van tien guldens.
Art. 7. Ten einde men steeds zoude kunnen weten van wélke bakkerij het Brood her
komstig is, zullen, van Stadswege aan de belanghebbenden, ten hunnen koste, de noo-
dige merken in cijfers worden ter hand gesteld, waarmede de bakkers verpligt zijn, de
te vervaardigen soorten van Brood, die aan de zetting onderworpen zijn, met uitzonde
ring van de tweede soort of het Fransch 'Broodmet een bijzonder teeken te merken.
Dit téekpn zal duidelijk en goed zigtbaar in het midden van het Brood moeten inae.
ttruKt zijn-, met alleen om oen banker ot verkooper te kennen, maar tevens om den verl
vaardiger te onderwerpen, aan eene goede behandeling van het deeg, en zal mitsdien
het Brood, hetwelk met goed of onduidelijk gemerkt zal worden bevonden, verbeurd
zijnen bovendien de bakker of verkooper vervallen in eene boete van vijf guldens
Op straffe van gelyke boëte, zullen de bakkers en broodslijters mede verpligt ziin"
hunne wagens en mandenwaarmede zij het Brood vervoeren of rondbrengen met hunne
namen en het cijfer hunner brooden leesbaar te merken.
Art. 8. De winkel van iederen bakker of broodslijter zal steeds moeten voorzien ziin
van eene schaal en de noodige gewigten, ten einde, zoodra zulks door of van we»e de
daartoe geregtigde Ambtenaren, of door de belanghebbende verbruikers gevorderd wordt
het gewigt van het Brood dadelyk zoude kunnen worden onderzocht'bij nalatigheid op
fcene boete van vijf guldens6 v
Art. 9. Het Brood, dat niet genoegzaam doorbakken, tetsig of niet goed gaar zal
worden bevonden, zal verbeurd zijn, en de bakker of verkooper bovendien vervallen
id eene boete van tien guldensindien echter raogt blijken, dat het Brood opzerrelijk
tongaar is gebakken, óm het te zwaarder te doen" voorkómen, zal de boete verdubbeld
worden; terwijl daarentegen in gunstige aanmerking zal genomen worden, wannéér 'on
gunstig Weder tot zoodanige omstandigheid aanleiding mogt gegeven hebben.
Art. 10. Opdat er een aanhoudend en gestreng toezigt omtrent het bakken en verkno
pen van het Brood zoude bestaan zullen door H. H. Burgemeester en Wethouders worden
aangesteld vier Jt zes Broodkeurders, welke met bijstand van de Policie, zoo dikwijls zii
zulks noodig oordeefen of daartoe den last bekomen, in de winkels der bakkers en brood-
slijters zullen komenals wanneer zij met alle zorg zullen onderzoekenof al hetgeen
wat aangaande de soort, zamenstelling, gewigt, prijs, merk en hoedanigheid van het
Brood bij dit Reglement is voorgeschreven, naauwkeurig wordt nagekomen - te gelii'kér
tijd zullen zij bij de Bakkers de aanwezige voorraad meel en graan schouwen en zich
verzekeren, óf dezelve al dan niet van eene goede hoedanigheid zijn.
Indien het meel slecht, min of meer bedorven vervalscht of vermengd is zal hetzelve
Verbeurd Zijn, en de bakker vervallen in eene boete van vijf en twintig guldens
In betrekking tot het gewigt, den prijs en het merk van het Brood .zullen de" Ambte
naren van Policie en der Stedelijke middelen, tot het onderzoek der, zoo in de winkels
als op de openbare straat zich bevindende wagens en mandens, bevoegd en gereetmd ziin
ook buiten de adsistentle der Keurmeesters.
Aft. iï. Tot bevordering der weging en keuring van het Brood, zullen de bakkers
en broodshjtefs verpligt zijn, op aanvrage der in het vorige artikel vermelde Kcurmeés-
tërs en Ambtenaren, dadelijk al het gebakken en bij hen aanwezig brood in hun winkel
te brengen, óp eene boete van vijl guldens. Bij vermoeden van kwade trouw, bliiven
oók de woningen en gebouwendoor bakkers en broodslijters in gebruikaan het onder
zoek der daartoe bevoegden onderworpen, voor wie alle sluitingen, op hunne aanvrage
moeten omsloten wordenalles echter onder behoorlijk toezigt def Policie. Wanneer
Keurmeesters noodig oordeelenom ter betere schouwing het Brood door te snijden of te
breken, zullen de bakkers en broodslyters hun dit niet mogen verhinderen of weigeren
alles op dezelfde boete.
Art. 12. Het brood, buiten deze stad gebakken, om alhier te worden verkocht is bii
den invoer onderworpen aan het onderzoek van Keurmeestersde slijters van hetzelve
zyn mede aan de bepalingen van dit Reglement, opzigtelijk de soort .zamenstelling .prijs
gewigt, merk en hoedanigheid als anderzins onderworpenen zoo hetzelve Brood daar'
mede strijdig mogt bevonden wordenzal de boete van den invoerder gevorderd worden
tonverminderd de verheurte van het Brood en der betaalde stedelijke belasting
Art. 13. Het zal aan niemand geoorloofd zijn, om brood, met vreemde merken voor-
zien. langs de straten of huizen rond te venten, zonder behoorlijk bewijs der gedane
keuring van hetzelve over te leggen, op verbeurte van het Brood, en eene boete van tien
guldens voor diegenenwelke hiertegen strijdig zullen bandelen.
Art. 14. De bakkers en broodslijters worden verantwoordelijk gesteld voor hunne be
dienden, indien door deze, strijdig met dit Reglement, mogt worden gehandeld.
Art 15. Ingevolge art. 14 van Z. M. Besluit van den 25Sten Tanuarii 1826 (Staatsblad
N'. 5), zullen die verordeningen, waarbij de zetting wordt bepaald of waarbij bijzondere
verpllgtingen aan de bakkers en broodslyters worden opgelegd, door hun aangeplakt wor
den en zoolang dezelve van kracht zijn, aangeplakt blijven binnen derzelver winkels
zoodanig, dat een tegelijk van die verordeningen gemakkelyk kennis kan nemen, op eeim
boete van vijf guldensH
Art. 16 Onverminderd de bepalingen van dit Reglement, zullen de bakkers vernli-t
zijn tot de opvolging van die verordeningen, welke bij de Rijks Wetten en Stede ijk e
Reglementen, voor de beffing. van belastingenzijn voorgeschreven.
Art. 17. De bepalingen van het Reglementwaarnaar de brood-beschuit- en koek-
bakkers enz,, binnen deze Stad zich zullen hebben te gedragen, goedgekeurd by dispo
sitie van H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, van den iiden Mei 1819, NP. 13,
zullen, bij de imoering van liet tegenwoordig Reglementvoor de bakkers en sfïjrirs
van brood niet meer verbindende zijn.
Art. 18. De Beambten van Policie en van de Stedelijke Belastingen, alsmede de Keur
meesterszijn belast met de handhaving van het tegenwoordig Reglement; de overtredin
gen zullen worden geconstateerd bij Processen Verbaal, om voor de bevoegde Regtbank
te worden vervolgd, terwijl de boeten in de Stedelijke kas zullen worden gestort, en
hét Verbeurd Vet klaarde brood, ten behoeve van de gesubsidieerden Armgestlchten zal
komen; voor zoo veel de overtreders onvermogend rnogten zijn, tot de betaling dér
bij dit Reglement bepaalde boetenzullen dezelve gestraft worden met eene gevangenis
van één tot drie dagen.
Art. 19. Het tegenwoordig Reglement zal op den isten February 1840 in werking
komen.
Art. 20. Afschrift dezes, zal, ingevolge art, 70 van het Reglement voor het Bestuur
dezer Stad, worden gezonden aan H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Aldus gearresteerd bij den Raad der Stad Leydenop den 20. Jannarij 1840.
J. G. DE ME Y.
Ter ordonnantie van dezelve
V. PüTTKAMMER.
NEDERLANDEN.
Van wege de Commissarissen voor de Maskerade van HH. Studenten van
onze Hoogeschool, is ons berigc, dat, na het afdrukken van het Programma,
het getal der deelnemers nog met drie vermeerderd is, zoodat hetzelve thans
204 bedraagt. Dientengevolge zullen er in den trein niet vijf, maar Kar
melieten voorkomen en zal de Opperhoutvester van Holland worden vooruit
gegaan door eenen Valkenier en Jager. Verder vernemen wij nog, dat de
trein voor de Hoogewoerdsbrug, van de Ereedstraat komende, over te trek
ken, de Steenschuur zal langs gaan, op de Ruine keeren, wederom de
Steenschuur, en vervolgens over de Hoogewoerdsbrug den opgegeven weg
vervolgen; ook zal de Plaat, die onder toezigt van HH. Commissarissen
wordt vervaardigd, in den avond van den 8stenFebruary worden uitgegeven-.
Laatstleden Vrijdag is onze stad binnengetrokken een escadron van het
iste regiment curassiers, komende van Arnhem; den 3isten dezer wordt hec
escadron uit Bergen op Zoom verwacht,
Men meldt uit 's Gravenhage van den 24 Januarij:
In de zitting van de tweede Kamer der Siaten-Generaal van heden, is
ontvangen eene missive van Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche
Zaken, waarbij dezelve, ter voldoening aan de art. 226 en 228 der grond,
wet, aan de Kamer de verslagen aanbiedt van den staat van het schoolwezen
en van het armwezen, over den jare 1838. Drukken en ronddeelén.
Zijn ontvangen drie verzoekschriften, als een uit Oirschot, prov. Noord-
Braband, betrekkelijk de novale tienden; een van veehouderi uit Utrecht,
over de voorgedragene belasting op het rundvee, ten behoeve van het vee-
fonds; en een van grondeigenaren, nopens de voordragt der iandverbeterin*
gen. Deze stukken worden aan de daartoe bestemde Commissie verzonden,
welke verslag doet:
Bij monde van den heer Vijfhuis:
i°. Op ««n vijfui rc«|uac9tcn «u ucrsciiiilendc gedeelten des IVijkswaar-
bij geklaagd wordt over de geringe schadeloosstelling, 'welke de veehouders
wegens verlies van vee hebben bekomen. Met dankbaar gevoel hebben zij
dan ook het voorstel der Regering vernomen, om, ter verhooging dezer
schadeloosstelling, in het vervolg eene belasting op de Hinderen uit te schrij.'
ven. Zij dringen er echter op aan, dat de voorgestelde belasting worde ver*
hoogd, daar zij vreezen, dat dezelve anders aan het daarmede beoogde doel
niet toereikende zal beantwoorden. Nederlegging ter griffie.
a°. Op een requaest van afgescheidenen van het Hervbrmde Kerkgenoot
schap te Leiden, die verzoeken, dat bij de ophanden zijnde herziening der
grondwet, de art. 190, 191, 193 en 196 derzelve, ten aanzien van de Eere
dienst, zoodanig worden uitgelegd of veranderd, dat vrije en onbelemmerde
uitoefening derzelve, als een onwrikbaar beginsel worde vastgesteld. Ne.
derlegging ter griffie en drukken van hét verslag.
.3°. Op een adres van landbouwers en grondeigenaren in Groningen, die,
ter gelegenheid van de herziening der grondwet, hunne verlangens en ilizig.
ten kenbaar maken. Zij betoogen, dat het noodzakelijk is, dat er meerdere
wijzigingen in de grondwet gebragt wórden, dan van Regeringswege aange.
boden zijn. Zij geven den wensch te kennen, dat alle heerlijke regten mo
gen worden afgeschaft. Zii bevelen dé behartiging van de dierbaarste be.
langen des Vaderlands aan de Kamer aan. Hetzelfde besluit.
40. Op een adres van grondeigenaren uit Noord-Braband, die het gevaar
lijke aantoonen, dat er in het aanhangige wetsontiverp, betrekkelijk de land
verbeteringen, vrijdom wordt verleend van novale tienden. Naar hunne mee.
ning, bestaan dezelve niet meer, en zijn ze sedert lang afgeschaft. Het ver.
leenen van vrijdom van iets, dat, huns inziens, niet meer bestaat, zou tot
onjuiste gevolgtrekkingen kunnen leiden. Gelijk besluit.
Bij monde van den heer van Hoorn van Burgh, op onderscheidene adressen
van den heer P. Cleban, thans woonachtig te Amsterdam, die zich beklasgc
over het bestuur van Zijne Exc. den Gouverneur-Generaal van Nederlands
Indië. Hij beweert, dat hij aan onregtvaardige handelingen is blootgesteld
geweest; dat te zijnen aanzien het eigendomsregt zou zijn geschonden, en
dat men te zijnen opzigte gehandeld hééft in strijd met de art. j62 en 171
der grondwet. Leed doet het hem, dat het reglement van beheer van Ne.
derlands Indië hem verbiedt, den Gouverneur-Generaal, gedurende de uit.
oefening van zijne betrekking, in regten aan te spreken. Uit dien hoofde
wendt hij zich, tot het erlangen eeher billijke schadevergoeding, tot de
Kamer. Aanvankelijk was de Commissie van oordeel geweestdat deze
kiagten bij de regteriijke administratie mogt te huis behoorden, en aizoo
niet van de competentie der Kamer waren. Doch later heeft zij gemeend,
dat deze kiagten in betrekking konden worden gebragt met de bestaande her-
ziening der grondwet, bijzonder voor zoo veel art. 60 derzelve betrof. Uit
dien hoofde stelt hii voor, deze adressen met de bijlagen ter griffie néder re
leggen. Dien overeenkomstig wordt beslotenen tevens tot het doen druk.
ken van het gedane verslag.
Bij monde van den heer Gouverneurop een adres van Rijnschippers te
Amsterdam en Rotterdam, die kiagten inleveren tegen de Nederlandsche
Stoomboot-Maatschappij, en onder anderen het verlangen te kennen geven,
dar er zorg gedragen worde, dat de handel van de directie derzelve Maat.
schappij onaf hankelijk worde gemaakt. Ter griffie en drukken van het verslag.
Bi; monde van den heer Brongers:
1°. Op een requaest van zekeren van den Heuvel, uit 's Gravenhage, die
er op aandringt, dat in de herziening der grondwet met geene overijling te
werk worde gegaan; dat men met de meest mogelijke bezadigdheid de voor.
«tellen, tot dat einde strekkende, overwege.