a0. 1840. leydsche vss,.^ sSS3 ||X-. WOENSDAG, NOTIFICATIE tot Oproeping van Vrijwilligers voor din Dienst der NATIONALE MILITIE, ^Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, Gezien hebbende art. 30 der wet van den 8sten Januarij 1817, N°. 1waarbij aan elke •«tad of plaats de vrijheid verleend wordt, om dcrzelver contingent in de Nationale Mili tie. geheel of gedeeltelijk, in Vrijwilligers te leveren; Geven bü deze aan de belanghebbenden kennis, dat liet daartoe bestemde Register, gedurende de maand Januarij 1840, (except Zon- en Feestdagen), ter Secretarie dezer Stad, van des morgens ten tien tot des namiddags ten één ure, zal openleggen, en 1100 digen mitsdien uit alle ongehuwde Manspersonen, welke op den ïsten Januarij 1840 hun iade Jaar zijn ingetredenen hun 30ste nog niet hebben volbragtten ware zij reeds iit dienst der Nederlandsche Armee of Nationale Militie hadden gestaan, in welk geval zij ook tot den ouderdom van 35 Jaren zullen worden toegelaten; de lengte hebbende van -één el, vijf palmen, zeven duimeu, voorzien van derzelver Doop-Cedul en bewijs an goed gedrag en inwoning van ten ïmnste 15 maanden binnen deze Stad, geteekend door den Heer der Gebuurte, waarin zij woonachtig zijnom zich, tot den dienst der voor noemde Nationale Militievrijwillig te verbinden en daartoe in voormeld Register te doen inschrijven. Zullende aan hen worden uitgereikt een handgeld van dertig Gulden, zoodra zij tot den dienst, door den Militie-Raad, zijn goedgekeurd. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H, Burgemeester en Wethouders der Stad Leydep., op den 306ten Uecember 1839. J. G. de Me y. Ter ordonnantie van dezelve v. Puttkammer. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen mits deze ter ken. Uisse van de belanghebbende, dat bij Hun Ed. Achtb. van den Controleur der Directe Belastingen is ontvangen het kohier der Personeele Belastingover het tweede Kwartaal •diensjaar 1839 en 1840, welke op den 2osi.en dezer maand is executoir verklaard, en dat ■dezelve aan den Heer Ontvanger is verzonden, Leydenden 30 December 1839. J. G. de Met, Ter ordonnantie 'van dezelve, V. PUTTKAMME R. NEDERLANDEN. Leïben, 31 December. lieden morgen heeft Z. K. H. Prins Alexander der Nederlanden, Com. mandant der zware cavallerie, over het corps cu.'assiexs, in onze stad lil garnizoen, op de Ruinq inspectie gehouden. Aan de B'blintheeU van ooze Hoo^eschool is door Zijne Exc. den Luite nant-Generaal Baron Kr a ij et! hof het volledige en orpinele nanJschrif: vereerd der Geodesische ett Astronomische operatien, van 1802 tot 1811in hlulland, het tegenwoordige Koningrijk der Nederlanden, onder ztjue rennjig en tuec medewerking van den Hooggeleerden Heer J. de Gelder uttgavoetu. Men meldt uit *s Gravennage van den 30 December: Bii Konipgli'ke besluiten van den 28sten dezer, is aan den heer Staatsraad J. Af. Baron Tuyll 'van óerooskei ketiop deszelfs daartoe gedaan verzoek, eervol omslag verleend als Gouverneur der province Holland (Noord-lijk gedeelte en tot ate t>olret atng oetioeiuti tie neer Br. U. J. van JLwjck thars Gouverneur der provincie Drenthe. Bii Znner M-vj.-. bestuit van den aSsten dezer, is de Minister van Staat. Mr. A. van GennepCommandeur der orde van den Nederlandschen Leeutv, bevorderd tot Ridder Groot-Kruis van dezelve orde. Zijne Maj. heeft de wet uitgevaardigd tot voorloopige regeling van de Staatsuitgaven en middelen voor de eerste zes maanden van het jaar 1840. Her heeft Zijne Maj. behaagd, ten gevolge van het ingediend adres van D. hechter c. uitmakende het bestuur van de te Amsterdam opgerigte naamlopze Vennootschaponder de benaming van Amscerdaiusche Rijn-Stoom sleepboor-M arschappij, voor Hoogstdeszelfs rekening da.rin deel te nemen voor twaalf aandeelen, ieder van tooo. in de zitting der Tweede Kamer van de Stacen-Generaal van heden is eene Koninglijke boodschap ingekomen, ten geleide van vijf ontwerpen van wet, vergezeld v.n eene memorie v-an toelichting, betrekkelijk de herzie. #ing van de grondwet. Deze Koninglijke boodschap luidt altlus: Edkl Mogende Hkeren! „Ten gevolge van hetgene wii bij de opening der tegenwoordige titling van de Staten Generaal, aangaande het wijzigen der grondwet, hebben te kennen gegeven, bieden wij hiernevens aan Uw Ed. Mog. aan vijf ontwer pen van wet, begeleid van eene memorie van toelichting. „Altijd genegen om, volgens milde beginselen, het geluk te bevorderen vin het goede Volk, door de beschikking der Goddelijke Voorzienigheid aan tonze zorgen toebetronwd, hebben wij in ernstige overneming genomen, of ook nog andere wijzigingen door ons zouden kunnen worden voorgesteld; maar acht gevende op de niet zeer gelukkige gevolgen, die in de laatste jaren eenige staatkundige proeven van dien aard bij anderen gehad hebben, op de gezetheid der Nederlandsche Natie tot behoud harer instellingen, op de verschillende meeningen, die welligt omtrent verdere wijzigingen zouden kunnen ontstaan, mee de daaraan dikwijls verbonden gevolgen, en op de ondervinding, vooral in de laatste jaren, dat, volgens de bestaande grond, wet, de algemeene belangen van Nederland genoegzaam verzekerd zijn, hebben wij gemeend onze voorstellen aan Uw Ed Mog. tor hetgene door de verandering van zaken volstrekt noodzakelijk geworden was te moeten bepalen; zoo evenwel, dat wij geneigd blijven al datgene, wat ons ter be- vordering van het geluk der Natie mogt voorkomen in dit opzigt noodzake lijk ie zijn, altijd toe een nader onderwerp onzer Landsdaderlqke zorg en Overweging te maken. „En hiermede, Ed. Mog. Heeren, bevelen wij U in Gods heilige be. 'icherming. Gravenhage den 28 December 1839. WILLEM." Al die ontwerpen zijn gegrond op de overweging, dat, ten gevolge der 'tractaten van 19 April 1839, de daarbfl aan Belgie overgegane provinciën of gedeelten daarvan Hebben opgehouden tot het grondgebied van het Ko ningrijk der Nederlanden te behooren, en die derhalve de artikels der grond, wet, tot het voormalig grondgebied betrekkelijk en met de vorige uitge. hreidheid verbonden, eene noodzakelijk verandering behoeven. Het «lót-artikel van al de vijf ontwerpen hondt in, dat de wet zal wor. den toegezonden aan de Staten der provinciën Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen en Drenthe, welke vóór den ïsten April 1840, asn de gewone leden van de Tweede Kamer der Scaten-Generaal een gelijk getal buitengewone leden zullen toe. voegenten einde de hiaten-Generaal der Tweede Kamer in dubbelen ge. 1 JANUARIJ. tale, op den door Z. M. te bepalen dag, bijeenkomenom te beraadslagen over de veiandetingeh oer gu/ndwet, in de wee vermeld. Bii het eerste ontwerp wordt gewijzigd het eerste art. van het eerste hoofdstuk der grondwet, geplaatst in haar eerste hoofdstuk, van het Rijk en zijne inwoners, hetwelk aldus veranderd wordt, „liet Koningrijk der Neder, landen bestaat uit de volgende provinciën: Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen en Drenthe, mitsgaders liet Hertogdom Luxemburg, behoudens de betrekkingen van dat Hertogdom tot her Dnitsche Verbond. „Het Groothertogdom Luxemburg, in de grenzen bepa3id bij de tractaten, gpsloren te Londen, den 19 Aprii 1839, biijrt bii afzonderlijk bestuuronder dezelfde souvereiniteic als bet Koningrijk der Nederlanden, behoudens de etfopvoiging van het Huis van Nassau vastgesteld bij het Erbverein *3111783." Bii hetzeifde ontwerp wordt het tweede art. van het eerste hoofdstuk der Grondwet veranderd als volgt: „De provinciën van Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen en Drenthe behouden hare te. genwoordige grenzen. Het Hertogdom Limburg bestaat uit dat gedeelte der voormalige pro vincie van dien naam, hetwelk bij de tractaten van den 19 April 1839 da:r- van niet is afgescheiden." Bij het tweede ontwerp wordt art. 52 der Grondwet, geplaatst in haar 2de hoofdstuk, "van den Koningen wel in de 5de afdeeling, van de inhuldi ging des Koningsveranderd als volgt: De Koning wordt bij het aanvaarden •Oer regering plegtiglijk beëedigd en ingehuldigd binnen de stad Amsterdam, in eene openbare en vereenigde zitting der beide Kamers van de Staten-Gene- raalwelke te dien eiude onder den blooten hemel gehouden wordt." uil hei der de ontwerp wordt veranderd de 2de alinea van het 71ste art» der Gror.dwet, geplaatst "in haar 2de ho^otdscuk, van den Koning, en wel ia de 7de afdeeling, van den liaad van State en de Ministeriële Departementen s'..s volgt: De Koning benoemt deszelfs leden, ten getale van niet meer dan 12, zooveel nsogemk uir de verschillende provinciën van hec Rijk. Hy on r« la at dezelve naar welgevallen." ijij het vierde ontwerp worden veranderd de 79ste en 80ste artikelen der Grondwet, geplaatst in haar derue hoofdstuk, van ae Staten-Generaal, en wd in de iste ahieelipg van de zamenstelling der Staten-Gtuer aal. Deze art. worden ver alio erd als volgt: Bene pier Kamers bestaat uir 58 leden, benoemd door de Staren der Pro- vinden, te weten: voor Noord-Braband 7, Gelderland 6, Holland 11Zee Und 3, üirecin 3, Vries'ard 5. Overijssel 4, Groningen 4, Drenthe 1Her togdom Limburg 3, te zinnen 58 leden." IJ-r Boste art. der Grondwet ivordc veranderd als volgt: „De andere K ner, welite den naam van Eerste draagt, is zamengesceld ui'c met minder dar: 20 en met meer oan 30 leden, den vollen ouderdom van 40 jaien boicikc hebbende, welke door den Koning voor hun', leven benoemd worden, en gekozen uit hen, die aoor diensten aan den Staat be wezendoor hunne reboorte of gegoedheid onder de aanzienlykscen van den Lande be» hooren." Het vijfde ontwerp behelst verandering in het 98ste artikel der Grondwet, luidende aldus: „Her 98ste artikel der Grondwet, geplaatst in haar 3de hoofdstuk, van de Staten Generaal, en wei in de vierde afdeeling, Beschikkingen aan beide Kamers gemeenniet langer van toepassing kunnende zijn, wordt verklaard te zijn vervallen." Deze ontwerpen zijn aan de Afdeelingen verzonden, en dadelijk daarna heeft zich de Kamer bezig gehouden met net odtwerp oetrekkelijk de lote- lingen der Nationale Militie in 1840, dac zonder beraadslaging met eenparige stemmen is aangenomen. De Voorzitter zegt, dat, daar er voor het oogenblik niets aan de orde is, •de vergadering tot nadeie bijeenroeping gescheiden worde. Verscheidene leden vragen te geinker tijd hec woord. De heer de Jonge van Campens Nieuw land zegt, het stilzwijgen niet te uiu*un bewaren. Hij kan zijne bevreemding niec verbergen dat nu eene zaai; als de 'herziening der grondwet, waarop zoo lang is aangedrongen, aan de overweging der Kamer woidc onderworpen deze voor een onbêpaalden tijd uiteen zou gaan. üe goede zaak zou daardoor niec worden bevorderd. Hec voo. geselde nesluit kan züne goedkeuring niet. wegdragen. De lieer va'fi Dam van Isselt ondersteunt de aanmerkingen des vorige A sprekeis. Nu een punt behandeld moet worden, waarvan de toekomst van ons Vaderland afhankelijk is, acht hij de scheiding voor eenen onbepaalden tijd ongepast. De Voorzitter'doet opmeiken, dac alleen in de seccien thans de werkzaam, heden der Kamer kunnen worden voortgezet, en dac hij reden heeft om te. twijfelen, of de leden wel genegen zijn, om zich voor het oogenblik in 'hunne afdeelingen^ te vereenigen. De heer PVarin spreekt mede tegen de scheiding voor eenen onbepaalden tijd. Hij geeft te kennen, dac zijne betrekking tot d'e regtbank te Amsterdam het voor hem Doodzakelijk maakt, onj. dadelijk te weten, oi hij voor een korter of laoger tijdperk als lid der Kamer geene werkzaamheden zal hebben te verrigten. De Voorzitter zegt geneigd te zijn, om een regrstreeksch voorstel van een der leden over het thans in geschil zijnde punt in omvraag te brengen. Hij xoerkc evenwel nog aan, dat er thans slechts 37 leden in de verga derin^ tegenwoordig zijn, en dac er alle reden is om ce vermoeden, dac die aantal spoedig nog zal verminderen, ten gevolge waarvan de tot het nemen van een besluit vereischte heli'c der leden welligt niec meer bijeen te bren gen zon zijn. De heer van Dam van Isselt zegt, dat hec vertrek van sommige leden hec regc der overgeblevene niet kan verkorten. De heer Frets merkt aan dac het hier geene quaestie van eene wezenlijke scheiding der Kamer kan zijn, maar alleen van een adjournemenczoo als in de laatste iaren telkens heeft plaats gehad. De heer Schimmelpenninck zegt, dat de Kamer,door thars voor eene onbe-1 paalden tijd uiteen te gaan, flaauwhanigheid en onverschilligheid aan den dag zou leggen. Hij oppert hec denkbeeld, om tot heden over veercied dagen de zittingen te schorsen, en dan weder te vergaderen. De Voorzitter brengt dit voorstel in omvraag. Enkele leden hebben inmid. dels de vergaderzaal reeds verlaten. Van de tegenwoordig zijnde leden ver klaren zich 32 voor en één (de heer Boddaert') tegen het gedane voorstel^ hetwelk dus wordt aangenomen. Daarna wordt de vergadering gescheiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1