IrjsKÉ»*. A0. 1839. L E Y D S II E C O R A N fe MAANDAG, \<r;c" \<rn'j <Jj5 A"- V '?i\f 30 DECEMBER, NEDERLANDEN. Leyden den 29sten December. Defer dagen is bij de Boekhandelaars S. en J. Luchtmans en C. C. van der Boek alhier in het licht verschenen de eerste aflevering van het belangrijk werk, getiteld: Verhandelingen over de Natuurlijke Geschiedenis der Nederland sthe Overzeesche Bezittingen'aoor de leden der Natuurkundige Commissie in Oost-Indiën en andere Schrijversuitgegeven onder directie van de Hooggel. Heeren C. G. C. ReinwardtC. J. Temminck, C. L. Btume en J. van der Hoeven, Wij lijn voornemens, daar plaats ons thans ontbreekt, in een onzer volgende nommers, een kort verslag omtrent den aard en het doei van dit belangrijk werk mede te deelen. Op den 24Sten December II. had alhier andermaal het openbaar Examen plaats over de afgeloopene tweejarige Cursus van liet hier ter stede geves tigde Pharmaceutisch-Chemisch- en Botanisch Onderwijs, in tegenwoordigheid van verschillende Autoriteiten en een aanzienlijk getal toehoorders; hetwelk weder bleek de algemeene belangstelling en goedkeuring van alle de aanwe zigen weg te dragen. Men meldt uit 's Gravenhage van den eesten dezer; Bij Zijner Majesteits besluit van den 22 December, N". 102, is de heer P. A. RuhrSecretaris van Legatie en Commissaris des Konings bij de cen trale Commissie voor de Rhijnvaart te Mentz, benoemd tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Bij besluiten van den 25Sten dezer, is aan den Generaal-Majoor H. R. Trip, op zijn daartoe gedaan verzoek, met den laatsten der loopende maand, eervol ontslag toegestaan als Directeur-Generaal van Oorlog, en ter zijner vervanging, de Generaal-Majoor A. Schuurman tot die betrekking aangesteld. Bij besluit van dezelfde dagteekening is de heer Trip benoemd tot 's Ko- nings Adjudant-Generaal en tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De Koning heeft, bij besluit van den nösten dezer maand, aan den Luitenant-Generaal J. Baron van den Bosch, medé overeenkomstig zijn ver. zoek, en met den laatsten dezer, eervol ontslag verleend als Minister van Koloniën, en de directie van het Departement van Koloniën ttd interim aan den Staatsraad J, C. Baud opgedragen. Bij besluiten van dezelfde dagteekening is de Baron van den Bosch benoemd tot Minister van Staat en is hem de titel verleend van Graaf, volgens het regt van eerstgeboorte overgaande op zijne wettige mannelijke afstammelingen. Zijne Maj. heeft benoemd, tot Observator bij de sterrewacht der Hoo- geschool te Utrecht, den heer A, Steven Ruel, en zulks ter vervanging van den heer G. R. Fockens. Het heeft Zijne Maj. behaagd, den heer J.H.Koch, Litt. Hum. Doet., bij besluit van den 8sten dezer, op zijn verzoek, uit zijne betrekking als Custos van de Bibliotheek der Hooge«chool te Utrecht eervol te ontslaan. Gedurende een tijdvak van omtrent 35 jaren had de heer Koch met voorbeel. digen ijver de belangen van gemelde inrigting behartigd, en door zijne bijzon, dere hulpvaardigheid allen, die de bibliotheek bezochten, --n zich verpligt. Zijne Maj. heeft den heer MryJV. A.Rilleraeervol oiusfiqjetï-al» Grif. fier der Staten van Holland, in ie gaan met 1°. Februarij 1840. - Zijne Maj. heeft den Ritmeester F. C. H. van Utenhove, van het regl. ment landers N°. 6, op het door hem gedane verzoek, eervol ontslagen ais Adjudant bij den Generaal-Majoor Jhr.IV.Boreel, Opperbevelhebber der ka. vallerie; terwijl Zijne Maj. in deszelfs plaats benoemd heeft, den Ritmeester J. C. fVilbrouninck, van het bovengemeld regiment. Zijne Majesteit heeft goedgekeurd de algemeene provinciale begroóting over het jaar 1840, en bewilligd de heffing van eenlge buitengewone opcenten. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, heeft de centrale afdeeling verslag uitgebragt nopens het aanhangige ontwerp eener credietwet. Daaruit blijkt, dat, ten gevolge der door de afdeeling geopperde bedenkingen, de tijd, waarvoor de credietwet wordt aangevraagd, en bij art. 1 van het ontwerp bepaald, wordt vastgesteld, in plaats van op {J op 6 maanden. Art. 2 van het ontwerp luidt, thans gewijzigd, aldus: Aan de schatkist wordt bovendien voor de noodzakelijke uitgaven voor. loópig een crediet geopend, ten beloope van 6 millioen gulden werk. schuld, rentende 5 ten honderd, in te schrijven in het Tweede Grootboek der Natio nale Schuld, met dien verstande, dat van hetzelve niet meer dan f 500,000 voor het Depart, van Oorlog, over het iste halfjaar, zullen worden uitgege. ven en de uitgaven daarenboven bij de wet zullen wbrden geregulariseerd." Dit alzoo gewijzigde ontwerp heeft nog tot de volgende bedenkingen aan. leiding gegeven: In de eerste afdeeling drongen alle leden aan: i°. op eene meer volledige opening te ontvangen, nopena den financiëlen toestand des lands; 20. om namens den Koning de verzekering te ontvangen, dat de Grondwet herzien, het Amortisatie-Syndicaat vernietigd, de wet op de Algemeene Rekenkamer verbeterd en de verantwoording der Oost-Indische baten geregeld zal worden. Al de leden waren van oordeel, dat het, uithoofde van den drang der om standigheden, minder op een eenigzins hooger cijfer, dan op waarborgen voor de toekomst aankwam. Alle verklaarden eindelijk, eene credietwet in allen gevalle niet dan voor eens toe te stemmen, en dat zij, in het belang der Regering en der Natie te gader en om elke botsing voor te komen, ernstig hoopten, dat er, in geval dit crediet werd aangenomen, tijdig afdoende mid, delen van voorziening in den door alle sectiën geopperden zin zouden wor den tot stand gebragr. Voor het overige wenscheen zich alle leden hunne stem voor te behouden, ofschoon eenige nog zwarigheid in vorm en cijfer vonden, en andere daarentegen als bevreesd voor de gevolgen eener afstem ming, slechts de opgenoemde verzekering noodig hadden, om in het voorstel te kunnen berusten. In de tweede afdeeling bleek dat zeven leden in de bestaande omstandig, heden genoegen namen in deze toenadering, doch die onder uitdrukkelijk te kennen geven, dat zij alle bepaald van oordeel bleven, dat de baten van *5Rijks Overzeesche Bezittingen zijn baten van den Staat en over dezelve niet mag beschikc worden, dan met toestemming der Staten-Generaal, en dat zij uitdrukkelijk protesteeren tegen eenige anderen uitlegging van art. 60 der Grondwet. Een lid, welke de wijzigingen aannam voor notificatie, ver. klaarde in allen gevalle te deelen in het gevoelen en protest der overige leden omtrent de Overzeesche Bezittingen. Nog een ander lid verklaarde zich met de wijzigingen niet te vereenigen. Geheel deelende in het gevoelen en het protest der overige leden omtrent het regt verstand van art. 60 der grond, wet, verlangde hij bovendien vooraf waarborgen voor de toekomst, en de uitdrukkelijke verklaring, dat de wijzigingen van de grondwet, en van de wet op de Rekenkamer, alsmede de ombinding van het Amortisatie-Syndicaat 4 binnen zeer korten tijd aan de Staten-Generaal zullen worden voorgedragen. Eindelijk verklaarden nogal de leden, ter voorkoming van allen raogelijkeö twijfel in openbare vergadering van wege den Koning de bepaalde verzeke ring te ontvangen, dat de uitgaven voor het hoofdstuk van Oorlog overliet jaar 1840, de 12 millioen niet zonden te boven gaan. In de derde afdeeling verklaarden eenige leden, dac zij Vooraf de stellige verrekering verlangden te bekomen, dac de Regering aan de gedane boloftè omtrenc grondwet, Syndicaat en Rekenkamer ten spoedigste zal voldoen'. Sommigen wilden ook in geer.en deele erkennen, dat 12 millioen voor het Departementen van Qoriog bij voortduring zoude moeten besteed worden, J-i achtten zich, door nu zes maanden toe te staan, geenzins verbonden om voor bet volgende halfjaar gelijke som 10e te kennen, doch geven vele leden ten slotte te kennen, dat zij, immers op dit oogenblik, van gedachte waren dat het wetsontwerp thans aannemelijk is. In de vierde ert vijfde afdeelingen heeft men soortgelijke aanmerkingen gemaakt, dezelfde waarborgen voorde toekomst verlangd, doch meenden eenige leden, de voordrage op dit oogen. bilk te moeten aannemen. In de vierde afdeeling heeft men de vraag gedaanof de 6 millioen ook strekken moeten tot voorziening in de behoeften van het Syndicaat, gedu. rende het eerste halfjaar van 1840. De beraadslagingen over het wecsoncwerp worden aan de orde van den dag gesteld op morgen ochtend ten elf ure. Aan de Kamer wordt mededeeling gedaan van de Koningiijke besluiten betrekkelijk de ministeriele veranderingendie wij boven vermeld hebben. De Commissie tot de verzoekschriften heeft, bij monde van de heeren van Hoorn van Burgh, Bruce en Brongers, verslag gedaan op eenige in hare handen gestelde stukken. Bijzondere aandacht verdienden de requaesten van papierfabrikanten té Rozendaai en andere plaatsen in Gelderland, die zich over den achteruitgang hunner fabrjjken beklaagden en dit toeschrijven aan den zoo grooten invoer van builen. Aan den anderen kant is er een requaesc van papierhandelaren ie Amsterdam., in een tegenovergestelden zin, ingekomen. Deze schrijvetl den achteruitgang der binnenlandsche papierfabrijken toe aan de slechtere qua- iiteit van het inlandsch papier. Alle deze petiten zijn ter griffier nedergelegd, terwijl de deswege gedane verslagen zullen worden gedrukt. De vergadering wordt tot morgen ochtend gescheiden. Vóór de vergade. ring komen de afdeelingeu bijeen over het ontwerp van wet, houdende eenè belasting ten behoeve van bet veefonds. Van den 28 December. De zitting van de Ttveede Kamer der Staten- Generaal is heden ten half twaalf ure geopend. Lezing en goedkeuring der notulen. De heer Hooft geeft schriftelijk kennisdoor voortdurende ongesteldheid verhinderd te worden, de zitting bij te wonen. Wordt voorgelezen een Koninglijk besluit, inhoudende, dat Zijne Maj.. <!-..• f/irr:L- Exc. de Minister van Financien ongesteld is, den Minister van Staat van Gennep geconu,.:--2 ï.../-.hij de Kamer aanhangige cre dietwet te verdedigen. Is i(i|fëk5men eene Ttïfinisgeving van de Eerste Kamer, inhoudende, dac zij zich met de laatste haar door de Tweede Kamer toegezondene ontwerpen van wet heeft vereenigd. Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen omtrent het ontwerp ter voorloopige regeling van de Staatsuitgaven en middelen over de eerste zes maan den van 1840. De heer Röell van Hazerswoude verklaart zich tegen de wet. Hij vraagt, wat de Kamer, na eene inspanning van twee maanden, gewonnen heefcr Steeds werd er voorgesteld, om uitgaven buiten kennis der Stacen-Generaal te doen. De spreker is bereid, ten einde den gang van zaken niet te belem meren, de Regering re ondersteunen, maar hij kan de stemming niet verklas .ren, waardoor de leening noodzakelijk zou zijn. Hij heeft bec volste ver. trouwen, dat in de renten voor ultimo December voorzien is. De heer IVarm komt terug op hetgeen hijtijdens de beraadslagingen over de leeningswetgezegd heeft, dat hij bereid is, een budget voor een halfjaar, ten bedrage van 28 millioen (de 2 millioen van het Syndicaat daar- onder begrepen), toe te staan, alsmede 6 millioen, ten einde het Departe ment van Koloniën in staat te stellen, zich van de op hetzelve rustendè verpligtingen te ontslaan. Hij heeft daarbij echter als beginsel vastgesteld, om geene uitgaven te doen, waarvan niet vooraf de noodzakelijkheid was gebleken. Dit is niet geschied; de woorden, dat de uitgaven nader door eene wet zouden worden geregulariseerd, beteekenen niet anders dan dat het kwaad, dat 26 jaren geduurd heeft, zou voortgezet worden. Het gelde hier niet eenige miilioenen, maar het beginsel, of de Regering uitgaven zal doen, vóór dezelve zijn toegestaan. Indien de wet aangenomen wordr, dan zal dit beginsel blijven bestaan; een beginsel, waarbij in 26 jaren eene vermeerdering van schnld, niet in kapitaal, maar in interest, van 14 tot 36 millioen heeft plaats gehad. De heer Luyben spreekt in denzelfden geest, en vraagt waarborgen voor de toekomst. Dc heer Corver Hooft zal nadere inlichtingen afwachten. De heer Romme spreekt tegen de wet. De heer van Sytzama betoogt, dat er geene toenadering van de zijde der Regering bestaat. Hij doec opmerken, dac de weglating der 1,200,000 in de voorgestelde wet allergevaarlijkst is, en daardoor hec gevoelen schijnt té worden gewettigd, dat de baten van 's Rijks Overzeesche Bezittingen geené baten van den Staat zouden zijn. Hij geloofc, dat de drang van hec oogen blik niet voldoende is, om het ontwerp aan te nemen, daar andere middelen ter beschikking der Regering zijn, waarop de toestemming der Kamer niet twijfelachtig is. Als zoodanig noemt de spreker het voorstel, dac provisïö neel de begrooting van 1839 voor zes maanden zou worden gecontinueerd, en bij eene latere in het te kort, ontstaan door de meerdere uitgaven in 1840 dan in 1839, zou kunnen worden voorzien. Inmiddels kan do Regering de herziening der Grondwet en Rekenkamer en afschaffing van het Syndicaat in gereedheid brengen. Zonder deze waarborgen kan hij in de wet sliet toé* itemmen. De heer Luzac meent, dat hij zich, door de aanneming van dit wets-onc- werp, aan ongelijkheid zou schuldig maken. De Regering heefc daarbij den laatsten band.losgescheurddie er tusschen de geldmiddelen van hec Riik eh de Oost-Indien bestond. Geene enkele drie gulden is in de plaats ge teld voor de 12 tonnen gouds, die van de scaatsbegrooting zijn afgetrokken. N»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1