A0. 1830. LEYDSCHE N°. 153. VRIJDAG, COURANT. 20 DECEMBER, NEDERLANDEN. Leyden den ipden December. Men meldt uit 's Gravenhage van den i8den dezer: In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, heb- ben de heeren de la Courts van Wickevoort-Crommelin en Hooftschriftelijk verklaard, door ongesteldheid verhinderd te worden, de vergadering bij te wonen. De centrale afdeeling heeft verslag gedaan op vijf aanhangige oncwerpen van wet, als: i°. houdende vaststelling van de Staatsuitgaven voor 1840; 3°. houdende bepaling van de middelen, om in die uitgaven te voorzien; 30. houdende verbetering van den accijns óp den turf; 40. houdende verbe tering van dien öp de steenkolen, en 50. betrekkelijk den accijns op den tuif uit de irreguliere veenderijen* De tijd der beraadslagingen over die ontwer pen zal nader worden bepaald. Uit die verslagen blijkt, dat er nog onderscheidene bedenkingen tegen de vérs'chillende voordragtenbijzonder tegen deStaatsbegrooting, zijn gemaakt, en dat, ten gevolge daarvan, in de voordragt, houdende begrooting van uit gaven voor 1840, een nieuw artikel geplaatst is, waarbij bepaald wordt: dat van de 56,378,600, waaruit de begrooting bestaat, twee millioen voorloopig buiten beschikking zullen blijven, tot dat daaromtrent nadere wettelijke be. palingen zullen zijn gemaakt. Vervolgens zijn, in tegenwoordigheid van Hunne Exc. de Ministers van Financiën en van Koloniën, de beraadslagingen geopend over de voordrage, strekkende tot het leggen eener schuld van 56 millioen op den Oost. Van de 16 leden, die daarover heden het woord hebben gevoerd, hebben zich slechts drie ten voordeele van het ontwerp verklaard. Het waren de heeren Snouck Hurgronjevan Hoorn van Burgh en Frets. Zij verheugden zich dat de Oost zoo vele voordeelen afwierp en de wetgeving daardoor ia staat werd gesteld in vele lasten, die, ten gevolge van de doorgebragte tij den, op de Natie zouden moeten worden gelegd, te voorzien. Zij bragten daarvoor hunne hulde aan den Minister voor de Koloniën, aan wiens kennis en doorzigt dit te danken was. Zij gaven wel toe, dat de Regering op som. mige punten meerdere inlichtingen had kunnen geven, maar meenden tevens, in de gedane toezeggingen te moeten berusten. Bovendien waren zij van oordeel, dat de afschaffing van het Amortisatie-Syndicaat en het in de voor dragt geplaatste art. 4, volgens hetwelk er jaarlijks, met medewerking der Staten-Generaal, over het zuiver overschot der producten van den Oost zal worden beschikt, genoegzame waarborgen voor de toekomst opleverden. Zij geloofden, dat de aanneming der voordragt de Regering zou in staat stel len, met krachtige hand aan het herstel van 's lands financiën te arbeiden, te meer, daar zij alsdan van het bezwarende contract, hetwelk zij in moeije. lijke tijden met de Handel-Maatschappij had aangegaan, zou worden ontsla- gen. Zij konden ook niet toegeven, dac er eene eigenlijke vermeerdering van schuld had plaats gehad. Een groot deel der aangevraagde 56 millioen strekt, hum bedunkens, ter voorziening in uitgaven, die vroeger wettig zijn toegestaan. Bovendien voorzagen zij, dat eene verwerping der voordragt de schroomelijkste gevolgen voor het Nederlands financie-wezen en voor geheel het Vaderland zou na zich slepen, de Regering in moeijelijken toestand bren. gen, de werking der Handel-Maatschappij verlammen, enz. De heer Snouck Hurgronje vreesde niet voor het voortdurend bestaan van ons dierbaar Vaderlandmits eensgezindheid en onderling vertrouwen bleven. De heer Frets erkende gaarne, dat hij vroeger gedwaald had in zijne be grippen, omtrent de volharding, doch dit nam zijne bedunkens, niet weg, dat men thans alleen het oog op de toekomst behoorde te vestigen, en het verledene met den mantel der liefde moest bedekken. De heer van Hoorn van Burgh verklaarde, dac het hem uit de oncvangene inlichtingen voldoende was gebleken, dat er zonder buitengewone hulpmid delen, in de behoeften des Rijks voor het volgende jaar niet kan worden voorzien, en dat hij vermeende, dac, wanneer men dit aannam, hec voor- gedragene middel hec doelmatigste was, om alle behoeften van dit jaar te bestrijden. Ten slotte zijner rede ontveinsde hij ook zijne bezorgdheid niet voor hec mogelijke geval, dat de voordragt wierd afgestemd. De eene bot sing kan toe de andere aanleiding geven. Eene verwerping der wet k2o de Regering in groote moeijelijkheid brengen. Zij kan de financien van den Staat ongelegenheid veroorzaken. Zij kan een nadeeligen invloed op de ge moederen uitoefenen. De Handel-Maatschappij zal daardoor hare handen ge- bonden vinden en niet die verzendingen kunnen <joenWelke anders kunnen plaatshebben. Er is geen tijd meer over voor andere middelen, ten einde in de behoeften te voorzien. Aan verhooging van belascing kan niet worden ge dacht. De gevolgen eener verwerping zouden alzoo zijn, nieuwe te korten en leeningen. Men zal zich te spoedig over de wrange vruchten beklagen, die eene verwerping der voordragt zal opleveren. Nog groocere opofferin gen zullen worden gevorderd, dan thans worden aangevraagd. Laten wij dan niet," aldus besluit de heer van Hoornden bloei en de welvaart des lands in de waagschaal stellen! Laten wfj den handel en scheepvaart niet in gevaar brengen! Laten wij niet het ontluikend fabrjjkwezen in deszelfs ge boorte verstikken! Laten wij dan niet het stelsel van cultuur vaarwel zeg gen, dat zoo vele schatten aan hec Vaderland bezorgd heefc en nog levert!" De heeren van Welder en Rengersvan Dam van hieltWarin, van Na gellt Backer, SchimmelpenntnckCats, Rotnmevan RappardLujbenC#r. ver HooftLuzac en Kniphorsthebben tegen het ontwerp gesproken. In het algemeen hebben zij verklaard, door geene oppositie-zucht gedreven te worden, noch door een geest bezield te zijn, om den gang der Regering ie bemoeijelijken. Maar de ondervinding had hen geleerd, voorzigtiger te zijn, en op geene beloften, verzekeringen of toezeggingen der Regering meer staat te maken. Hoe dikwerf was hec toch niet gebeurd, dat de Re gering verklaard had, dac *sRijks nitgaven door *s lands middelen werden gedekt; dat de Oosc ruim zoo veel opleverde, als op denzelven gelegd was; en dat het Syndicaat zonder bezwaar aan alle deszelfs verpligtingen kon vol doen. En nu bleek het van achteren, niet alleen, dat alle deze verklaringen slechts ijdele klanken waren geweest, maar zelfs, dac het vertrouwen, het welk vele leden aan de Regering geschonken hadden, slecht beantwoord werd, daar het Gouvernement niet alleen uitgaven gedaan had, buiten toe- stemming en medeweten der Staten-Generaal, en verbindtenissenten be zware der Natie strekkende, gesloten had, maar zelfs, dat er uitgaven voor den spoorweg op Arnhem uit fondsen van den lande hadden plaacs gehad, tegen den wil der Kamer aan, welke eene daartoe strekkende wet, met groote meerderheid van stemmen had verworpen. Nu was het er verre af, dat zij om het verledene de Regering in eenen moeijelijken toestand wilden plaatsen, maar zij verlangden voor hec vervolg zorg te dragen, dat de terug. keer tot zulke irregulariteiten voor altijd onmogelijk wierd gemaakt. Tot dac einde verlangden, zijdat de voordrage toe herziening der grondwec zou worden aangeboden, en daarin zoodanige waarborgen aan de Nacie verstrekt dac zij verzekerd zou zijn, dac de financien van den Staat, op eene regel- tige wijze zouden worden beheerd, en voorts zuinigheid in de uitgaven op den voorgrond zou staan, dac de voordrage tot afschaffing van hec Syndicaat, aan de Kamer ten spoedigice zou worden ingediend, dac de Rekenkamer op een beteren voet wierd geregeld en meer aan hec doel van derzelver instel, ling zou beantwoorden; en bovenal, dac orde, en regelmatigheid in 's lands financien zouden worden ingevoerd. Sommige leden verklaarden, dac zij alle schuldvermeerdenng zouden afslaan, zoolang deze waarborgen niet ge geven werden. Andere leden voegden er bij, dat de ondervinding de nood zakelijkheid van de invoering der ministeriele verantwoordelijkheid had doen zien, en dat, bij hec bestaan derzelve hier te lande, geenszins die irregnla riteiten plaats zouden kunnen hebben, die zij thans betreurden. Schier alle verklaarden zich bereid om voor b. v. zes maanden in de behoeften der schatkist te voorzien, doch voor alle groote financiële operatien, die in her vervolg werken* of lasten op de toekomst leggen konden, deinsden zij voor hec oogenblik terug'. De heer van Dam van Issclt ving aan met te doen opmerkendat hij zich dikwerf beklaagd had over den droevigen toestand waarin hij het Vaderland gebragt zagdat hij en anderen menigmaal do Regering hadden aangespoord0111 vertrouwen met vertrouwen te beantwoorden; en dat hij en anderen onafgebroken de Regering gewaarschuwd hebben eenen weg ie verlaten, die ten verderve leidde, een weg die zoo wel den ondergang van liet Vaderland als van haar zelve moest ten gevolge hebben. Zijne stem werd echter door eenen Minister genoemd eene vox clamans in desertisHelaas die waarschuwende stemme vond vroeger bij de meeste zijner ambtgenooten geen weerklank. De meerderheid der vergadeaing schonk geloof aan schoonklinkende beloftenaan oogenschijnlijk plegtig afgelegde verzekeringen. De donkere taferelenwelke soms van ons financie-wezen werden opgehangen, werden als de vruchten van stelselmatigen tegenstand, van factie zucht, ja van [acobinismus aangemerkt. Nu eindelijk, nu een deel van den sluijer, die ons financie wezen bedekte, is weggescheurd, nu ondervinden wij tot onze smart, dat wij ons niet hadden vergist. Hij beklaagt inderdaad degenendie te veel vertrouwen aan,het Ministerie geschonken hebben. Te laat zien zij in, dat zij te groot vertrouwen in hetzelve nebben gesteld. Hij bewondert als nu den moed van diegene zijner ambtgenooten, die zonder ambtelijke betrekking daartoe geroepenzonder eenigen waarborg hoegenaamdbereid schijnen te staan, dat alzoo beloond vertrouwen alsnog te verlengen en een maatregel toe te stemmen, die het ongenoegen van tijdgenoot en nakomelingschap zal verwekken. Men zegt weldat de handhaving van het nationaal crediet dezen maatregel vordert- Niemand kan meer dan hij een voorstander zijn van de bewaring van het crediet van den Staat. Maar hij vermeent, dat dit onschatbare crediet veeleer zal begunstigd worden, wanneer men ontwaart, dat 's lands financiën op eenen regelmatigen voet worden gebrast, en dac aan de onwettige handelwijzedie tot dus verre heeft plaats gehad, een einde kome. Hij verklaart voortsdat hem geen licht is opgegaan in de duisternis der berekingenwaartoe de aangebodene wet aanleiding geeft. Dit is hem alleen duidelijk geworden dat er mil- lioenen schats zijn gebezigd zonder toestemming der Staten-Generaal; dat de Ilandel- Maatschappij onmatige winsten heeft getrokken; en dat men zonder medewerking der Staten-Generaal, bezwarende verbindtenissen voor de Natie heeft aangegaan. Mij voege er bijdat hoe ook het voorstel gewijzigd ware geworden hij er zijne goedkeuring niet aan geschonken zou hebbenzoo lange onze politieke en financiële toestand niet behoor lijk zij geregeld, zoo lang de grondwet niet zal zijn herzien, het Amortisatie-Syndicaat niet opgeruimdde Rekenkamer op geen beteren voet geregeld. Zoo lange dit alles niet zal geschied zijn, zal hij der Regering slechts tijdelijke credieten Verleen enals strekken kunnen, om den gang des bestuurs niet te verlammen. Wat liet verledene betreft, wié kan zich over het gebeurde verwonderen? In het eergisteren gehóuden comité-general heeft men vernemen, dat er hier te lande geene ministeriele verantwoordelijkheid bestaat. Waarlijk, het is gelukkig voor de raad>lieden, die medegewerkt hebben tot.de hande lingenwelke millioenen schats^ gekost hebben. Nooit konden toch met meerder regt Ministers in staat van beschuldiging gesteld worden door de nationale vertegenwoordiging dan zij die dit hebben aangeraden. De spreker brengt zijne hulde van dankbaarheid toé aan den man -, wiens helder doorzigt en goed ocleitiNederland voor ondergang in het financiële heeft behoed. De vruchten, die het Vaderland thans trelu van de cultuur, die hij in Oost-Indië heeft ingevoerd strekken hem tot belooning voor den door hem betoonden ijver. Ten slotte geeft de spreker te kennen, dat dezelfde redenen, die hem vroeger tegen v.ele wetsontwerpen deden stemmenhem daartoe ook heden nöopëndat is; Liefde voor zijn dierbaar Vaderland en opregtste verknochtheid aan den Koning en zijn Huis. De heer Warin dringt bovenal aan op eene spoedige herziening der grondwet. Thans bestaat daartoe hec geschikte oogenblik. Rondom ons beerscht vrede. Binnen *s lands bestaat rust en vertrouwen. De natie heefc veel geduid betoond. Het tegenwoordige rustige tijdstip komt welligt nimmer weder. Niet altijd zal de natie onbepaald vertrou wen schenken. Hij beschouwt het noodzakelijk dat de ministeriele verantwoordelijkheid worde ingevoerd, welke de zekerste waarborg voor de onschendbaarheid des Konings is. De heer Backer geeft zijne vreugde te kennendat het droevige woord omstandigheden, dat zoo veel kwaad berokkend heefc, vervallen is. Thans is zijns inziens, bet tijdstip geboren, dat men aan het herstel van 's lands financien mer krachtige hand kan arbeiden, dat oogenblik behoort men niet te doen verloren gaan. Hij kan de tegenwoordig* voor dragt niet aannemen: i°. omdat hij de noodige waaroorgen mista°. omdat de instelling des Syndicaals nog niet is vervallen; en 30. omdat hij de overtuiging niet heeft, dat er noch nunoch in liet vervolg eene nieuwe leening voor het Syndicaat zal behoeven gesloten te worden. De heer Schimmelpenninck doet opmerken dat het allen slechts te doen is, om de waar heid en hec voortdurend welzijn des Vaderlands. Op het verledene wil hij niet terug komen. Het tegenwoordige en de toekomst staan bij hem op den voorgrond. Wat het tegenwoordige betreftondervinden wij nu de wrange vruchten van het stelsel van vol harding en "onbepaald vertrouwen, dat men negen jaren heeft aangekleefd. Een jaarlijk- sche last van 40 millioenen aan renten en 400 millioenen aan kapitaal, is daarvan het droevige gevolg. De spreker geett de navolgende berekening van den rente last, die op de Natie drukt: Voor de 2 en 1 half pCc14,300,000. Dodatie-syndicaat2,500,000. 2de Grootboek 5 pCt. - 4,262,000. Schatkist biljetten- 392,000. O. 1. schuld 9,800,000. Thans voorgedragen- 2 800,000. Jaarlijksch nieuw, bezwaar van het Syndicaat - 4,000,000. Jaarlijksche Amortisatie O. I. schuld - 1,000,000. Totaal 39,054.000. De heer Cats verlangt ook dat de begrooting mef 4 millioen worde verminderden gelooft, dac het eens tijd wordt, dat 'sRijks uitgaven door 'slands-inkomsten worden ^De heer Rappard vermeent, dat, wanneer men het oog op 'slands financielen toestand wernt men al ras overtuigd zal zijn, dac er buitengewone zorg wordt gevorderd, 0111 de toekomst met gerustheid te kunnen ie gemoet gaan De overeenstemming tusschen Regering en Vertegenwoordiging is daartoe, zijns bedunkensgebiedend noodzakelijk. Indien de geheele kwaal worde blootgelegd, is de hoop op redding niet verloren, lhj schetst echter de noodzakelijkheid dat er krachtige maatregelen tot herstel bij de hand SeDe1heerL«^c beklaagt zich insgelijks, dat men misbruik gemaakt heeft van het goede vertrouwen de~r vertegenwoordiging, en dac men verzekeringen gegeven heeft, tegen de waarheid aan, en beloften gedaan, die men vooruit wist, dat niet gehouden konden wor den Men heeft van Regeringswege eene bednegelijke gerustheid voorgewend die slechts strekken moest, om eene majoriteit te verkrijgen, die te groot vercrouwenheeftgeschon ken. Men heeft uitgaven gedaan, waarvan de Rekenkamer geene kennis kau dragen. Men heeft lier jaarlijksche verslag van den staat van 's lands geldmiddelen, we.ke de grondwet verlangtonvolledig gemaakt. Na nog meerdere misslagen te hebben aange-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1